In de vorige blogpost heb ik een poging tot een eigentijdse en missionaire hertaling gedaan van de drie klassiek-gereformeerde kenmerken van de ware kerk:

1. (zuivere verkondiging) mensen ervaren dat ze door een Bijbelse verkondiging bij Jezus worden gebracht en dat er geloof ontstaat en geloof opbloeit;

2. (zuivere sacramentsbediening) mensen ervaren dat de doop en de maaltijd van de Heer  twee belangrijke middelen zijn om de persoonlijke en gezamenlijke relatie met Jezus te vieren;

3.  (zuivere tucht) mensen ervaren dat ze worden bemoedigd en vermaand om bij Jezus te blijven en niet van hem te vervreemden.

Op haar blog schreef Miranda Renkema in een heel sympathieke reactie (Waaraan herken je de kerk?) dat ze het een heel mooie hertaling vindt en peilt ze ook heel goed wat mij beweegt om het zinsdeel ‘mensen ervaren dat…’ steeds terug te laten komen:

Ten eerste: hij wil ermee benadrukken dat ‘t gaat om ménsen die bij Jezus gebracht moeten worden. En ten tweede: hij wil ermee benadrukken dat het bij die kenmerken niet gaat om dorre leerstellingen, maar dat het gaat om een levend gebeuren, dat te ervaren is.

En dan schrijft ze verder:

En toch..  ik denk dat deze woorden er eigenlijk niet horen. Het gaat bij alle drie de kenmerken namelijk écht om de kenmerken op zich: een kerk is waar als er een ‘ware’ verkondiging plaatsvindt (of mensen die nu als zodanig ervaren of niet), een kerk is echt kerk als er een ware sacramentsbediening plaats vindt, etc. En waarom? Omdat deze kenmerken dingen zijn die een kerk niet vanuit zichzelf, als gemeenschap, als instituut, voor elkaar kan krijgen. Waarheid verkondigen kan alleen vanuit een nauwe verbondenheid met het Hoofd van de Kerk, die de Waarheid is. Alleen door die bijzondere verbondenheid kan de kerk waarheid als kenmerk dragen (en daarom kun je er dan ook helemaal zeker van zijn dat je met een kerk van de Here Jezus te maken hebt). De kenmerken hangen dus niet van de kwaliteit van de gemeente af, ze komen van Buitenaf.

Ik ben het er uiteraard helemaal mee eens dat de kenmerken van de kerk niet ‘maakbaar’ zijn en dat de kenmerken alleen waarheid en werkelijkheid kunnen worden dankzij het werk van de Geest van Jezus Christus die werkt door het Woord. Maar ik vind de door mij vetgedrukte zin een lastige: wat moet ik me precies voorstellen bij ‘de kenmerken op zich’?

Ik heb het idee dat hier een laag onder zit die alles te maken heeft met het waarheidsbegrip. Hoort het spreken over kenmerken ‘op zich’ niet bij een ‘objectief waarheidsbegrip’ (iets is waar omdat het, van Godswege, zo is) en wijst Miranda op de gevaren van een ‘subjectief waarheidsbegrip’ (iets is waar omdat ik, als mens, het zo ervaar)?

En als het waar is dat de kenmerken ‘van Buitenaf’ komen (en ik geloof zeker ook dat ze van Godswege komen), dan blijf ik toch met de vraag zitten welke rol de menselijke activiteit (van predikers, oudsten, gemeenteleden) speelt bij het werkelijkheid worden van de kenmerken. Want hoe dan ook: zuivere verkondiging, zuivere sacramentsbediening en zuivere tucht is óók mensenwerk.

Misschien helpt een iets andere insteek via deze vraag: hoe schakelt de Geest mensen nu in (want het is toch het typische van de heilige Geest dat hij in de kerk mensen niet uitschakelt maar inschakelt) om te  werken aan de realisering van de kenmerken van de kerk en hoe komen we erachter dat het ook echt in de praktijk zo ‘werkt’?

Uiteindelijk gaat het me natuurlijk ook niet om een discussie over de drie kenmerken van de ware kerk zoals daarover in de confessie wordt gesproken, maar probeer ik in aansluiting bij het belijden van de kerk in taal van vandaag en in de context van vandaag (waarin de vraag of iets werkt en of je iets ook kunt ervaren) te zoeken naar een praktisch-spirituele herneming van enkele fundamentele noties voor de kerk van Jezus.

En ik wil ook (dit naar aanleiding van een andere reactie waarin gevraagd wordt of de door mij gegeven omschrijvingen wel voldoende missionair zijn) zoeken naar een hertaling die niet primair dogmatisch, confessioneel of theologisch volledig recht doet aan de oorspronkelijke bedoeling van de drie kenmerken, maar naar een hertaling waarmee ik ook in een gesprek met een zoeker die vragen heeft over wat de kerk betekent en doet aan kan komen omdat de taal voor deze zoeker verstaanbaar en ervaarbaar is.

En ten overvloede zeg ik er nog bij: ik bied hier geen eindresultaten aan, maar probeer concrete stapjes te zetten in een zoekproces rond de vraag hoe we vandaag relevant over de kerk kunnen spreken en kerk kunnen zijn, relevant voor christenen en voor zoekers.

Misschien helpt het ook nog als ik vertel dat ik me altijd al erg aangesproken voel door deze woorden van Dietrich Bonhoeffer over een nieuwe taal:

Wat verzoening en verlossing, wat wedergeboorte en heilige Geest, wat vijandsliefde, kruis en opstanding, wat leven in Christus en navolging van Christus betekent, dat is allemaal zo moeilijk en ver weg, dat we nauwelijks nog wagen om erover te spreken. (…) Het is niet aan ons de dag te voorspellen – maar die dag zal komen – dat er weer mensen geroepen worden om zó Gods woord te spreken dat de wereld er oner verandert en zich vernieuwt. Het zal een nieuwe taal zijn, volkomen a-religieus misschien maar bevrijdend en verlossend als de taal van Jezus.

Over de betekenis van het ‘volkomen a-religieus’ lopen de meningen nogal uiteen. Maar hier gaat het mij vooral om: het vinden van een nieuwe taal, bevrijdend en verlossend als de taal van Jezus!