Na een eerste kennismaking met de aanzet van Brian McLaren voor een naakte spiritualiteit, keren we nu terug naar de oorspronkelijke vraag van James Kennedy: ‘Welke kerk leert mij ascese?’

Onder ascese versta ik eenvoudige en gedisciplineerde oefeningen die verdieping van spiritualiteit beogen. De christelijke traditie heeft, met name in de monastieke stroom, hier heel veel ervaring mee. Bekende vormen van ascese zijn: vasten, bidden, geestelijke lezing (lectio divina), gehoorzaamheid, kuisheid, armoede en zelfverloochening. Al deze vormen hebben gemeenschappelijk dat ze een bepaalde mate van discipline veronderstellen.

Wellicht dat precies op dat punt vandaag de dag de verlegenheid het grootst is. Discipline vraagt namelijk om zelf-beheersing terwijl we leven in een cultuur van zelf-expressie: we moeten doen en zeggen wat goed voelt, wat bij ons past. We hebben grote waardering voor de discipline van topsporters en beroepsmusici die een leven van zelfbeheersing leiden waardoor ze in staat zijn tot grote sportieve c.q. muzikale prestaties. Maar als het gaat om groei in spiritualiteit lijkt het er vaak op dat christenen geloven dat hun dat vanzelf komt aanwaaien. Maar het Nieuwe Testament is er volstrekt helder over: groei in spiritualiteit zonder vormen van discipline bestaat niet.

Het wordt de hoogste tijd dat de kerk dit serieuzer gaat nemen. Het lijkt er wel eens op dat we met elkaar denken dat we bijvoorbeeld vriendelijker en geduldiger worden (uitingen van groei in spiritualiteit) door regelmatig een preek over deze boeiende thema’s aan te horen. Maar dan lijken we op iemand die naar een sportschool gaat en daar, zittend aan een tafeltje en nippend aan een kopje koffie, geïnteresseerd toekijkt hoe anderen werken aan hun fysieke conditie. En als het kopje koffie op is en we weer naar huis gaan, denken we dat ook onze fysieke conditie vooruit is gegaan. Dat is een groot misverstand dat wellicht enigszins komisch aan doet maar toch niet ver verwijderd is van hoe we met elkaar in de praktijk aankijken tegen spirituele groei. Groei in spiritualiteit kan niet zonder gedisciplineerde praktische oefeningen, ascese dus.

En dan wel het liefst vormen van ascese die zich midden in de alledaagse werkelijkheid laten beoefenen. Daarin is enig realisme ook van belang. Verreweg de meeste christenen in onze westerse samenleving leiden een bestaan dat overvol zit. Dat is niet goed. Maar het is wel zo. Het is de uitdaging voor de kerk in het westen om in die context hulp te bieden bij het beoefenen van een duurzame spiritualiteit, een volhardende en vol te houden spiritualiteit die gekenmerkt wordt door praktische spirituele oefeningen die te combineren zijn met het dagelijkse leven.

Tegelijk zullen deze oefeningen wel aangeleerd moeten worden. Dat lukt niet door in bijvoorbeeld preken alleen maar te zeggen dat we meer moeten bidden. Preken die de beoefening van spiritualiteit willen stimuleren kunnen eigenlijk niet zonder follow up in een praktische workshop waarin je kunt oefenen. De kerk die de mensen ascese leert zal veel meer een trainingscentrum moeten durven zijn, een soort sportschool waar mensen elkaar mee naartoe nemen om samen praktisch te oefenen op een manier die direct vrucht kan dragen in de dagelijkse praktijk.

Waar denk ik dan aan? Ik zie een kerk voor me die een cursus van vijf avonden aanbiedt over het thema ‘Hoe word ik vriendelijker?’ Voor ‘vriendelijker’ kan ook worden ingevuld: vergevingsgezinder, vreugdevoller, vredelievender. Ik zie een kerk voor me waar in de huiskringen gedisciplineerd tijd wordt besteed aan meditatieve omgang met de Schriften (lectio divina). Ik zie een kerk voor me waar in kerkdiensten veel meer ruimte is voor stilte (er wordt veel te veel gepraat in de meeste kerkdiensten). Ik zie een kerk voor me die centrale elementen uit de monastieke traditie (zoals armoede, kuisheid, gehoorzaamheid, dienstbaarheid, zelfverloochening) weet te integreren in de kern van haar identiteit.

Er is nog een lange weg te gaan.