Ik kwam het boekje in de bibliotheek tegen en heb meteen zelf een exemplaar aangeschaft. Het is klein. Het telt weinig bladzijden. Maar het is van Henri Nouwen, en dus heel goed. Wat zegt hij toch veel in weinig woorden. Elke zin is het waard om er wat tijd mee door te brengen.

Ik heb het over het boekje ‘Een spiritualiteit van het leven’, vertaling van ‘A Spirituality of Living’. Het is in deze vorm uitgegeven door de Henri Nouwen Society (in Nederland is er de Henri Nouwen Stichting) die het gedachtegoed van de in 1996 overleden auteur blijvend onder de aandacht wil brengen. Er is zelfs een reeks bezig te verschijnen onder de titel ‘Spiritualiteit in de praktijk’. Ter inleiding wordt geschreven: “Henri Nouwen zocht de kern van het leven op. Hij kon er niet afstandelijk naar kijken: nieuwe ervaringen en relaties vloog hij altijd in volle vaart binnen. Hij bekeek de wereld met de gretigheid van een kind, overtuigd dat hij midden in het leven de God zou vinden die onvoorwaardelijk van ons houdt.”

Het boekje is, zoals heel veel van Nouwens boeken, opgezet vanuit een drieslag met daaromheen een inleiding en een uitleiding. Hier kiest hij voor een spiritualiteit van het leven die een afwisseling is van alleen zijn, gemeenschap en dienstbaarheid. Hij baseert deze drieslag op het bijbelgedeelte (Lucas 6:12-19) waarin wordt verteld dat Jezus de nacht alleen met zijn Vader doorbracht (alleen zijn), om vervolgens in de ochtend twaalf leerlingen uit te kiezen om het leven mee te delen (gemeenschap) en om daarna in de middag erop uit te trekken om te verkondigen en te genezen (dienstbaarheid).

Je ziet dat er een volgorde is: eerst alleen zijn, dan een gemeenschap vormen, en vervolgens zorgen voor anderen. De nacht is er om alleen te zijn; de ochtend om gemeenschap te vormen; de middag om voor anderen te zorgen.

Alles begint met alleen zijn bij God; daarna ontstaat een groep verwante mensen, die samen een zending hebben en uiteindelijk gaat die gemeenschap eropuit om anderen te genezen en de Goede Boodschap te brengen.

Ik denk dat wij alleen zijn, gemeenschap en zorg voor anderen kunnen zien als de drie disciplines waarmee wij ruimte scheppen voor God. Als wij ruimte scheppen waarbinnen God kan handelen en spreken, zal er iets verrassends gebeuren. Jij en ik, wij zijn geroepen om die disciplines aan te leren, wij willen immers leerlingen zijn. (blz. 22-23)

Zo eindigt het inleidende hoofdstukje. Heerlijk om te lezen, omdat het Henri Nouwen altijd weer lukt om een spirituele snaar te raken waar we als kerken en christenen op zoek zijn naar de kern.

Als hij de discipline van het alleen zijn beschrijft, valt op dat hij bidden niet omschrijft als spreken met God, maar juist als luisteren naar God. We hebben het gebed zo nodig omdat we steeds van God zelf moeten horen dat we zijn geliefden zijn. Hij moet ons geven wat anderen ons niet kunnen geven (ook al verwachten we dat wel vaak van hen): dat we geliefd zijn, onvoorwaardelijk. Zodra we het van andere mensen of van andere zaken gaan verwachten, worden we onvrij. En dat brengt me bij de vraag die boven deze blogpost staat en die wat mij betreft een uitnodiging is om dit prachtige boekje te kopen of te lenen en het te lezen, omdat het zo mooi is, zo eenvoudig en zo diep tegelijk:

We zijn pas echt vrij in deze wereld als wij willen horen wie wij naar waarheid zijn: geliefde mensen. Daarover gaat het gebed. (…) Wij moeten bidden. Wij moeten luisteren naar de stem die ons geliefden noemt. (blz. 31-32)