De Bergrede van Jezus – Dag 26
Bijbelmoment bij de Bergrede
Lezen
Dus wanneer je iemand iets geeft uit barmhartigheid, bazuin dat dan niet rond, zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat om door de mensen geprezen te worden. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Als je iets uit barmhartigheid geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. Zo blijft je gift in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.
Matteüs 6:2-4
Overdenken
Iets uit barmhartigheid geven aan mensen die arm zijn. Dat is blijkbaar heel belangrijk in de betere wereld die Jezus voor zich ziet. Dat je je bekommert om armen, mensen die geen geld hebben en in nood zijn. Maar als we dat doen, moeten we het niet aan iedereen laten weten. De wetsleraren deden dat wel. Schijnheilig waren ze. Ze gaven geen geld om armen te helpen of God te eren. Ze gaven geld om gezien te worden. Schijnheilig is dat. Het lijkt heilig, maar het is schijn. Want de heiligheid van Gods nieuwe wereld is helemaal op God gericht en heeft met huichelarij niets te maken. Wie leeft zoals Jezus vraagt, heeft er geen behoefte aan dat mensen dat zien, maar dat God zich erover verheugt.
Bidden
Heer Jezus, bewaar me voor een huichelachtig leven. Help me als ik geld geef aan mensen om dat te doen vanuit een goede motivatie: God eren. Amen.
Reflecteren
Welke plek speelt geld geven aan arme mensen in jouw leven met de Heer?
Citaat over de Bergrede
In de Bergrede gaat het om het Koninkrijk der hemelen of het Koninkrijk Gods, dat telkens en telkens weer met name genoemd wordt. De Bergrede begint met het Koninkrijk te beloven aan de armen, de treurenden, de reinen van hart, en wie er nog meer zalig worden gesproken. De van het geheel van het evangelie geïsoleerde Bergredeuitleg maakt ook van deze zaligsprekingen weer een lijst morele deugden, maar daar gaat het hier juist niet om. Het is het evangelie van het koninkrijk Gods, dat komt, onafhankelijk van onze morele inspanning, het evangelie van God, Die geeft, Die genade bewijst.
J. de Graaf