Preek over 1 Korintiërs 12:26-27, gehouden door Jos Douma in de Ontdekdienst op zondagmorgen 5 februari in de Plantagekerk Zwolle.

Ik lees vers 26 en 27 uit 1 Korintiërs 12 nog een keer voor.

Als één deel van het lichaam pijn heeft, voelen alle andere delen die pijn ook. En als één deel van het lichaam extra goed verzorgd wordt, genieten alle andere delen daar ook van. Zo is het ook met jullie. Jullie vormen samen één kerk, ieder van jullie hoort erbij. Want jullie horen allemaal bij Christus.

Ik vind het mooi dat deze zinnen eindigen met Christus. Want bij hem is het goed. Bij hem ben je veilig. Hij kent en ziet je.

Maar ik kan me ook voorstellen dat je bij die eerdere zinnen denkt: ja, dat staat er wel zo mooi, maar zo is het niet. “Als één deel van het lichaam pijn heeft, voelen alle andere delen die pijn ook.” Dat is inderdaad wel zo in een lichaam. In mijn lichaam. Als ik een zere duim heb omdat ik er met een hamer op heb geslagen, ja dan weet mijn hele lichaam dat en voelt ook mee. Of als ik hoofdpijn heb, of niet goed kan zien, of niet goed weet wat ik moet gevoelens moet, of in een rolstoel moet zitten – ja, mijn hele lichaam is daarbij betrokken. “Als één deel van het lichaam pijn heeft, voelen alle andere delen die pijn ook.”

Maar ja, is dat ook zo in de kerk? Dat is natuurlijk een mooi beeld: de kerk als lichaam van Christus. Maar lijkt de kerk soms niet méér op een bak vol knikkers: wel dichtbij elkaar, maar de ene knikker heeft er werkelijk geen idee van wat er met de andere knikker aan de hand is. De kerk lijkt ook wel eens een kruiwagen vol kikkers: ze springen alle kanten op, en we doen ons best ze bij elkaar te houden, maar die kikkers zijn uiteindelijk alleen met zichzelf bezig. De kerk lijkt soms op een supermarkt waar we allemaal afzonderlijk van elkaar ons karretje volladen met geestelijk voedsel.

En dan zegt Paulus wel zo mooi: “Als één deel van het lichaam pijn heeft, voelen alle andere delen die pijn ook.” Maar jij denkt misschien: ‘Wat zou het mooi zijn als dat waar was. Maar ik ben één deel van dat lichaam en ik heb pijn, maar niemand anders voelt dat.”

Ja, we moeten dat maar eerlijk tegen elkaar zeggen: we zijn vaak eenzaam in onze pijn, in de dingen die ons beperken in ons leven. Zichtbare beperkingen, die iedereen kan zien, maar juist dan kunnen omstanders ook schroom hebben je daarin te zien en te bemoedigen.

Onzichtbare beperkingen die we niet eens weten van elkaar. We zijn vaak eenzaam in die pijn, omdat we het niet delen, niet kunnen delen soms, of niet willen delen. We proberen ons er zelf een beetje mee te redden. In eenzaamheid. Zo goed en zo kwaad als het gaat. Dat is er.

Gelukkig is er ook de andere kant. Dat we merken dat we met onze beperkingen gezien worden, dat we meeleven ervaren en hulp krijgen. Dat als we er doorheen zitten er iemand is die ons er weer bovenop helpt. Dan voelen we ons gezien, ook al is er niks opgelost, en zijn de beperkingen er nog steeds.

En daar zit dan nog weer van alles tussen in. Tussen aan de ene kant echt eenzaam zijn in je pijn, niet gezien, en aan de andere echt gezien zijn en het samen delen. Daar zit van alles tussen in: hoogtepunten van meeleven en meevoelen, dieptepunten van gekwetst zijn en je niet gezien voelen. ‘Niemand begrijpt me echt.’

Dat is er allemaal als het gaat over leven met beperkingen, van een verstandelijke handicap tot een stoornis in het autismespectrum, van gebondenheid aan een rolstoel tot slechthorend of slechtziend zijn, van chronische vermoeidheid of pijn tot depressiviteit en fobieën en andere psychische problemen.

“Als één deel van het lichaam pijn heeft, voelen alle andere delen die pijn ook.” Als constatering kan die uitspraak pijnlijk zijn. Maar laten we het vanmorgen vooral ook horen als een uitnodiging om meer oog te hebben voor delen van het lichaam die beperkingen kennen, die zwakker zijn, en voor wie het leven vaak echt zwaar is.

Daar heeft Paulus het ook over: “Een lichaam bestaat dus uit veel delen, en al die delen zijn verschillend. Want als ze allemaal hetzelfde waren, zouden ze nooit met elkaar één lichaam kunnen vormen. (…) Sommige delen van het lichaam lijken minder belangrijk, maar we hebben ze toch echt nodig.” Ja, zo werkt dat vaak wel: dat we mensen die leven met beperkingen zien als minder belangrijk, of dat ze zichzelf zo zien.

En zo zit de samenleving ook vaak in elkaar. Mensen met beperkingen raken weg in de marge. Maar dat is in de kerk anders. Zegt Paulus. Dat is het goede nieuws over de kerk als de plek waar iedereen gezien wordt, waar iedereen belangrijk is, waar niemand gemist kan worden.

Eigenlijk gaat het hier nog een stapje verder: juist de delen die zwak zijn en minder belangrijk lijken, juist die delen hebben meer aandacht nodig. En de kerk als het lichaam van Christus is de plek waar dat gebeurt. Tenminste, het blijft kwetsbaar om dat zo te zeggen, want er is ook heel veel pijn en teleurstelling op dit gebied. En daarom is het zo belangrijk om er vandaag een keer speciaal aandacht voor te hebben en elkaar te bemoedigen.

Een bekend citaat van Leonard Cohen kan ons hier helpen: “There’s a crack in everything, that’s where the light gets in.” In alles zit een barst, daar komt het licht binnen.

Juist onze gebrokenheid kan ook een vindplaats worden van echtheid, van kwetsbaarheid, van afhankelijkheid. En daar heeft Paulus het over als hij schrift over de kerk als lichaam van Christus. Want dat lichaam is ook altijd het gebroken lichaam van Christus. We zijn bij dat beeld van dat lichaam misschien geneigd om aan een mooi en gezond lichaam te denken. Een lichaam dat beantwoordt aan het schoonheidsideaal van onze westerse samenleving. De kerk als perfect lichaam.

Maar dat is natuurlijk helemaal niet zo. Als we spreken over de kerk als lichaam van Christus spreken we ook over het gebroken lichaam van Christus. Hij zei eens: Dit is mijn lichaam voor u! Een gebroken lichaam. De kerk als gebroken lichaam van Christus, als de ruimte waar gebrokenheid er mag zijn, niet weggemoffeld wordt, niet genegeerd wordt. De kerk als gebroken lichaam van Christus.

En als we dat concreet op het gemeente-zijn betrekken waar we allemaal als gemeenteleden kwetsbare mensen zijn en waar daarbij ook nog velen zijn die leven met een handicap of een andere beperking, dan zeggen we – zonder nu iets af te doen aan de moeite die dat ook echt met zich meebrengt – dat we juist in die kwetsbaarheid iets zien van Gods genade en Gods licht. Als gezond gemeentelid kun je je soms verwonderen over de afhankelijkheid waarin iemand met een beperking leeft, want zelf wil je altijd alles onder controle hebben. En hoe mooi is het om bijvoorbeeld jonge kinderen die een verstandelijke of lichamelijke beperking hebben te horen als ze praten over Jezus. Hun geloof is zo puur, om jaloers op te zijn en heel bemoedigend.

We denken vaak dat gezonde mensen die zieken moeten bemoedigen. Maar het is ook vaak andersom: juist mensen die ziek zijn of worstelen met een beperking kunnen daarin een bemoediging zijn voor wie gezond zijn.

Want iemand die al langer moet leven met een beperking heeft daardoor levenservaring die ik het niet heb. Hij of zij heeft geleerd om in geloof een wég te vinden, om afhankelijk te zijn, om geduldig te zijn. Zou ik dat wel kunnen?

Wat ik maar wil zeggen is dit: in het lichaam van Christus zijn álle lichaamsdelen belangrijk. We zijn allemaal anders. En het mooie is: als jij náást je broer of zus gaat staan, dan blijkt dat hij of zij naast jóú is komen staan. Daarom zijn we allemaal nodig, gezond, ziek, zónder beperking, mét een beperking, ouderen, jongeren… Iedereen, allemaal even belangrijk in het lichaam van Christus, omdat God dat zo heeft bedacht.

Maar het klinkt makkelijker dan het is. Samen zijn. Er zijn voor elkaar. Soms weten we ook niet zo goed wat we voor de ander kunnen betekenen. Óplossen, rédden, genézen… dat kunnen we niet. Maar betekent dat ook dat we niet dichtbíj kunnen zijn? Dat kan wel en we kunnen het allemaal. Aandacht geven. Belangstelling tonen. Een praatje maken. Een kaartje sturen. Een compliment geven. Dat is allemaal bemoedigend. Zo zorgen we voor elkaar.

Paulus schrijft: “We zorgen dus extra goed voor die delen van ons lichaam die dat nodig hebben.” Dat is de uitnodiging vandaag. Dat we elkaar leren zien, dat we speciaal ook leren zien wie leven met beperkingen. En dat we ook ontdekken dat beperkingen soms ook mogelijkheden zijn waarin we een speciale gave ontdekken. Wie leeft met beperkingen op een bepaald gebied kan extra begaafd zijn op een ander gebied.

Nog een keer Paulus: “Als één deel van het lichaam pijn heeft, voelen alle andere delen die pijn ook. En als één deel van het lichaam extra goed verzorgd wordt, genieten alle andere delen daar ook van.” En dan zegt hij: “Zo is het ook met jullie. Jullie vormen samen één kerk, ieder van jullie hoort erbij. Want jullie horen allemaal bij Christus.”

Ja dat is misschien wel het meest wezenlijk. We horen allemaal bij Christus. In ieder van ons, welke beperking we ook hebben, in ieder van ons wordt iets van Christus zichtbaar. Steeds op andere manieren. Jezus was in ons midden als iemand die onze beperkingen kende en ze droeg. En Jezus is vandaag door zijn Geest in ons midden en heel de Bijbel getuigt ervan dat de God van Jezus zelfs een voorkeur heeft voor wat zwak is, kwetsbaar, afhankelijk en arm.

Jezus opent er zijn Bergrede mee: Het echte geluk is voor wie weten dat ze God nodig hebben. Voor hen is Gods nieuwe wereld. Juist in onze beperkingen hebben we Gód nodig.

“Jullie vormen samen één kerk.”
“Jullie horen allemaal bij Christus.”

Ja, in Christus komt alles bij elkaar. De gekruisigde Christus, de gewonde Christus, de door het leven gebroken Christus, de door God gebroken Christus – bij hem horen we allemaal. En hij weet er wel weg mee, met al die zichtbare en onzichtbare beperkingen. Hij kent ze. Hij draagt ze.

En hij zegt: Kom bij mij als het je teveel wordt.

En hij zegt: Alles maak ik nieuw.

En hij zegt: Heb elkaar lief. Dien elkaar.

Dat is zijn uitnodiging vanmorgen, voor ons allemaal, levend met onze beperkingen en onmogelijkheden:

“Vorm samen één kerk.”
“Jullie horen allemaal bij Christus.”

Ontdek Christus in elkaar. Misschien breekt zijn licht wel precies op de plaats van onze beperkingen ons leven binnen.

Laten we zingen: ‘Ik wil jou van harte dienen en als Christus voor je zijn.’