Het woord Jezusruimte is in de loop van de voorbije jaren kostbaar voor me geworden. Ik heb het niet zelf bedacht maar vond het bij de benedictijner monnik Benoît Standaert. Hij schreef een boek met de titel: ‘De Jezusruimte. Verkenning, beleving en ontmoeting’ (2001).

Ik wil proberen om je in de volgende zinnen en alinea’s mee te nemen in de betekenis van dat woord. De Jezusruimte is, met woorden van Benoît Standaert  ‘een welbepaalde geestelijke ruimte die met de naam Jezus opengaat’. 

Een welbepaalde geestelijke ruimte

Een ruímte dus. Dat woord roept positieve associaties op: het is er niet benauwd, het is er ruim en open, er hangt een goede sfeer. Ruimte duidt ook op: een plaats, een locatie, een plek, een veld, een gebied waar je aanwezig kunt zijn. Het concept ruimte roept ook andere woorden en ervaringen op, zoals: vrijheid, gastvrijheid, openheid en vriendelijkheid. 

Het is ‘een gééstelijke ruimte’. Spiritualiteit heeft er alles mee te maken. De Geest van Jezus bepaalt de sfeer, de geur, de kleur van die ruimte. Je kunt zelfs zeggen dat Jezus die ruimte ís. Jezus als ruimte, ruimte van de Geest, ruimte waar de Geest woont en waait, ruimte waar de Geest zijn transformerende werk van liefde doet. 

De naam Jezus

Het is ook ‘een welbepáálde geestelijke ruimte’. Het welbepaalde laat niet alles maar toe. Die ruimte is niet maar vaag en onduidelijk in de zin dat het van alles en nog wat kan zijn. Nee, de naam Jezus bepaalt die ruime. Het is een ruimte van redding, een ruimte van vergeving en genezing en bevrijding, het is de ruimte van Gods genade en goedheid. Het is de ruimte waar Jezus aanwezig is, waar Jezus spreekt, waar Jezus luistert, waar Jezus’ presentie alle verschil maakt, waar de straling van zijn liefde en licht de aanwezige raakt en omvormt. De ruimte opent zich door de naam van Jezus, niet door andere namen, andere krachten, en al helemaal niet door mijn ego en mijn inspanning. De naam van Jezus opent deze welbepaalde geestelijke ruimte waar heil en heelheid zijn, de shalom van de Heer.

Dat zijn zo wat eerst woorden en gedachten die hopelijk helpen om contact te krijgen met het concept de categorie, de realiteit van de Jezusruimte. Benoît Standaert zegt er zelf uiteraard ook inspirerende dingen over. Een viertal citaten geef ik door met de uitnodiging ze aandachtig te lezen en te proeven.

1 Ik ken geen groter geluk

“Ik ken geen groter geluk dan wanneer ik in die bijzondere straling ga staan, en ik ken geen dieper verdriet dan wanneer ik de transparantie voor dit licht even zou verraden, doordat ik mij afsluit in vergetelheid, zelfgenoegzaamheid of onverschilligheid ten opzichte van Hem, die Ene, en zijn trekkracht. Die Straling heeft paradoxale eigenschappen: ze is kwetsbaar én weerbaar (zoals bij de lijdende dienaar in Jesaja 42 en 50), arm én sterk, niet oordelend, wel vergevend, onthecht en toch verbonden en verantwoordelijk, ernstig en speels, kinderlijk vrij, gedreven en spontaan, heilig en medemenselijk solidair, particulier en universeel, dankbaar en voorsprekend, eminent menselijk en daarom ‘goddelijk’.” (17)

2 Het centrum is overal, de omtrek nergens

“De categorie ruimte (…) roept een geestelijk veld op (…): het veld vormt een paradoxale ‘cirkel waarvan het centrum overal is en de omtrek nergens’. De vrijheid die de Jezusruimte in zich bergt, laat zich niet zomaar inkapselen, maar deelt zich creatief mede: je moet erin gaan staan om ze te kennen. Daarom is de ruimte nog niet in haar open universaliteit willekeurig. Ze is niet vrijblijvend en laat evenmin om het even wat toe. Er is ernst mee gemoeid. Je kunt je ervoor afsluiten en dan bestaat ze gewoonweg niet voor jou. Je kunt erin delen zonder haar ooit uitputtend te doorvorsen. Een gebaar zoals het kruisteken of een oogopslag naar een icoon, kan volstaan om de hele ruimte in jou weer levendig present te stellen. Weinig is dus nodig. Anderzijds volstaan de meest feestelijke vieringen van  Pasen en Pinksteren samen niet om de gehele volheid van de Jezusruimte voor de geest te ontvouwen.” (19-20)

3 De ruimte voeden

“Weinig of bijna niets is nodig om de geestelijke ruimte waarin de naam Jezus heerst te openen (…). Maar is zij eenmaal open, dan komt het er wel op aan die ruimte te voeden, zodat we geestelijk blijven groeien. Het bestaan ‘in Christus’ (…) is er namelijk een van continue vooruitgang (zie: 1 Tes 5,10; Fil 3,12-14;  enzovoort). De ruimte wordt gevoed door studie, gebed en concrete daden van naastenliefde (…). De levenskunst van de christen bestaat erin studie, gebed en daad alternerend op elkaar te blijven betrekken en ze de ruimte waarin Jezus stralend heerst, steeds dieper te verkennen en te beleven. Tot op zekere hoogte kunnen we stellen: alles kan toegang geven tot die ruimte, want ‘alles spreekt van Hem’ (naar de hymne in Kol 1,15-17).” (21-22)

4 Godsontmoeting in lectio divina

“Een van de uitgelezen vormen om die Jezusruimte telkens weer nieuw in zich toe te laten, is wat de monniken traditioneel de lectio divina (hè hagia lexis) noemen: het ‘goddelijke lezen’ door toeleg op de Schrift, en wel zo dat wij er God in ontmoeten en Hij ons, of nog dat wij al lezend vooral door Hem worden ‘gelezen’ en verzameld. Want Hijzelf is niet te bundelen, noch te verzamelen door welke lees-activiteit ook. De hele Schrift bevat in zich alles wat we in de ruimte van Jezus kunnen vinden: elk boek spreekt van hem, Jezus, het vleesgeworden Woord, het sacrament zelf van de Godsontmoeting. Samen zeggen alle Schriften zijn naam uit. ‘De hele Torah is de Naam van God,’ zo leren de joodse meesters. Alle letters samen van Oud en Nieuw Testament spellen de ene naam van ‘Jezus’, Yehosjoeah, de Christus, de zoon van God.” (22)

Misschien kun je de bovenstaande citaten nog een keer lezen, om de betekenis, de diepte, de omvang van de Jezusruimte beter te leren kennen.