Is de kerkdienst met de preek de plek waar ‘het’ exclusief gebeurt? Aan deze vraag wil ik aandacht besteden als vervolg op deze inleidende blogpost. Ik denk overigens dat niemand deze vraag met een volmondig ‘ja’ zal beantwoorden. Tegelijk is naar mijn indruk in (kerkelijke, theologische) gesprekken over de kerkdienst wel voortdurend meer of minder impliciet de gedachte aanwezig dat hier, in de kerkdienst, echt alles samenkomt. Híer gebeurt het. Maar is dat zo?

De praktijk laat iets heel anders zien. Voor talloze christenen hebben de meer ingrijpende momenten van Godsontmoeting (momenten waarop ervaren wordt dat God heilzaam in je leven ingrijpt c.q. aanwezig is) plaats gevonden juist buiten kerkdiensten om. Denk aan: conferenties, congressen, diepte-ervaringen rond lijden en dood, momenten in de natuur, retraites, kloosterervaringen, belangrijke pastorale gesprekken enzovoort.

Belangrijkste momenten

Voor zo ver ik het bij mezelf kan nagaan, waren ook de momenten die in mijn geloofsbeleving en geloofsontwikkeling het belangrijkst waren beslist niet de kerkdiensten die ik door de jaren heen heb meegemaakt (als kerkganger). Wel bijvoorbeeld: het lezen van preken van Spurgeon die ik van het internet had gehaald, het me verdiepen in boeken van Henri Nouwen, coachingsgesprekken met een pracht van een christen-man, mooie ontmoetingen met mensen in het pastoraat en ingrijpende ervaringen rond ziekte en sterven. Maar ik word als protestantse christen (zo is mijn gedachte, wellicht ten onrechte, dat hoor ik dan graag) toch geacht om naar de zondagse kerkdiensten die ik meemaak te verwijzen als ik aan de praat kom over het ervaren van de ontmoeting met God en het ontvangen van het heil in Christus.

Als Klaas Wierenga in zijn artikel De mythe van de zondag dus schrijft:

Als we zeggen dat we op zondag in de kerk God ontmoeten, dat Christus aan ons wordt voorgesteld, dat het heilige dáár gebeurt, vraag je om verwarring…

kan ik me daar behoorlijk in vinden. Het doet geen recht aan de veelkleurige realiteit van de talloze wegen waarop God ons tegemoet komt als we vrij monomaan alle kaarten zetten op de zondag, tussen half tien en half elf (want het mag allemaal niet te lang duren natuurlijk). Het probleem rond het gesprek over de centraliteit van de zondag, de kerkdienst en de preek, is een beetje dat een erg hoog percentage van de deelnemers aan dit gesprek voorganger of theoloog is. Ik ben er ook één. En ik weet uit eigen ervaring ook hoe centraal de zondagse dienst in mijn beleving staat (en er is mij dus ook veel aan gelegen om in hooggestemde woorden over de zondagse kerkdienst te spreken). Klaas Wierenga schrijft daarom ook geen onzin als hij stelt:

Ik heb sterk de indruk dat sommige theologen-predikanten een ongezonde nadruk leggen op en betekenis toekennen aan de traditionele zondagse bezigheden in het kerkgebouw en hun eigen activiteiten in dat verband.

Zelfkritiek

Het kan geen kwaad als theologen-predikanten (naast uiteraard legitieme Bijbels-theologische argumentaties die kritisch ingebracht kunnen worden als de betekenis van kerkdienst en preek worden geminimaliseerd) ook vanuit het cui bono perspectief (wie heeft voordeel bij deze redenering?)  durven te kijken en zo zelfkritiek durven te oefenen. De concrete praktijk moet mee kunnen doen in dit gesprek, dat niet alleen theologisch maar ook praktisch-theologisch gevoerd moet worden (dus met verwerking van de praktijk).

De praktijk leert mij echter ook dat er heel veel kerkgangers zijn voor wie de kerkdienst met de preek daadwerkelijk (niet omdat het moet) een wekelijks hoogtepunt in hun leven met God is. Met Klaas Wierenga ben ik het dan ook hartgrondig oneens als hij over de zondagse kerkdienst schrijft:

Je ontmoet God immers helemaal niet, hij groet je niet, de grond is niet heilig, je ziet zijn zetel niet waarvoor je zegt neer te knielen enzovoort: de terminologie heeft zich totaal en volledig losgezongen van de realiteit.

Dat mag voor Wierenga dan zo zijn, voor heel veel kerkgangers is dit wel degelijk de (geestelijke) realiteit die zij ervaren in de kerkdienst. En dat is prachtig. We moeten er inderdaad erg voor oppassen om deze geestelijke realiteit zo exlusief aan kerkdienst en preek te verbinden als nu veel gebeurt. Maar je raakt van de regen in de drup als je stelt dat het per definitie niet gebeurt in de kerkdienst.

God ontmoeten

Het is mijn hoop dat het daadwerkelijk gebeurt in de kerkdienst: dat we God ontmoeten, Christus voor ogen krijgen geschilderd en de zachte bries van de Geest voelen; dat we de aanwezigheid van God proeven, tasten, horen, zien, ruiken; dat woorden, beelden, aanrakingen, gebaren, stiltemomenten, muziek, liederen, gebeden enzovoort evenzovele voertuigen mogen zijn van de presentie van de Heer.

Maar inderdaad, hoed je ervoor om te denken dat het hier in de kerkdienst exclusief gebeurt. Dat raakt aan  zonde tegen het tweede gebod, beeldendienst dus: een God maken die op door ons vastgestelde momenten (namelijk op zondagmorgen tussen half tien en half elf, want het moet niet te lang duren) moet spreken en zich te kennen moet geven. Misschien kiest God ervoor zich te verbergen, juist als wij in alle vrome welwillendheid bij elkaar zijn voor onze godsdienstoefening.

(Volgende post: als wij God niet zoeken van maandag tot zaterdag, mogen we niet verwachten dat we hem op zondag vinden.)