jezus en de discipelenOp Facebook vroeg iemand: ‘Voor mij is vaak onduidelijk wat het verschil is tussen christen en dicipelschap. Er wordt onderscheid gemaakt, terwijl ik niet snap wat het onderscheid is. Zou je me hierin kunnen helpen?’

Die vraag is een aparte blogpost waard. Want in het pleidooi voor discipelschap kan inderdaad gemakkelijk een onheuse tegenstelling sluipen tussen christen zijn en discipel zijn. Iemand als Dallas Willard, en anderen met hem, formuleert graag zinnen als: ‘De kerken zouden vol moeten zitten met discipelen van Jezus maar je vindt er vooral christenen (of ‘kerkmensen’).’ Of: ‘Je kunt wel christen zijn zonder dat je discipel van Jezus bent, maar je kunt geen discipel van Jezus zijn, zonder dat je christen bent.’

De impliciete boodschap is dat het woord ‘christen’ minder inhoud heeft dan de term ‘discipel’. Is dat terecht? In alle nuchterheid moet gezegd worden dat dit een kwestie van woordgebruik is en van wat mensen bedoelen als ze een bepaald woord gebruiken. Verba valent usu: woorden krijgen hun betekenis door het gebruik.

Het woord ‘christen’ kan al snel gebruikt worden als gelijkwaardig met ‘naam-christen’. Dan is een christen iemand die gelooft in het bestaan van God, die wellicht regelmatig naar een kerk gaat en die een in moreel opzicht netjes leven leidt, maar die niet op een diepgaande wijze zich laat vormen door Christus en leiden door de Geest in alle dingen van het leven. Een ‘christen’ is dan iemand die gelooft in de vergeving van de zonden en zeker is van een plaatsje in de hemel zonder dat dit leidt tot een veranderd leven.

Maar het woord ‘christen’ heeft van zichzelf uiteraard een veel diepere betekenis. Een christen is iemand die zich noemt naar Christus omdat Christus blijkbaar alles voor hem of haar is. Christen is ook een naam die in de Bijbel enkele keren wordt gebruikt voor de volgelingen van Jezus. Bijvoorbeeld: ‘Het was in Antiochië dat de leerlingen voor het eerst christenen werden genoemd’ (Handelingen 11:26). En als je de uitleg van de Heidelbergse Catechismus leest, dan wordt ook duidelijk dat christen zijn een diepgaande werkelijkheid aanduidt (Zondag 12, vraag en antwoord 32):

Waarom wordt u een christen genoemd? Antwoord: Omdat ik door het geloof een lid van Christus ben en zo deel heb aan zijn zalving, om: als profeet zijn naam te belijden, als priester mijzelf als een levend dankoffer aan Hem te offeren, en als koning in dit leven met een vrij en goed geweten tegen de zonde en de duivel te strijden en na dit leven in eeuwigheid met Hem over alle schepselen te regeren.

Tegelijk is het dus ook zo dat mensen zichzelf christen kunnen noemen zonder dat er in de praktijk van het dagelijkse leven sprake van een daadwerkelijk navolging van Christus.

De voorkeur voor de term discipelschap wil voor die realiteit aandacht vragen. Het woord ‘discipel’ (of ‘leerling’) impliceert meer dan het woord ‘christen’ een heel bewuste keuze van de gelovige om Jezus daadwerkelijk te volgen op een manier die levensveranderend is. Ik gebruik zelf graag  deze (aan Dallas Willard ontleende) omschrijving van een discipel/leerling:

Een leerling ben je als je Jezus bewondert om zijn wijsheid en goedheid, als je ernaar verlangt om steeds in zijn nabijheid te zijn, om je door hem te laten leiden en helpen in alle aspecten van je dagelijkse leven, zodat je steeds meer wordt zoals hij.

Ik zou er zelf dus geen enkel probleem mee hebben om in deze omschrijving op de plek van ‘leerling van Jezus’ de naam ‘christen’ in te vullen. Maar de praktijk maakt het denk ik nodig onderscheid aan te brengen tussen ‘christen zijn’ enerzijds en ‘discipel zijn’ anderzijds, hoewel het fundamenteel dus over hetzelfde gaat.

De voorkeur voor de term ‘discipel’ wordt wat mij betreft wel gevoed door het gegeven dat in heel veel kerken discipelschap nauwelijks tot geen structurele aandacht krijgt. En dat is natuurlijk merkwaardig. Als het Nieuwe Testament een boek over discipelschap is, geschreven door discipelen en voor discipelen, dan is het terecht dat er een herwaardering van de termen ‘discipel’ en ‘discipelschap’ plaats vindt zodat deze praktische thematiek veel hoger op de agenda van het kerkelijk leven kan komen. Hoe helpen we elkaar om in het dagelijkse leven discipelen te zijn én discipelen te maken (Matteüs 28:19)?