Ik maakte voor het eerst kennis met het Jezusgebed via een boek van een protestantse auteur: Biddend onderweg. Over gebedsvormen en de praktijk van het bidden van G.C. Tromp uit 1985. Ik kocht het in 1990 en sindsdien is het Jezusgebed me blijven boeien. Ik ervaar het als een belangrijke spirituele praktijk voor mijn eigen gebedsleven, en ik laat ook graag andere mensen kennismaken met dit gebed.

Uit het boek van Tromp geef ik nu twee citaten door als inspiratie voor jouw eigen ontdekkingsreis rond het Jezusgebed.

“De kracht van het Jezusgebed ligt in het herhalen van de Naam die boven alle naam is, de naam van Jezus. Waar die naam met eerbied genoemd wordt, daar is Hijzelf tegenwoordig. De herhaling wordt in de bijbel aangeduid met ‘gedenken’: ‘Gedenken wil ik uw Naam’ (Ps. 45:18); in Psalm 63:7 zegt iemand dat hij God ‘gedenkt op zijn legerstede’ (Buber: ‘Gedenke auf meinem Lager ich dein, in Nachtwachen murmle ich dir zu’). Letterlijk is hier sprake van het zacht, als het ware ‘murmelend’ uitspreken van de naam van God. ‘Gedenken’ is meer en gaat dieper dan alleen maar ‘denken aan’. Hier, in het Jezusgebed, is sprake van een gedenken van Jezus als Heer, als Messias en Zoon van God. Gedenken is méér dan in herinnering roepen. Gedenken is een zaak van het hart.” (blz. 52-53)

En uit de Filokalia, een belangrijke verzameling van teksten uit de oosters-orthodoxe traditie over het innerlijke gebed geeft Tromp dit door:

“Met geloof aangeroepen, heeft deze naam een geweldige, helpende kracht. Het wezenlijke van deze aanroep ligt echter niet in de woorden, maar in het voortdurend biddend denken aan Jezus Christus, in een gestadig je wenden tot Hem. De woorden van het gebed zelf: ‘Heer Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij!’ drukken slechts uiterlijk de gedachten en gevoelens uit die zij inhouden. Voortdurend verricht, geeft dit gebed ons toenadering tot Jezus Christus, maakt het ons vertrouwd en verbindt het ons met Hem. Het voortdurend denken aan God wordt als het ware een wachter voor ons innerlijk, van al onze gedachten en gevoelens en laat niets onreins of onwaardigs in ons achterblijven. Onze aandacht richt zich op God – dat helpt ons verstrooidheid en nodeloze hersenschimmen te overwinnen, beschermt ons hart tegen niet goede neigingen, helpt ons bij het ordenen van ons binnenste en versterkt ons geloof en ons gebed.” (blz. 54)