jesusHet verhaal dat ik in de vorige blogposts heb verteld is een navertelling van wat Robbert Webber schrijft in zijn boek ‘Ancient-Future Evangelism. Making Your Church a Faith-Forming Community’. Het is tijd om een paar conclusies te trekken.

Die conclusies gelden zeker niet overal en voor iedereen. Ik schrijf ze vanuit mijn eigen huidige context: een grote stadsgemeente in Zwolle, die staat in de gereformeerd-vrijgemaakte traditie. De conclusies staan denk ik nog wat los naast elkaar, want ik heb nog niet het gevoel dat ik al een totaalplaatje kan geven c.q een totaalvisie kan bieden. (Lees ook nog: De kerk is dé plek voor discipelschap.)

  1. Het wordt de hoogste tijd om eens echt onder ogen te zien dat heel veel catechetisch onderwijs (aan de jongeren in de kerk) nog altijd gericht is op kennisoverdracht, hoezeer we ook al ons best doen om ook de relationele component te honoreren. Aan het rationele het relationele toevoegen levert gewoonweg nog geen discipelschapstraject op.
  2. Hoeveel goede dingen er ook te zeggen zijn over de praktijk van de kinderdoop, deze praktijk heeft in de kerk wel doop en discipelschap van elkaar losgemaakt. Dat is niet Bijbels. Discipelschap en doop zijn volgens de Grote Opdracht onlosmakelijk met elkaar verbonden (‘maak leerlingen door hen te dopen en hen te leren’). Daarmee voer ik geen pleidooi voor het afschaffen van de kinderdoop maar een pleidooi voor een hernieuwde bezinning op de vraag hoe doop en discipelschap zich in de gemeente van Christus tot elkaar verhouden. Het is bijvoorbeeld prachtig om doopgesprekken en doopvoorbeeidingsavonden met ouders te hebben die een baby hebben gekregen en er dan samen van te genieten ‘dat onze kinderen bij God horen’. Maar zulke ontmoetingen zullen per definitie veel meer in het teken moeten staan van wat het voor de ouders betekent om een discipel van Jezus te zijn en hoe ze daarin willen groeien en verder gevormd willen worden. Oftewel: we zullen op een veel duidelijker manier de doop moeten leren zien als onderdeel van een heel concreet discipelschapstraject, allereerst voor ouders, en vervolgens ook voor de gedoopte kinderen.
  3. Als er in de gemeente een volwassene wordt gedoopt, moeten we ons realiseren dat dat in een kinderdopende kerk een uitzondering op de regel lijkt, maar dat de volwassendoop de regel was in de eerste eeuwen van de christelijke kerk. Als christelijke kerk in een postmoderne samenleving hebben we inmiddels ontdekt dat we ook post-christendom leven en post-Constantijn de Grote. Dat is een krachtige uitnodiging om terug te keren naar de praktijk van de Vroege Kerk als het gaat om discipelschap. Wat toen in het proces van christelijke vorming nog bij elkaar hoorde, is in de loop van heel veel eeuwen dus uit elkaar gevallen.
  4. We moeten met elkaar ongelooflijk blij zijn met veel parakerkelijke organisaties die beter dan de lokale kerken dat doen bezig zijn met discipelschapsprocessen (ik denk speciaal even aan Youth for Christ en Nederland zoekt…). Tegelijk moeten we zeggen: dit is níet normaal! Normaal is dat lokale kerken op een doelgerichte, inspirerende en door de Geest geleide manier bezig zijn met hun éne centrale taak: discipelen maken die discipelen maken (Matteüs 28:18-20).
  5. Het is van groot belang dat ‘missionair gemeente zijn’, ‘evangelisatie’ en ‘jeugdwerk’ veel dichter op elkaar betrokken worden. Zo is het ook de hoogste tijd dat we door de bril van missie en evangelisatie kijken naar het vormingsproces waarin we onze jongeren willen brengen.
  6. We moeten met elkaar opnieuw een ontwerp maken van hoe het hele discipelschapsproces in de kerk eruit ziet voor kinderen en jongeren die ‘in de kerk geboren zijn’. Daarbij moeten we ook bedenken dat het ene ritueel van het belijdenis doen een veel te magere manier is om recht te doen aan het belang van markeringsmomenten op de weg van het discipelschapsproces.
  7. De beweging die in kerken momenteel gaande is (en waarvan de grenzen ook al wat in zicht komen) namelijk de beweging van rationeel en verstandelijk naar meer gevoelsmatig en ervaringsgericht is maar in heel beperkte mate de beweging waar het momenteel om zou moeten gaan. Dé beweging die op dit moment alle aandacht moet krijgen is deze: van een kerk die ‘kerkmensen’ maakt naar een kerk die (weer) discipelen maakt die op hun beurt discipelen maken.
  8. Het blijven denken in termen van ‘binnen’ en ‘buiten’ (binnen kerken meestal doorvertaald naar “het moet ‘binnen’ eerst op orde zijn voor we naar ‘buiten’ kunnen”) is funest voor het ontwikkelen van een discipelschapscultuur.

Tot zover eerst maar even. Een mooi moment om onderstaande statement nog eens op je in te laten werken: