In zijn blog schrijft Remmelt:  “Het belangrijkste wat ik bij Hull lees is (…) is zijn derde stap: wees zelf een voorbeeld als voorganger en als oudsten. Hier raakt hij voor mij de crux van alles rond discipelschap.” Remmelt verwoordt dat we van prediking/verkondiging niet veel moeten verwachten als het gaat om groei in discipelschap. Verkondiging (zie de afbeelding) leidt niet zomaar tot verandering (rode stippellijn). Voor die verandering (van het gemeentelid, de discipel, de christen) is de voorbeeldrol van de voorganger of ambtsdrager of andere geestelijke leider onmisbaar.

Remmelt nog een keer: “Wat mist – en dat is gelijk de essentie van discipelschap – is je eigen plek daarin als voorbeeld. Belichaam jij als voorganger, als leider binnen je gemeente ook je boodschap? Ben je daarin authentiek, benaderbaar, zichtbaar en gewoon aanwezig? Of blijven we zelf er toch wat buiten staan?” En dan luidt de vraag aan mij: “Maar hoe werkt voor jou dat ‘voorbeeld’ zijn dan? En herken je mijn plaatje en opmerkingen?”

Allereerst: ja, ik herken het plaatje. Ik herken dat het heel belangrijk is dat ik me als voorganger ook zelf persoonlijk moet inbrengen en aanwezig en benaderbaar moet zijn in wat ik doe in de gemeente (in preken, pastoraat, kerkenraadsvergaderingen, miniwijkbijeenkomsten, catechese en wat er zich zo verder aan dingen afspeelt in een kerk). Toch is de voorstelling van zaken me wat te eenvoudig. Het gegeven plaatje past naadloos bij het instrument dat Mike Breen aanreikt: de huddel, waarin de voorganger (of een andere geestelijke leider) met een kleine groep andere mensen een intensieve en persoonlijke relatie aangaat om samen een leerproces door te maken.

Maar volgens mij moeten we eerst breder in beeld brengen waar het in de leerprocessen in de gemeente (want daar hebben we het ten diepste over) nu eigenlijk mis gaat. Daarvoor is de leercirkel-theorie  van Kolb heel relevant: een evenwichtig, integraal, holistisch leerproces bevat naast nieuwe theorie ook concreet ervaren, samen reflecteren en actief experimenteren. Het zal duidelijk zijn – en ik vermoed dat Remmelt daarmee instemt – dat het overgrote deel van de leerprocessen (als je al van leren kunt spreken) in de kerk eenzijdig focust op ‘nieuwe theorie’ (preken, preken, preken) met daaraan in het gunstigste geval gekoppeld samen reflecteren. De concrete ervaring en het actief experimenteren zijn goeddeels buiten beeld in veel kerkelijke leerprocessen. Het is me daarom wat te eenzijdig om nu vooral aandacht te vragen voor het voorbeeld-zijn van de voorganger (en andere geestelijke leiders). Het gaat om integrale leerprocessen die overal in de gemeente kunnen en zouden moeten plaats vinden, ook als er geen voorganger te bekennen is.

action-learningIk wil ook een andere driehoek laten zien die ik gevonden heb bij Alan Hirsch (zie de afbeelding hiernaast). Deze afbeelding maakt duidelijk dat verandering (nieuw gedrag) niet langs Griekse weg tot stand komt namelijk door alleen maar de weg van het nieuwe denken te gaan, maar wel langs Hebreeuwse weg tot stand kan komen, een weg waarop het nieuwe gedrag van meet af aan ook daadwerkelijk wordt geoefend en waarin actie-reflectie, belichaming, mentoraat en voorbeeldgedrag onmisbaar zijn en de kern van het leerproces vormen.

Remmelt en ik zijn het op dit punt dus ongetwijfeld heel erg eens. Alleen zie ik dat voorbeeld-gedrag van de voorganger ook functioneren ook als hij preekt, als hij pastorale gesprekken voert, als hij een cursus leidt. De intensiteit kan dan niet dezelfde zijn als die in bijvoorbeeld een huddel. Maar ook dan is er nog steeds sprake van voorbeeld zijn.

Oftewel voorbeeld zijn is een aspect van iets breders: dat er in de kerk holistische leerprocessen plaats vinden waar mensen zich persoonlijk met elkaar verbinden, elkaar inspireren in hun denken en praten en doen.

De zin “Wat mist – en dat is gelijk de essentie van discipelschap – is je eigen plek daarin als voorbeeld” is me daarom wat te smal geformuleerd. Ik zou het eerder zo zeggen: Wat mist – en dat is gelijk de essentie van discipelschap – zijn holistische, integrale leerprocessen waar voorgangers en volgers, waar medeleerlingen zichzelf in het spel brengen en elkaar – ook langs de weg van accountablity – inspireren en helpen in hun leerproces. Want inderdaad: alleen maar nieuwe ’theorie’ inbrengen (of oude ’theorie’ voortdurend herhalen) zet geen zoden aan de dijk.

Maar dat neemt niet weg dat ook prediking/verkondiging een essentiële rol kan spelen in het discipelschapsleerproces. Je moet er niet álles van verwachten maar nog wel véél. De vraag is niet óf preken een rol spelen in het proces waarin een lokale kerk groeit in een discipelschapscultuur, maar wélke rol ze spelen. Daarover zal het de volgende blog verder gaan.