4.3 De kracht van de geloofsgemeenschap

Het woord ‘geloofsgemeenschap’ is aan een opmars bezig. Ik merk zelf dat ik het de laatste jaren steeds vaker gebruik. Ik heb niets tegen de termen ‘kerk’ en ‘gemeente’ want dat zijn op zich korte, krachtige woorden. Maar voor mijn gevoel drukt het woord ‘geloofsgemeenschap’ beter dan die andere twee woorden uit waar het in de kerk, die de gemeente van Christus is, ten diepste om gaat: dat het een geloofsgemeenschap is van mensen die met elkaar verbonden zijn vanwege hun geloof in Christus en vanwege hun verlangen om hun geloof in Christus daadwerkelijk om te zetten in het volgen van Christus in hun dagelijkse leven. Maar daar heb je elkaar wel hard voor nodig en daarom vorm je een geloofsgemeenschap.

Handelingen 2

De praktijk van het samen delen vormt het kloppende hart van een authentieke geloofsgemeenschap. Een prachtig plaatje ervan wordt getekend in Handelingen 2. Nadat Petrus een toespraak heeft gehouden waarin hij uitlegde wat de komst van de Geest op Pinksteren betekende, staat er te lezen: ‘Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed’ (Handelingen 2:41-42). Heel mooi wordt hier onder woorden gebracht dat de duizenden die zich lieten dopen (om deel uit te gaan maken van Gods familie) met elkaar een gemeenschap gaan vormen: een groep van mensen die op elkaar betrokken zijn, die samen delen in de Geest en in de redding van Jezus. Die gemeenschap van verbondenheid vormt een van de vier kenmerken van het kerk zijn zoals dat vlak na de uitstorting van de heilige Geest gestalte krijgt.

Rond deze geloofsgemeenschap, die de context vormt van de praktijk van het samen delen, wil ik in deze les enkele dingen aanstippen die van belang zijn voor het vorm en inhoud geven aan kerk zijn. Ik begin met een een opmerking die een jonge vrouw uit de Plantagekerk een tijd geleden maakte tijdens een pastoraal bezoek dat ik bracht in verband met de geboorte van hun tweede kind. ‘Ik heb het ongelooflijk naar mijn zin in de miniwijk’, zei ze. ‘Voor mij is de miniwijk mijn kerk. Maar weet je, ik voel me daar eigenlijk schuldig over.’ Daar praatten we toen wat over door. Ze ging zeker ook graag naar de kerkdiensten, maar toch: ‘die zijn zo massaal, ik ken er maar heel weinig mensen. Ik vind het echt ook inspirerend om er te zijn, ook om daar mijn mede-miniwijkers te ontmoeten. Maar toch: de miniwijk is voor mij de kerk.’ Dat ze zich er schuldig over voelde bleek ermee samen te hangen dat het toch zo hóórt dat je de kerkdienst als het belangrijkste ervaart: dáár ben je als hele gemeente samen en daar luister je naar de preek, zing je samen, wordt er gedoopt en vieren we avondmaal.

Schuldig voelen

Dat gaf me te denken. Is dat wat we moeten willen: dat gemeenteleden zich er schuldig over voelen dat ze de geloofsgemeenschap vooral beleven in kleinere kringen, meer dan in de kerkdiensten op zondag? Er was nog iemand anders, een jonge broeder, die zei: ‘De miniwijk is voor mij de gemeente van God, de kerkdienst is daarvoor ondersteunend. Vaak wordt dit andersom gezien.’ Wat deze opmerking in elk geval duidelijk maakt is de grote waarde die het heeft als gemeenteleden in kleinere kring bij elkaar komen om elkaar te ontmoeten, elkaar te leren kennen, met elkaar op te trekken en zo het leven te delen en samen Jezus te zoeken.

Elkaar bemoedigen

Tegen de achtergrond hiervan kregen ook bekende woorden uit de Hebreeënbrief voor mij nieuwe betekenis: ‘Laten we opmerkzaam blijven en elkaar ertoe aansporen lief te hebben en goed te doen, en in plaats van weg te blijven van onze samenkomsten, zoals sommigen doen, elkaar juist bemoedigen, en dat des te meer naarmate u de dag van zijn komst ziet naderen’ (Hebreeën 10:24-25). Bij die ‘samenkomsten’ dacht ik eigenlijk altijd automatisch aan de kerkdiensten van de gemeente op zondag. Maar is dat terecht? Moeten we als het om die eerste tijd van de christelijke kerk gaat niet eerder aan kleinere huissamenkomsten of huisgemeentes denken? Een groot kerkgebouw waar honderden of meer dan duizend mensen in kunnen, dat is toch niet waar het in die genoemde samenkomsten over gaat?

Misschien is het goed om het het concept ‘huisgemeente’ opnieuw te ontdekken en te onderzoeken. Niet om af te stappen van kerkdiensten op zondag waar een groot aantal mensen bij elkaar komt in een gebouw om te zingen, te bidden, te eten, te dopen en te luisteren naar woorden van God. Kerkdiensten hebben hun eigen plek en hun eigen waarde. Maar als we op zoek zijn naar het beleven van de geloofsgemeenschap is het van groot belang om in te zien dat samenkomsten waarbij we elkaar in de ogen kijken (in een kring kunnen zitten dus) daarvoor wellicht meer kansen bieden dan de gemiddelde kerkdienst.

Investeren in huisgemeentes?

Zou het zo kunnen zijn dat de kracht van de geloofsgemeenschap omgekeerd evenredig is met de grootte ervan? En zou dat niet kunnen betekenen dat we voor de toekomst van de kerk juist moeten investeren in wat ik nu maar even ‘huisgemeentes’ noem? Die huisgemeentes worden gevormd door kleinere groepen christenen, bijvoorbeeld ergens tussen de vijftien en de dertig leden, die intensief met elkaar optrekken. Deze ‘huisgemeentes’ zijn ook onderdeel van een grotere kerk maar hebben tegelijk een bepaalde geestelijke zelfstandigheid als kerkplekken waar de Geest werkt en waar samen lezen, samen delen en samen eten hoog in het vaandel staan.

Kerk als spirituele gemeenschap

Tot zover deze gedachten rond de mogelijkheid van ‘huisgemeentes’. Ik wil nu nog twee andere dingen aanstippen die relevant zijn voor de evraing van de kracht van de geloofsgemeenschap. Want op dit punt heb ik van twee auteurs iets belangrijks geleerd. Allereerst is daar Larry Crabb (in de volgende les meer over hem). Hij heeft een geweldige passie voor de kerk als spirituele gemeenschap: een werkelijke gemeenschap van kwetsbaarheid en verbondenheid waar de Geest zijn liefdevolle werk kan doen. Hij schreef er een boek over dat niet in het Nederlands is vertaald: ‘Becoming a True Spiritual Community’. Het is een geweldig inhoudsrijk boek en het is hier niet de plek om daar heel uitgebreid over te schrijven. Ik hoop dat wat ik nu wel in alle kortheid doorgeef smaakt naar meer.

Geestelijke groei

Crabb beschrijft hoe echte, geestelijke gemeenschap tussen mensen tot stand komt. Hoe kunnen we in de Geest van Jezus zo met elkaar contact maken dat het leven van Christus begint te stromen en zodat geestelijke groei kan plaats vinden? Daarbij is fundamenteel dat we geestelijke groei zien als een mysterie, een werk van de Geest dat alleen in de sfeer van gebed tot stand kan komen. Daarnaast zijn in dit kader niet allereerst allerlei communicatieve en pastorale vaardigheden van belang (ook al kunnen die wel een bijdrage leveren), maar gaat het vooral om de persoonlijke heiligheid van de leden van een geloofsgemeenschap. We kunnen het werk van de Geest in het leven van een ander het beste bevorderen door onszelf te laten leiden door de Geest en daarin steeds te blijven groeien. En nog een belangrijk inzicht in dit verband: elke behoefte die we voelen is ten diepste een uitdrukking van ons verlangen naar God, ook al herkennen we het niet als zodanig.

Aanvaarden, aanschouwen en aanraken

Tegen deze achtergrond geeft Larry Crabb een eenvoudige maar diepgaande handreiking die helpt om werkelijk geestelijk met elkaar in verbinding te komen. Drie werkwoorden noemt Crabb. In het Engels zijn dat: ‘enter’, ‘see’ en ‘touch’. Ik vertaal dat hieronder met: ‘aanvaarden’, ‘aanschouwen’ en ‘aanraken’.

1 Aanvaarden | We gaan het leven van de ander met vreugde binnen en met deze boodschap: ‘ik aanvaard jou’. Wat is deze eerste stap wezenlijk!

2 Aanschouwen | We zien bij de ander wat er zich onder de oppervlakte afspeelt, wat er zou kunnen zijn en wat er daadwerkelijk is, zowel aan goede dingen als aan slechte dingen. We communiceren deze boodschap: ‘ik geloof in je en ik onderscheid zowel het werk van de Geest als het werk van het vlees in je leven’.

3 Aanraken | We raken de ander aan met het leven van Christus dat in ons is. We geven de ander vrijuit datgene waartoe de Geest ons aanspoort, terwijl we elkaar beginnen te kennen. Onze boodschap is: ‘ik geef jou alles wat de Geest in mij opwekt om met je te delen’.

Door de heilige Geest

Drie ‘stappen’ dus die we kunnen zetten op de weg waarlangs de Geest spirituele gemeenschap wil creëren tussen mensen die zich met elkaar verbinden: de ander in zijn of haar leven volledig aanvaarden, met geestelijk onderscheidingsvermogen zien wat er zich aan goede en slechte dingen afspelen in het leven van de ander, de ander aanraken met het leven van Christus dat in je is door je af te stemmen op wat de Geest binnen in je teweegbrengt. Hoe bijzonder is dat! Wat kan er dan een ongelooflijke diepte onstaan in het contact: echte geloofsgemeenschap door de heilige Geest van Jezus.

Community en communitas

Vervolgens heb ik van Alan Hirsch nog iets anders geleerd rond de thematiek van de geloofsgemeenschap waarvan ik denk dat het wezenlijk is om te zien en in de praktijk te brengen. Hirsch maakt namelijk in een van zijn boeken het onderscheid tussen ‘community’ en ‘communitas’. Twee woorden die erg op elkaar lijken en beide ‘gemeenschap’ betekenen. Maar het zijn twee behoorlijk verschillende vormen van gemeenschap.

‘Community’ is allereerst de verbondenheid van en tussen de mensen die deel uit maken van een groep. Ze zijn op elkaar betrokken, ze houden van elkaar met vallen en opstaan, ze zorgen voor elkaar, maar ze hebben eigenlijk geen doel buiten zichzelf. Het gevaar daarvan is dat dat er een interne gerichtheid kan ontstaan, een naar binnen gekeerdheid die leidt tot óf een bepaalde vorm van gezelligheid en knusheid óf tot conflict en moeite, juist omdat het met elkaar verbonden willen zijn vaak helemaal niet gemakkelijk is. Nu is er met deze ‘community’ niet per se iets mis. Elke geloofsgemeenschap is minstens ook een ‘community’ van verbondenheid.

Maar er is iets wat daar bovenuit gaat: de ‘communitas’. Dat is een gemeenschap die een doel buiten zichzelf heeft. Mensen verbinden zich met elkaar niet primair om met elkaar verbonden te zijn maar om een extern doel na te jagen. In een kerkelijke context kun je dan bijvoorbeeld denken aan een groep die zich verbindt om iets te betekenen voor de buurt, of om regelmatig een maaltijd te verzorgen voor daklozen, of om vanuit de groep eenzame ouderen te bezoeken, of om in de groep elkaar te inspireren om christen te zijn op je werkplek. Een Nederlandse term voor deze ‘communitas’ is: missiegemeenschap. Dat is dus een geloofsgemeenschap die haar vitaliteit ontleent door steeds gericht te zijn op een doel buiten zichzelf.

Ik werk dat hier verder niet uit omdat ik niet het doel had met deze cursus om een specifiek missionair perspectief te kiezen. Hoewel: ik hoop dat duidelijk is dat de drie praktijken van samen lezen, samen delen en samen eten op een prima manier het DNA weergeven van een gemeenschap die missionair wil zijn. Want het ‘samen’ is wat mij betreft altijd inclusief bedoeld: samen met ongelovigen, samen met buren, samen met collega’s, samen met zoekers, samen met twijfelaars. Want samen verlangen we naar het goede leven.


Reflectievragen

  1. Wat is voor jou het verschil tussen de woorden ‘kerk’ en ‘geloofsgemeenschap’?
  2. Wat vind jij van het idee om het christelijke samenleven veel meer vorm en inhoud te gaan geven in ‘huisgemeentes’?
  3. Herken je de drie ‘stappen’ die we kunnen zetten op de weg waarlangs de Geest spirituele gemeenschap wil creëren tussen mensen die zich met elkaar verbinden?

Extra materiaal

Geen extra materiaal deze keer.