Morgen promoveert Miranda Klaver op een proefschrift getiteld: This is My Desire. A Semiotic Perspective on Conversion in an Evangelical Seeker Church and a Pentecostal Churchin the Netherland’. Ik heb niet het hele proefschrift gelezen maar er wel uitgebreid kennis mee gemaakt. Volgens mij is de thematiek die in dit proefschrift aan de orde wordt gesteld erg belangrijk voor de traditionele protestantse kerken (waarvan ik zelf dus ook deel uitmaak). Waarom? Omdat ik denk dat het werkelijk nodig is om serieus  werk te maken van een betere integratie in het kerkelijke leven (met vooralsnog de kerkdienst als centraal moment) van ratio en emotie en ook van brains en body.

Op blz. 404-405 schrijft Miranda Klaver concluderend (ik heb zelf even enkele kernbegrippen vetgedrukt die volgens mij aangrijpingspunten vormen voor een wat fundamentelere praktisch-theologische bezinning):

(…) conversion observed in the context of new evangelical  churches is the outcome of participation in formative bodily practices that acknowledge the senses as a source of knowledge within a larger framework of compelling biblical narratives. Since most newcomers originate from mainline Protestant churches, the attraction of evangelical churches lies in their affective mode of religiosity – often expressed and experienced as the integration of ‘head and heart’ – which renders a new understanding of what it means to be a Christian. In contrast to the more rational mode of spirituality in Protestant mainline churches, evangelical spirituality is rooted in an affective epistemology that privileges an emotive mode of knowing and affirms the presence and active involvement of God as being present through the body and material phenomena.

Traditionele protestantse kerken, waar een rationale spiritualiteit de overhand heeft, zullen volgens mij hun winst kunnen doen met de inzichten uit dit proefschrift, als ze ten minste bereid zijn om te herkennen dat affectiviteit en lichamelijkheid óók belangrijke kanalen zijn waarlangs de Geest zijn transformerende werk doet (en ik merk nog hoe moeilijk dat is omdat affectiviteit en lichamelijkheid in het protestantse/gereformeerde kerkelijke  al zo lang min of meer gedemoniseerd zijn).

Miranda Klaver besteedt in haar proefschrift ook uitgebreid aandacht aan het gebouw waar de kerkdiensten plaats vinden (Chapter 5: ‘Sacred space as implicit narratives’). Dat deed me denken aan wat ik zelf onder woorden heb gebracht toen we als gemeente van de Fonteinkerk ons gerenoveerde kerkelijke centrum, de voormalige Frans Hals Bioskoop in Haarlem, opnieuw in gebruik namen (maart 2007). Die tekst laat ik hier volgen.

“Op zondagmorgen 18 maart 2007 kerken we als gemeente voor het eerst in de vernieuwde Fonteinkerk. Het is van binnen een prachtig gebouw geworden! Vooral de kerkzaal is indrukwekkend: er is veel licht, mooie witte wanden, een prachtig blauw plafond en een dieprood accent door de vloerbedekking op het podium en de stoffen bekleding van de stoelzittingen.

Ik denk dat elk gebouw een eigen sfeer ademt, en dat dus ook onze vernieuwde kerkzaal een sfeer kent die we nog mogen ontdekken. Ik zou dat willen noemen: de spiritualiteit van onze kerkzaal. En met dat woord spiritualiteit wil ik ook direct de geestelijke dimensie van de ruimte en de ervaring van die ruimte aanraken.

Op weg naar de verbouwing is er nagedacht over het interieur van de kerkzaal en de vraag wat de sfeer moet zijn: Wordt het vooral een zaal waar mensen samen zijn om te luisteren? Wordt het meer een ontmoetingsruimte voor allerlei soorten van activiteiten (ook vanuit de buurt)? Wordt het een congreszaal? Of wordt het vooral een huis van de Heer, waar we hem kunnen ontmoeten?

Graag wil ik als voorganger van de Fonteinkerk daar mijn eigen gedachten over formuleren, als een manier om dit moment – het in gebruik nemen van een vernieuwd kerkgebouw – niet verloren te laten gaan als een kostbaar momentum waarop we onszelf opnieuw een aantal wezenlijke vragen stellen: Wat voor gemeente willen we nu eigenlijk zijn? Wat vinden we echt belangrijk in ons kerk-zijn? Wat moet onze kerkdiensten – het hart van het gemeenteleven – kenmerken?

Over de prediking

In het huis van de Heer neemt de prediking een heel belangrijke plaats in. In de Fonteinkerk hechten we veel waarde aan een christocentrische prediking: het gaat om aansprekende en spraakmakende Christusprediking! Bij het in gebruik nemen van het vernieuwde kerkgebouw formuleer ik nu een drietal hernieuwde verlangens ten aanzien van de prediking in onze gemeente.

1) Wij verlangen naar een hernieuwde liefde voor het Woord van God. Wij willen gemeente van het Woord zijn, we hebben de Schriften van Oud en Nieuw Testament lief! Wij willen een hoge prioriteit geven aan gezamenlijk en persoonlijk bijbellezen!

2) Wij verlangen naar een hernieuwde concentratie op Christus in zijn glorie. Wij willen een gemeente zijn waarin de grootheid van Gods Zoon elke (zon)dag opnieuw beleden wordt omdat de Vader zoveel vreugde vindt in zijn Zoon! Wij willen Jezus kennen en liefhebben in zowel zijn lijden (als lam) als zijn luister (als leeuw)!

3) Wij verlangen naar een hernieuwde aandacht voor de Geest van het Woord. Wij willen ons steeds meer overgeven aan de krachtige en liefdevolle werking van de heilige Geest door en rondom het Woord! Wij willen door het Woord van de Schriften heen de vergevende, genezende en bevrijdende kracht van Jezus’ Geest ondergaan en zo meer vrucht dragen als leerlingen van Christus!

Over de liturgie

Onze zondagse erediensten vormen het hart van ons gemeenteleven. In de Fonteinkerk hechten we veel waarde aan een inspirerende en veelkleurige liturgie. Vanuit de verkondiging in de morgendienst van 18 maart 2007 (over Matteüs 17:1-8, de glorie van Jezus op de heilige berg) willen we meer aandacht geven aan de twee dimensies van de spiritualiteit van de christelijke liturgie: het spreken van God én de presentie van God.

We herkennen en erkennen dat we in het spoor van de gereformeerd-liturgische traditie vooral veel nadruk hebben gelegd op het spreken van God door zijn Woord en minder op de ervaring van de presentie van God door zijn Geest. Beide dimensies zijn voor de liturgie van de gemeente van Christus echter wezenlijk. Daarom willen we met name ook zoeken naar manieren waarop de krachtige tegenwoordigheid van de Geest meer ervaarbaar kan worden in gesprek en stilte, in muzieken lied, kunst en verbeelding.

In onderstaand schema wordt zichtbaar welke accenten en welke middelen bij welke dimensie van de liturgie horen:

Het spreken van God  De presentie van God
de verbale kant van de liturgie de symbolische kant van de liturgie
horen, spreken zien, ervaren
verkondiging, uitleg lied, muziek
gebed eerbied, stilte
begrijpen, bekeren genieten, ondergaan
woorden beelden
betogen, vertellen verbeelden, mediteren
taal Tekent sacrament
leren vieren
profetisch priesterlijk
het oudtestamentische Sjema de oudtestamentische Sjechina

Wat deze verlangens en gedachten (die nu in alle beknoptheid zijn neergeschreven – ze vragen nog om een bredere gezamenlijke uitwerking) in de praktijk van de erediensten van de gemeente gaan betekenen en uitwerken, wacht ik in vertrouwen op het werk van Christus’ Geest rustig af.”

Ik vermoed dat Miranda Klaver in de lijn van haar proefschrift op bovenstaande tekst een interessante analyse zou kunnen loslaten;-)