Vandaag maak ik weer een begin met schrijven op mijn weblog. Het is ruim drie maanden geleden dat ik hier voor het laatst iets schreef.  In de voorbije tijd had ik (naast vakantie) een uitgebreide studieretraite. En die heeft me veel gebracht. Daarover hoop ik hier de komende tijd regelmatig wat te vertellen. Belangrijke thema’s zullen zijn: stilte, contemplatie, contemplatief predikantschap, monastieke spiritualiteit, kloostercel, spiritueel tekort, de weg van zuivering, verlichting en vereniging enzovoort.

Maar eerst maar even een stevige stelling waarmee ik primair mezelf wakker wil schudden en wakker wil houden. Een van de teksten die ik regelmatig lees, ter spirituele inspiratie, is van Eugene Peterson. In het Engels schrijft hij over de ‘Unbusy Pastor’: de predikant die niet druk is dus. Peterson schrijft al decennialang over de spiritualiteit van de predikant. Hij pleit voor een contemplatief predikantschap, maar ziet dat predikanten vaak vooral druk zijn: managen, branden blussen, aan verwachtingen voldoen.

Hoe kan het dat predikanten zo druk zijn? Bezig met van alles en nog wat tot ze er burnout van raken? Daar zijn volgens Peterson twee redenen voor. Hij schrijft erover in de ik-vorm omdat hij zichzelf even goed herkent/herkende in de praktijk van het druk-zijn (ik geef er in het nu volgende een eigen ietwat vrij vertaling van).

1. Ik ben druk omdat ik ijdel ben. Ik wil belangrijk lijken. Betekenisvol. Hoe kan ik dat beter doen dan door druk te zijn? De vele, vele uren, de overvolle agenda en de hoge eisen die aan mijn dagbesteding worden gesteld, zijn er voor mezelf een bewijs van – en voor iedereen die het ook opmerkt – dat ik belangrijk ben. Als ik naar een dokter ga en in de spreekkamer zie die er niemand op hem wacht, en ik zie door de half geopende deur dat de dokter een boek aan het lezen is, dan vraag ik mij af of hij wel een goede dokter is. Een goede dokter heeft een volle wachtkamer: allemaal mensen die op hem wachten en hem nodig hebben. Een goede dokter heeft beslist geen tijd om een boek te lezen, zelfs niet als het een heel goed boek is. Ook al mopper ik dat ik moet wachten op mijn beurt in de wachtkamer van de drukke dokter, ik ben ook onder de indruk van zijn belangrijkheid. Zulke ervaringen hebben invloed op mij. We leven in een maatschappij waarin volle agenda’s en een hoge werkdruk het bewijs zijn dat je belangrijk bent. Ik wil belangrijk zijn. En daarom zorg ik voor een volle agenda en een hoge werkdruk als bewijs van mijn belangrijkheid. En als anderen dat opmerken, zullen ze erkennen dat ik van grote betekenis ben. Zo wordt mijn ijdelheid gevoed. Hoe drukker ik ben, hoe belangrijker!

2. Ik ben druk omdat ik lui ben. Ik laat – laks als ik ben – andere mensen besluiten wat ik doen zal in plaats van dat zelf te beslissen. Ik laat mensen die het werk van een predikant niet van binnenuit kennen mijn agenda bepalen, gewoon omdat ik te slordig ben om zelf mijn agenda in te vullen. Maar deze mensen weten niet wat er van een predikant wordt verwacht. De predikant is in hun hoofden een onduidelijke figuur, iemand in de marge die op vage wijze iets te maken heeft met de dingen van God en van goede wil. Alles wat maar enigszins religieus is of goedbedoeld kan prima op het bordje van de predikant worden gelegd. En omdat al deze pastorale en kerkelijke taken zo in alle oprechtheid bij mij als predikant terecht komen, ga ik er gemakshalve maar in mee. Het kost inspanning om te weigeren. En er is altijd het gevaar dat nee zeggen wordt geïnterpreteerd als een afwijzing, een loochening van wat er in geloof verwacht mag worden van een predikant, een hardvochtig negeren van mensen die hulp nodig hebben. Het was een favoriet thema van C.S. Lewis dat alleen luie mensen heel hard werken. Door lui afstand te doen van het essentiële werk van zelf beslissen en richting kiezen, zelf waarden vaststellen en doelen bepalen, doen andere mensen dat voor ons. En dan ontdekken we dat we terechtkomen in een situatie waarin we koortsachtig, met steeds tijd tekort, aan een half dozijn verwachtingen proberen te voldoen, die geen van alle tot de kern van onze roeping behoren, om onszelf maar te behoeden voor de ramp dat we iemand teleurstellen.

Maar als ik ijdel mijn dag vul met allemaal activiteiten die opvallen, of als ik mijn dag laat vullen met eisen die anderen aan me stellen, dan heb ik geen tijd om mijn eigenlijke werk te doen, het werk waartoe ik geroepen ben, het werk van een predikant. Hoe kan ik mensen laten rusten in groene weiden en voeren naar vredig water als ik zelf altijd en eeuwig druk ben? Hoe kan ik iemand anders op authentiek wijze ervan overtuigen om te leven door geloof en niet door werken als ik voortdurend loop te jongleren om in mijn werkschema alles een plekje te geven?

Tot zover Eugene Peterson.

Het moet maar eens gezegd worden: Predikanten die het druk hebben (ik ben een predikant) zijn ijdel en lui.

(In de volgende blogpost zal het gaan over de drie kerntaken van de predikant, over het werk dus waartoe hij of zij wél geroepen is.)