Deze week is het nieuwe boek van John Lapré verschenen. Na zijn ‘De veilige kerk. Acceptatie van seksuele diversiteit binnen de christelijke geloofsgemeenschap’ is er nu ‘Stoppen met moeten. Op weg van stress naar stilte’. John heeft me gevraagd een voorwoord voor dat boek te schrijven. Dat heb ik graag gedaan! Hieronder vind je het voorwoord.

Voorwoord

Ik verlang sterk naar rust en stilte. Ik hunker naar momenten dat er even niks hoeft, waarin het om me heen stil wordt, waarin het van binnen stil wordt en waarin Gods zachte en liefdevolle stem tot klinken kan komen (want God schreeuwt niet, Hij fluistert).

Wat is het heerlijk om dan in dit boek van John Lapré, een broeder, te ontmoeten die dit verlangen deelt en hartstochtelijk zoekt naar de schatten van de stilte en de rust. Dat zoeken van een schat bepaalt me meteen bij een belangrijke uitspraak van Jezus in de Bergrede (Matteüs 6:19-21):

Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en ​dieven​ breken in om ze te stelen. Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen ​dieven​ in om ze te stelen. Waar je schat is, daar zal ook je ​hart​ zijn.

Wat helpt dit boek me om met dat verzamelen van hemelse schatten bezig te zijn en die schatten in mijn hart te vinden, in de binnenste stilte die hemelse kwaliteit blijkt te hebben. En wat is het ook waar wat John schrijft: ‘Een samenleving waarin burn-outs op de loer liggen, moet erkennen een samenleving te zijn waarin mensen zich kapot rennen. Zo’n samenleving heeft een schreeuwende behoefte aan stilte, aan rust.’ De weg die Jezus wijst, de weg naar binnen, naar de stilte, naar het gebed van het hart, is precies de weg die alle mensen nodig hebben, christen of niet.

Zelf heb ik ook gemerkt hoe belangrijk het is om de stilte samen met anderen te zoeken. In de loop van de jaren heb ik de praktijk van de lectio divina ontdekt. Dat is een manier van omgaan met de bijbel vanuit het hartstochtelijke verlangen de stem van de Geest te horen die klinkt door de woorden heen die de Schriften ons aanreiken. Wat speelt stilte dan een belangrijke rol. Een stilte die ruimte geeft om echt te luisteren, met hart en ziel, en te komen tot gebed en contemplatie. In de Plantagekerk in Zwolle, waar ik predikant ben, is er elke vrijdagmorgen een samenzijn om de lectio divina te beoefenen. Met als kern: twintig minuten stilte om te luisteren naar Gods stem. Onlangs klonken deze woorden in die stilte (Jesaja 43:19):

Zie, ik ga iets nieuws verrichten,
nu ontkiemt het – heb je het nog niet gemerkt?
Ik baan een weg door de woestijn,
maak rivieren in de wildernis.

Hoe kostbaar en bemoedigend is het dan om in deze woorden de stem van de Heer te horen (‘alles maak Ik nieuw’) en vol vertrouwen verder te gaan omdat Hij aan het werk is, ongezien en ongedacht, maar wel altijd heel echt.

Ik herken het als John schrijft over de worsteling met de stilte en met de woorden die dan klinken. Want ook mijn eigen stem laat zich gelden. ‘Zou God echt aan het werk zijn? Waar merk ik dat dan eigenlijk aan? Is het niet beter om toch mijn eigen plan te trekken? En hoe kan het dat ik vooral wildernis zie en zo weinig rivier?’ Dat is de aanvechting die er ook altijd is. Stil zijn en luisteren confronteert me ook met mezelf en met de gebroken werkelijkheid waarin ik leef.

Dan probeer ik mezelf altijd weer te herinneren aan wat Bonhoeffer eens schreef toen hij het had over meditatie en stilte: ‘Zoek God, en geen blijdschap’. Dat is het precies: stil zijn en luisteren is gehoorzaam zijn aan Gods opdracht: ‘Zoek mijn aangezicht’. Als dat leidt tot blijdschap, dank er God voor! Zo niet, dan was je in elk geval gehoorzaam door God te zoeken.

Alle inspirerende verhalen die John in dit boek vertelt, over zijn eigen leven en over anderen, herinnerden mij aan een monastiek verhaal dat ik al vele jaren geleden vond (het zal in 1994 geweest zijn) en dat ik destijds in preken die ik hield regelmatig doorgaf. Ook om mezelf met dat verhaal weer te bemoedigen en terug te laten keren naar de kern.

Twee monniken vonden in een oud boek een belofte: aan het einde van de duizend wegen van deze wereld is een plaats waar hemel en aarde elkaar raken. Daar is een deur. En wie met reine handen op die deur klopt, hem zal worden opengedaan. En hij zal over de drempel gaan en God ontmoeten en zijn heerlijkheid aanschouwen. Een prachtige belofte!

De twee monniken vroegen verlof en verlieten het klooster, om die deur te zoeken en te vinden. Ze bewandelden de duizend wegen van de wereld. Ze doorstonden de duizend verleidingen van het leven. Ze droegen de duizend lasten van het onderweg-zijn. Al wandelend werden ze oud en moe. Maar hun verlangen om God te ontmoeten en zijn heerlijkheid te zien, bleef branden in hun hart.

En op een dag bereikten ze hun doel. Daar was de deur. Daar was de drempel. Daar was de weg naar Gods heerlijkheid. Maar aankloppen mochten ze nog niet. Want eerst moest vast komen te staan of hun handen bij het zoeken rein waren gebleven.

Zeven nachten lang waren ze in de macht van de verzoeker. Hij toonde hun alles wat de wereld te bieden had maar waarvan ze afstand hadden gedaan vanwege de belofte. Maar hun handen bleven rein. Ze sloten zich niet om de verleidingen van de verzoeker maar bleven geopend voor de belofte van God. Toen kwam de morgen van de verhoring. Bedeesd als kinderen klopten ze aan. Als kinderen deden ze hun ogen dicht toen de deur openging. Voorzichtig gingen ze de drempel over, met gesloten ogen.

Toen keken ze op, en ze verwachtten God te ontmoeten en zijn heerlijkheid te zien. En zie, ze bevonden zich in de cel van hun klooster, van waaruit ze lange tijd geleden vertrokken waren. Op de tafel lag de bijbel opengeslagen. En de klok riep hen tot het morgengebed.

Ik hoop van harte dat dit boek van John Lapré een bijdrage zal zijn aan wat hij een stilterevolutie noemt! Sterker nog: ik hoop dat jij en ik mee gaan doen aan die revolutie van stilte die een spirituele revolutie zal blijken te zijn, een revolutie van genade en van tederheid.

Zwolle, januari 2018


Lees ook deze blogpost van John: Ooit was stilte een wezenlijk onderdeel van kerk-zijn.