Hij die van deze dingen getuigt, zegt: ‘Ja, ik kom spoedig!’ Amen. Kom, Heer Jezus!

Openbaring 22:20

Ik probeer het me voor te stellen: Jezus staat voor mij, in zijn stralende glorie en zijn schitterende indrukwekkendheid. Zoals dat beschreven wordt in het visioen van Johannes op Patmos:

Ik zag zeven gouden lampenstandaards, en daartussen iemand die eruitzag als een mens. Hij was gekleed in een lang gewaad en had een gouden band om zijn borst. Zijn hoofd en zijn haren waren wit als witte wol of als sneeuw, en zijn ogen waren als een vlammend vuur. Zijn voeten gloeiden als brons in een oven. Zijn stem klonk als het geluid van geweldige watermassa’s. In zijn rechterhand had hij zeven sterren en uit zijn mond kwam een scherp, tweesnijdend zwaard. Zijn gezicht schitterde als de felle zon.
Openbaring 1:12-16

Deze Jezus, de Christus, Zoon van God, koning van alle koningen, het licht voor de wereld, het leven zelf – deze Jezus staat voor mij en zegt met de krachtige liefde die zo helemaal bij hem hoort: 

Ja, ik kom spoedig!

En mijn eerste gedachte – dat we al zo’n tweeduizend jaar wachten op zijn nieuwe komst op aarde – smelt weg als ik me realiseer wat tijd is voor de Heer die hemel en aarde, tijd en eeuwigheid schiep:

Eén ding mag u niet over het hoofd zien, geliefde broeders en zusters: voor de Heer is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag.
2 Petrus 3:8

Onder de indruk van zijn liefdevolle verhevenheid en zijn ontzagwekkende nabijheid kom ik tot het inzicht dat Jezus maar één ding wil: dat ik me dag in dag uit vol verwachting met heel mijn hart richt op zijn glorie. Jezus wil me alert houden en vol verwachting. Jezus wil me steeds opnieuw inprenten dat er niets is dat boven zijn glorie uitgaat. Jezus wil me voortdurend waakzaam laten zijn, zodat zijn verschijning niet onverwacht zal zijn. 

Het gaat erom dat de woorden uit de gelijkenis van de tien meisjes levend blijven en nooit in het vergeetboek raken:

Daar is de bruidegom! Kom, ga hem tegemoet.
Matteüs 25:6

Jezus zou het niet kunnen verdragen als ik hem zou vergeten en niet voorbereid zou zijn op zijn komst. Daarom klinkt zijn belofte ten diepste ook als een indringende uitnodiging die in mijn hart een vuur van gebed ontsteekt:

Amen. Kom, Heer Jezus!

Maar niet mijn gebed is het laatste woord. Het laatste, het ultieme woord is een belofte, een zegenwens:

De genade van onze Heer Jezus zij met u allen.
Openbaring 22:21

Gebed

Jezus, u zegt: ik kom spoedig. Laat me door het werk van uw liefdevolle Geest in verbondenheid met al uw kinderen waakzaam uitzien naar uw glorierijke komst. Houd u het innerlijke vuur van verlangen naar u vlammend. Open de ogen van mijn hart voor de openbaring van uw glorie, zo vol van genade. Vol van genade. Overvloedige genade. Amen.