Als voorstudie voor een prekenserie over gastvrijheid heb ik het boek ‘Engelen als gasten? Christelijke gastvrijheid’ van de Zuid-Afrikaans theoloog Robert Vosloo gelezen. Ik verwachtte een praktisch en toegankelijk boek. Maar dat bleek niet zo te zijn. Het boek bevat vooral meer filosofisch, cultuurkritisch, politiek en historisch gekleurde reflecties over gastvrijheid door de eeuwen heen. Daarmee is het boek voor mijn eigen denkproces uiteindelijk veel waardevoller geworden dan wanneer het vooral praktisch was geweest (met tips en trucs voor gastvrij kerk zijn).

Vosloo omschrijft gastvrijheid als: ‘de verwelkoming van anderen in hun anders zijn.’ Voor mijn prekenserie werk ik daarom met het ‘motto’: ‘ruimte scheppen voor de ander’. Daarover is in Vosloos boek heel veel waardevols te vinden. Gastvrijheid blijkt heel dicht tegen de kern van het christelijk geloof aan te liggen. Gods welkom aan de vreemdeling (de gemarginaliseerde, de weduwe, de asielzoeker, de mens in nood, etc.) wil na-echoën in het leven van de volgelingen van Jezus die als vreemdeling op aarde was. Maar elke vreemdeling brengt ons in het spanningsveld tussen fascinatie (het anders zijn van de ander is heel interessant en aantrekkelijk) en angst (het anders zijn van de ander is ook een aanslag op onze eigen identiteit).

Twee citaten (blz. 67 en 116, het tweede citaat een weergave van gedachten van Emmanuel Levinas) kunnen dienen als aanbeveling om dit boek te gaan lezen als een belangrijke doordenking van de gastvrijheid als wezenskenmerk van christenen en van christelijke geloofsgemeenschappen.

Gastvrijheid tegenover de vreemdeling is niet een ontkenning van de eigen identiteit. Het houdt rekening met de gevaarlijke kant van onkritische openheid naar vreemden toe. Gastvrijheid is altijd riskant, verwelkoming is een waagstuk. Wij weten niet altijd of de vreemdeling een vriend zal zijn of een vijand.

Het gelaat van de ander is niet maar een portret of tekening of masker, maar een openbaring, een verschijning – maar en vrschijning waarin het gelaat van de naaste naakt en weerloos is. De weerloosheid van de ander is enerzijds een uitnodiging tot geweld. Maar het naakte gelaat van de ander is óók de plaats waar wij zoals Mozes de wet ontvangen (dit is ons Sinaï). (…) Het gelaat van de ander roept ons op tot verantwoordelijkheid en verkondigt: gij zult niet doodslaan! Het gelaat van de ander zegt: ‘Hier ben ik’.