Onderstaande lezing hield ik woensdag 30 oktober 2019 op de studiedag rond Arnold Huijgens boek ‘Lezen en laten lezen. Gelovig omgaan met de Bijbel’ in Apeldoorn.

Ik wil graag beginnen met de herkenning die ik ervaren heb bij het lezen. Dat begon al direct op blz. 9 in het voorwoord. Arnold vertelt daarin dat hij dit boek schreef in het stadje Emden, najaar 2018. Laat ik nu net zomer 2018 ook in Emden zijn geweest! Waarom was ik daar? Omdat mijn vrouw Joke van Emden heet. Maar nog nooit hadden we dat stadje bezocht. Dus dat moest er maar eens van komen. Zomer 2018 was het zover. 

En toen was daar in de inleiding van het boek op blz. 13 het spreken over Gods verborgen omgang, over ruimte, liefde, vriendschap, intimiteit; over de nabijheid van de levende God. Allemaal woorden die me na aan het hart liggen. 

Verenig mijn hart

En toen Psalm 86 vers 11, op bladzijde 14 al  – onze trouwtekst, die centraal stond in onze huwelijksdienst op 2 oktober 1991. “Leer mij, Here, uw weg, opdat ik in uw waarheid wandele; verenig mijn ​hart​ om uw naam te vrezen.” Overigens was het in die tijd (1991) niet de gewoonte dat je je eigen trouwtekst koos. Dat deed de voorganger in de trouwdienst, en dat was in dit geval mijn oom Jochem Douma, die ons huwelijk bevestigde in het kerkgebouw in Meppel van waaruit twee maanden eerder Jokes moeder was begraven die op 45-jarige leeftijd was overleden, twee maanden voor ons trouwen dus. Een tijd van veel aanvechting was dat. In de rouwdienst  stond toen ook Psalm 86 centraal. Jokes moeder had in haar Bijbel vers 13 onderstreept: “Uw goedertierenheid is groot jegens mij, Gij toch hebt mijn ziel gered uit het zeer diepe dodenrijk.” 

God opent zijn woorden

Zo komen bijbelteksten, al lezend in ‘Lezen en laten lezen’, opeens opnieuw tot klinken, ze doen zomaar hun rakende werk. Veel herkenning dus. Nog één laatste voorbeeld. In de paragraaf over de aanvechting bij Luther komt Psalm 119:130 aan bod: “Het openen van uw woorden verspreidt licht, het geeft de onverstandigen inzicht.” Dat was de tekst waarmee ik op zondag 11 oktober 1998 intrede deed als predikant  in mijn eerste gemeenten Beverwijk en Krommenie. En dat vers uit Psalm 119 is altijd belangrijk voor me gebleven. 

God doet zelf zijn woorden open. 
En dan wordt het licht.

Resonantieruimte van het licht

Dat bracht me bij een gedicht van Hans Andreus, die wel de dichter van het licht wordt genoemd. Het gedicht heet: ‘Resonantieruimte’. Heel toepasselijk gezien het gebruik dat Arnold Huijgen in zijn boek van deze metafoor maakt om te spreken over de ziel. Andreus gebruikt het als metafoor voor het woord of de woorden.

RESONANTIERUIMTE

Maar nee, woorden,
deze woorden zijn niet
in de eerste plaats
om iets mee vast te leggen –
ik zou iets in ze vrij willen maken:
de resonantieruimte
voor het licht.

Woorden dus als resonantieruimte. Niet om iets mee vast te leggen. Zou dat ook over de woorden van God kunnen gaan? Gods Woord als resonantieruimte voor het licht?

Bernardus

Maar nu dan mijn eigenlijke thema: Bernardus of Luther? Welke Bernardus? Misschien Dom Bernardus, de huidige abt van abdij Koningshoeven in Tilburg? Met hem publiceerde ik in 2017 een boekje over het lezen van de Bijbel. Titel en omslag vertonen een interessante verwantschap met het boek van Arnold. Kijk maar.

Dat boekje gaat over lectio divina. Een bijbelleespraktijk die in de benedictijnse, maar misschien meer speciaal nog in de cisterciënzer traditie een grote rol speelt, de traditie waaraan voor altijd de naam van Bernardus van Clairvaux is verbonden, de traditie waarin contemplatie, innerlijke stilte, caritas-liefde en Christusgelijkvormigheid zo’n cruciale rol spelen.

Wat maakt het toch dat in Huijgens boek de traditie van zoveel eeuwen bijbellezen volgens de lectio divina wordt overgeslagen? Wordt daarmee niet een heel erg belangrijke inspiratiebron gemist voor het oecumenisch (gereformeerden en Katholieken samen) nadenken over het lezen van de Bijbel? 

Subjectswissel

Tot op zeker hoogte is dat niet erg, dat gemis van de lectio divina in dit boek. Want Arnold komt zelf ook uit op die plek waar het in de lectio divina om draait: de subjectswissel. De zinnen die hij daaraan wijdt, kan ik ook zo ergens anders lezen, bijvoorbeeld bij de benedictijner monnik Benoît Standaert die er in zijn boek ‘De Jezusruimte’ over schrijft: “Een van de uitgelezen vormen om die Jezusruimte telkens weer nieuw in zich toe te laten, is wat de monniken traditioneel de lectio divina noemen: het ‘goddelijke lezen’ door toeleg op de Schrift, en wel zo dat wij er God in ontmoeten en Hij ons, of nog dat wij al lezend vooral door Hem worden ‘gelezen’ en verzameld. Want Hijzelf is niet te bundelen, noch te verzamelen door welke lees-activiteit ook.”

Monastiek Bijbellezen

Tegen deze achtergrond zou ik vandaag dus graag de aandacht vestigen op de lectio divina als die monastieke manier van Bijbellezen die ons als gelovigen op het spoor zet van de Godsontmoeting, waar het uiteindelijk om te doen is in het lezen van de de Bijbel. De Godsontmoeting. Die lectio divina heeft per definitie de contemplatie op het oog. En daar lijken de wegen dus uiteen te lopen omdat Huijgen in het spoor van Luther spreekt over tentatio in plaats van contemplatio. En het is inmiddels gebruikelijk, en Arnold Huijgen doet daaraan mee, om aan dat nieuwe accent op de tentatio de conclusie te verbinden dat Luther weinig op had met de contemplatio – en dat wij dat dus ook maar niet moeten hebben. Daar plaats ik vandaag graag een kritische kanttekening bij.

Ik geef al jaren onderwijs over lectio divina, vaak in het kader van de homiletiek. Ik presenteer dan de vier momenten van de lectio divina (lectio/lezen, meditatio/mediteren, oratio/bidden en contemplatio/aanschouwen) om vervolgens ook al vrij snel te delen dat Luther ergens een alternatieve drieslag presenteert: Oratio, Meditatio en Tentatio. 

Het gaat niet zonder aanvechting

Maar ik stel vandaag de vraag of het echt Luthers bedoeling is geweest om daarmee de contemplatio als belangrijk moment in de omgang met de Schriften af te serveren. Luther doet er zelf geen expliciete uitspraken over bij het introduceren van zijn drieslag. Ook Arnold Huijgen kan er niet meer over zeggen dan dit: “Luther onderscheidt zich hiermee bewust van de traditie. Een aanwijzing daarvoor is dat hij de drie regels in het Latijn weergeeft in een Duitse tekst.” Een aanwijzing. Ja, meer is het ook niet.  Ik denk ook wel eens: zou het niet ook een beetje Spielerei van Luther zijn geweest? ‘Kijk eens: er is ook een drieslag mogelijk, in plaats van de vierslag van de klassieke lectio divina!’ En dat gewoon om een punt te maken dat op dat moment belangrijk is. ‘Het gaat niet zonder aanvechting.’ 

Dat zei broeder Columba, de jongste monnik in de Abdij van Egmond, laatst tegen mij toen we spraken over de lectio divina: ‘Zonder aanvechting gaat het niet.’ In een eigen model van lectio divina, breid ik de vierslag daarom ook uit met een extra complementaire vierslag, met daarin dus ook de tentatio (zie afbeelding).

Vergeet de contemplatio niet 

Maar er is nog een reden om tentatio en contemplatio niet zomaar tegen elkaar uit te spelen. Jaren geleden wees een jonge theologiestudent uit Leuven mij er op dat Luther bij de beschrijving van de tentatio woorden gebruikt die heel erg horen bij de contemplatio. Luister maar: 

“[Die Anfechtung] leret dich erfaren, wie recht, wie warhafftig, wie süsse, wie leiblich, wie mechtig, wie tröstlich Gottes Wort sey, weisheit über alle weisheit.”

‘Hoe zoet, hoe lieflijk’ – dat is de taal die hoort bij de contemplatio.

Mijn pleidooi is daarom: vergeet de contemplatio niet. Vergeet niet dat de Schriften in de monastieke traditie al eeuwenlang worden gelezen met het oog op Godsontmoeting. Vergeet niet dat de lectio divina bij uitstek de leeswijze is die waar maakt dat wij het niet zijn die lezen, maar dat we ons laten lezen door God tot op de plek waar we zijn verborgen omgang ervaren – zo zoet, zo lieflijk.

Waarom wij de Bijbel lezen

(1) Want waarom lezen wij de bijbel? Wij lezen de Bijbel niet om een positie in te kunnen nemen in discussies over hete hangijzers. Wij lezen de Bijbel met het oog op heilige harten. Ik vind het echt problematisch dat heel veel van ons spreken vandaag-de-dag over het lezen van de Bijbel zo diepgaand wordt geproblematiseerd (is het niet vanwege hete hangijzers, dan wel vanwege de weerbarstigheid van sommige teksten). Waar Bijbellezen een vreugde bedoelt te zijn, is het tot een probleem geworden. Dát is wellicht het echte probleem.

(2) Waarom lezen wij de Bijbel? Wij lezen de Bijbel om in Gods aanwezigheid te komen. Want daar gaat de contemplatio over: aandachtig aanwezig zijn in Gods aandachtige aanwezigheid. Het gaat niet over denken, niet over doen, maar over zijn. Thomas Merton, nog een cisterciënzer monnik, schrijft in zijn boek ‘Zaden van contemplatie’ (blz. 19): 

“Niets is verder verwijderd van contemplatie dan het cogito ergo sum van Descartes. (…) Voor de contemplatief bestaat er geen cogito (‘ik denk’) en geen ergo (‘dus’), maar alleen maar SUM, ik ben (…) in het nederige besef van ons mysterieus bestaan als persoon waarin God woont, met oneindige zoetheid en onvervreemdbare macht.”

De ziel en het Woord

(3) Waarom lezen wij de Bijbel? Wij lezen de bijbel omdat we zorg voor onze ziel nodig hebben. Huijgen schrijft over de ziel als resonantieruimte voor het Woord. Ook Bernardus van Clairvaux verbindt in zijn schrijven het Woord en de ziel, maar op een wat andere manier. Twee citaten (uit Guerric Aerden, ‘School van de liefde’, 162 en 155).

“Onze Maker, God zelf, wilde dat het goddelijke insigne van onze adel bestendig in de ziel bewaard zou blijven opdat de ziel te allen tijde in zichzelf iets van het Woord zou aantreffen, om zo met het Woord verbonden te blijven, of ernaar terug te keren als zij zich ervan verwijderd heeft. Het terugkeren van de ziel is haar toekeer naar het Woord, om door dat Woord te worden hervormd en daaraan gelijkvormig te worden. Hervormd waarin? In de liefde.”

“De ziel zoekt het Woord om ermee in te stemmen, tot terechtwijzing, om erdoor verlicht te worden tot kennis, om erop te steunen tot kracht, om erdoor hervormd te worden tot wijsheid, om erdoor gelijkvormig te worden tot schoonheid, om ermee in de echt verbonden te worden tot vruchtbaarheid, om ervan te genieten tot eigen vreugde.”

Vreugde en liefde

(4) Waarom lezen wij de Bijbel? Wij lezen de Bijbel om de vreugde van Jezus te ontdekken en te ervaren. Jezus zegt: ‘Dit zeg ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn’ (Johannes 15:11). Wie de contemplatie uit het oog verliest, raakt ook de vreugde kwijt.

(5) Waarom lezen wij de Bijbel? Wij lezen de Bijbel om te groeien in de liefde. Misschien is ‘gelóvig omgaan met de Bijbel’ wel niet het punt. Als Paulus gelijk heeft als hij zegt dat geloof, hoop en liefde blijven, maar dat de liefde de meeste is (1 Korintiërs 13:13), dan zouden we misschien vooral moeten leren om líefdevol om te gaan met de Bijbel. Zodat we omgevormd worden in de liefde, dat is in Christus. zodat Christus in ons gestalte krijgt (Galaten 4:19).

Wie de contemplatie vergeet, verliest de vreugde, verliest de liefde, verliest de belofte van Christusgelijkvormigheid.

Hij is hier

En overigens  – tot slot – ben ik van mening dat, als de Bijbel een titel had, deze titel niet zou zijn: ‘Hij komt’. 

De titel van de Bijbel zou zijn: ‘HIJ IS HIER’.