boeleklaaswimHet gebed is de meest wezenlijke manier om te participeren in de beweging van Gods koninkrijk.

Vanuit die uitspraak schrijf ik vandaag over het derde thema van de drie thema’s die het komende seizoen voor mij centraal zullen staan (‘spiritualiteit’, ‘retraite’, ‘gebed’). Ik leg bewust een directe verbinding met het koninkrijk, omdat het thema ‘gebed’ (‘Bidden is het beste begin’), dat komend seizoen in de Fonteinkerk centraal zal staan, direct voortvloeit uit de aandacht die we de eerste helft van 2009 aan het koninkrijk hebben besteed (‘Want van u is het koninkrijk’).

Het gebed is de meest wezenlijke manier om te participeren in de beweging van Gods koninkrijk.

Dallas Willard zegt het in The Divine Conspiracy zo:

When we pray we enter the real world, the substance of the kingdom, and our bodies and souls begin to function for the first time as they were created to function (p. 254).

Dat is een heel hoge en verheven visie op het gebed, terwijl veel christenen bidden toch vooral ervaren als een even heilige als vermoeiende plicht. Het thema gebed roep veel schuldgevoel en onvermogen wakker. Ook bij mijzelf. En dat is ook een heel voorname reden om hier een jaar lang intensief mee bezig te gaan in prediking en onderwijs, en vooral ook in de praktijk. Belangrijkste inspiratiebron daarbij is het onderwijs van Jezus over bidden en het Onze Vader dat hij ons leert. Nog een keer Willard:

Praying is a form of speaking, and it is best learned by entering the words that Jesus gave us to say to God when we pray. Het is the Master of this subject too (p. 255).

Om aan te sluiten bij een actuele discussie die gevoerd wordt en waarin Boele Ytsma een belangrijke stem heeft, onder andere in zijn aansluiting bij en zijn kritiek op Klaas Hendrikse (lees: Loflied, misverstand en een kerk rond Jezus ): ik geloof dat bij een herneming van het christelijk geloof in een postmoderne context (zoals in het kader van bijvoorbeeld de emerging church) naast het koninkrijk en Jezus ook heel prominent het gebed in beeld moet zijn. Er wordt veel geschreven en getheoretiseerd over het koninkrijk van Jezus en de impact die dit koninkrijk vandaag kan hebben – dat is allemaal prachtig en uiterst belangrijk en doe ik doe er ook graag in mee – maar wat zijn de implicaties van de uitspraak waarmee ik deze blog begon en die ik nu nog maar een keer herhaal?

Het gebed is de meest wezenlijke manier om te participeren in de beweging van Gods koninkrijk.

Het voortgaande gesprek over een God die (niet) bestaat, over het koninkrijk van God, over Jezus en over de kerk als geloofsgemeenschap kan aan betekenis en diepgang winnen als de betekenis en de praktijk van het gebed daarin een ruime plaats krijgt toebedeeld. Bidden is namelijk ook dat het derdepersoonsperspectief wordt ingewisseld voor een tweede persoonsperspectief.

Het lijkt me ook dat er wel een derde weg is tussen wat Wim Rietkerk vandaag in zijn artikel Tijd voor een tegenoffensief tegen de moderne geloofstwijfel in het Nederlands Dagblad aanduidt: de weg van de (objectieve) realiteit en de weg van de (subjectieve) introspectie. Die derde weg heet: biddende participatie in het koninkrijk van God, omdat dat de enige weg is waarlangs mensen ten diepste mens worden.

Overigens ben ik het erg eens met Wim Rietkerk dat het losmaken van de woorden van de realiteit waar de woorden naar verwijzen een doodlopende weg is. Zoals namen in de wereld van de bijbel nooit alleen maar namen zijn (de naam maakt deel uit van de wereklijkheid waarnaar wordt verwezen), zo is dat ook met woorden: ze maken deel uit van de werkelijkheid waarnaar ze verwijzen.

Het meest praktisch wordt dat waar we (opnieuw) leren om met het Onze Vader te bidden. Niet dus: het Onze Vader bidden (hoewel daar ook niets mis mee is) maar met de woorden die Jezus ons heeft aangereikt in het Onze Vader de realiteit van het koninkrijk betreden. Nog een keer Willard:

Of course mere repetition (of the words of the Lord’s prayer) is not kingdom praying. () Instead, we learn to use the words given by him to speak intelligently en lovingly to our heavenly Father, with whom we are engaged in a common life. Bu we do use these words. And with them as foundation, and only so, we move ou – partly on our own initiative, which God elicits and expects – into prayer over the details of our lifes and times “under the sun” (p. 255).