deeljebijbeltekst_plantagekerk-zwolle-vrucht-van-de-geest-geduld_dec-247x300Onderstaande preek heb ik gehouden tijdens de Oudjaarsdienst in de Plantagekerk, zaterdag 31 december 2016. Je kunt de preek ook naluisteren.

De reden dat we vanavond 2 Petrus 3 lezen is de tekst op het liturgiebord. Gekozen door Hessel de Jong. In het kader van het thema vrucht van de Geest in dit seizoen, met aandacht voor geduld in december.

Dat vind ik mooi. Ik houd er zeker ook van om zelf teksten te kiezen. Maar daar kan best ook wel eens iets eenzijdigs inzitten. En dan is het heerlijk om een tekst aangereikt te krijgen. Hessel, bedankt.

Geduld. Daar hebben we allemaal wel wat mee. Als je terugkijkt op 2016 kun je ongetwijfeld momenten aanwijzen waarop je geduld op de proef werd gesteld. Wat moest je soms lang wachten. Wat was het soms moeilijk om niet uit contact te gaan terwijl je partner keuzes maakte die voor jou onbegriijpelijk waren. Wat schaam je je misschien voor die momenten dat je geduld echt op was en je schreeuwde tegen een van je kinderen of tegen een collega of iemand in het huis waar je woont.

Zelf merk ik dat ik het heel moeilijk vind om geduldig te zijn en te blijven als het gaat om ontwikkelingen die ik echt nodig vind om kerk te zijn in deze tijd. Kan het allemaal niet wat sneller?

Geduld. Jouw geduld. Mijn geduld. Ons geduld. Het wordt vaak op de proef gesteld en we verliezen het vaak. Maar eigenlijk is het niet eens zo boeiend en belangrijk om ons dáár nu vanavond op te richten. Ik grijp even terug op een uitspraak van kerkvader Cyprianus uit de derde eeuw, een uitspraak die ook een plek had in de geestelijke handreiking voor de themazondag van afgelopen 11 december. Deze uitspraak:

“Geen mens kan over geduld iets zinnigs zeggen, tenzij hij het geduld van God heeft leren kennen. In God heeft alle geduld zijn oorsprong en vanuit Gods geduld krijgt alle menselijke geduld haar schittering en waardigheid.”

En toch, wat is het gemakkelijk om niet over Góds geduld te praten, maar het steeds weer over óns geduld te hebben en over het al dan niet ontbreken ervan. Alsof onze redding in óns geduld ligt.

Ik had daar kort geleden een gesprek over met een jonge dertiger uit onze gemeente. Het viel haar op, vertelde ze, dat we in onze gemeente, in de geloofsgemeenschap van de Plantagekerk, vaak zo met onszelf bezig zijn. Met onze gevoelens en emoties, met onze relaties en onze pijn, met onze teleurstellingen en verlangens, met onze talenten en onze gaven, met onze authenticiteit en kwetsbaarheid, met onze visies en projecten. ‘We zijn zo met onszelf bezig,’ zei ze, ‘dat we nauwelijks meer aan God toe komen en aan zijn Woord.’

Is dat zo? Zijn we meer met onszelf bezig dan met God? Meer met wat wíj willen dan met wat Gód wil? Meer met wat wíj doen dan met wat Gód doet?

Dat is een vraag om zo in deze laatste dienst van 2016 eens persoonlijk te stellen. Met wie was ik in 2016 vooral bezig? Met mezelf of met God? Wie kreeg alle aandacht?

En misschien moeten we wel enigszins beschaamd toegeven: ik speelde de hoofdrol, en de bijrol was voor God. Ik vroeg me misschien alleen maar af welke toegevoegde waarde God heeft voor míjn plannen, terwijl ik niet de vraag stelde wat mijn toegevoegde waarde mag zijn voor de plannen van God.

Wat heerlijk om ook tegen deze achtergrond dan deze woorden aangereikt te krijgen: ‘Bedenk dat het geduld van onze Heer uw redding is.’ Ja, mijn geduld, jouw geduld, ons geduld – we gaven er met 63 mensen in de middagviering van zondag 11 december gemiddeld toch nog een 6,6 voor – het haalt het niet bij Gods onuitputtelijke geduld.

‘Bedenk dat het geduld van onze Heer uw redding is.’ Waarom schrijft Petrus deze zin? In zijn tweede brief bindt hij zijn lezers op het hart dat ze heilig moeten leven omdat de dag van de Heer eraan komt. Hij zegt zoveel als: christenen zijn het soort mensen dat altijd toekomstgericht is. Christenen leven niet vanuit het verleden en zitten niet vast in het heden maar strekken zich altijd uit naar de toekomst.

Daar hebben we het op een van de Adventszondagen ook over gehad. Dat het belangrijk is om te leren leven vanuit de toekomst die naar ons toekomt. God is al bezig alles nieuw te maken. ‘Alles maak ik nieuw’, klinkt het vanaf de troon van God tegen het einde van het boek Openbaring. ‘Alles maak ík nieuw’ (Openbaring 21:5).

En er is veel nieuw te maken. Want wat leven we in een kapotte wereld. We hebben het allemaal weer een jaar lang mee kunnen maken. Terreurdaden. Haat. Vervreemding. Vluchtelingen. Drenkelingen. Oorlog. Rampen. Onrecht. Kindsoldaten. Nog meer aanslagen. Aardbevingen. Overstromingen. Hongersnood. Vervolgingen.

En als we voor die kapotte wereld taal van Petrus uit zijn tweede brief gebruiken – want hij beschrijft nogal indringend wat er allemaal mis is in deze wereld – dan komen we hier uit. Valse profetie. Losbandig gedrag. Hebzucht. Wetteloosheid. Zich aan God noch gebod storen. Onreine verlangens. Zwelgen in bedrieglijk genot. Overspel. Onrecht. Loos gebral. Schaamteloze uitspattingen. Slaven van het verderf.

We leven in een kapotte wereld. Het goede leven waar we naar verlangen is vaak ver weg. De bijbel noemt dat: kwaad, zonde, gebrokenheid – en het lijkt erop dat God er niks aan doet. Dat is het verwijt dat Petrus hoort. Er zijn spotters gekomen die zeggen: ‘ Waar blijft hij nu? Hij had toch beloofd te komen? Maar alles is nog steeds hetzelfde. Alles is kapot.’

En, eerlijk is eerlijk, je hoeft helemaal geen spotter te zijn, je hoeft helemaal niet smálend zulke vragen te stellen. Elke oprechte volgeling van Jezus, elke christen die wil leven vanuit de hoop, kan dit soort vragen stellen: ‘ Waar blijft hij nu? Hij had toch beloofd te komen? Zitten we hier weer. Oudjaarsavond 2016. Het zal in 2017 en 2018 en 2025 en 2071 en 2233 waarschijnlijk wel niet veel anders zijn. Waar blijft hij nu?’

Petrus reageert daarop. En ik denk dat wat hij schrijft ook ons inzicht kan geven. Want daar is Petrus op uit: ‘Ik wil u tot een helder inzicht brengen’ (3:1). Hij schrijft eigenlijk: er zijn drie werelden.

De eerste wereld was die van de goede schepping. Die wereld moest door het water heen gaan vanwege Gods oordeel. De tweede wereld, dat is de ‘huidige hemel en aarde’ die door Gods woord wordt bewaard tot het moment dat deze wereld door het vuur heen moet gaan, het vuur dat vernietigt en dat zuivert. En dan is er die derde wereld, de toekomstige wereld waar we naar uitzien: ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont’. Die nieuwe wereld kan er alleen komen door vuur heen.

Zover is het nu nog niet. Tegen die spotters zegt Petrus: let op, de eerste wereld is al eens vergaan, door water. God kan heus wel optreden. God heeft heus wel een plan. Maar als jullie denken dat het lang duurt, bedenk dan wel dat jullie tijdrekening niet die van God is. Hoezo God traag? God is niet traag, hij is geduldig! Wat voor ons duizend jaar is, lijkt voor God op maar één dag. ‘De Heer is niet traag met het nakomen van zijn belofte, hij heeft alleen maar geduld met u, omdat hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat.’

Ja, hier kijken we in het hart van God, het hart van onze Vader in de hemel, die wil dat iedereen thuis komt. Want hij gunt zijn genade aan iedereen en daarom is hij zo geduldig.

Het is niet zo dat wij op God wachten en dat wij geduldig met hem moeten zijn. ‘Waar blijft u? u had toch beloofd te komen?’ Nee, wij wachten niet op God, God wacht op ons. Vol geduld. Een en al lankmoedigheid.

Dat geduld van God is onze redding. Door Gods geduld is er elke dag weer de gelegenheid om je te laten redden en om mee te gaan bewegen in Gods reddingsplan: zijn nieuwe wereld die eraan komt en die toch ook al aangekomen is, vanuit de toekomst. Die toekomst is nu al zichtbaar en ervaarbaar in Jezus en in zijn Geest.

En wat kunnen we dan doen? Wat moeten we doen? Petrus is er meer dan helder over. Span je in, geliefde broeders en zusters – ja dat zegt Petrus een paar keer heel nadrukkelijk in deze brief: geliefde broeders en zusters. Hij wil dicht bij hen komen, het op hun hart binden. ‘Span u in, geliefde broeders en zusters’, zeg ik vanavond tegen u, ‘span u in om smetteloos, onberispelijk en in vrede door hem aangetroffen te worden.’

Door hem. Jezus. Die woorden smetteloos en onberispelijk zijn een echo van iets wat Petrus in zijn eerste brief schreef: ‘U weet immers dat u niet met zoiets vergankelijks als zilver of goud bent vrijgekocht uit het zinloze leven dat u van uw voorouders had geërfd, maar met kostbaar bloed, van een lam zonder smet of gebrek, van Christus’ (1 Petrus 1:18-19).

Een lam, smetteloos en onberispelijk. Dat is Jezus. Het Lam. Zachtmoedig en geduldig.

Span u in om als het lam te zijn, dat jou heeft vrijgekocht: smetteloos en onberispelijk. En dat je ‘in vrede’ mag worden aangetroffen, in de sjalom van Gods nieuwe wereld die vanuit de toekomst nu al naar ons toekomt.

Wat moeten we doen? Omdat het geduld van onze Heer onze redding is, moeten we ons inspannen om smetteloos, onberispelijk en in vrede door hem te worden aangetroffen.

Maar kunnen we dat wel? Kunnen we ons wel inspannen? Is dat nu niet precies wat er zo mis is in deze wereld, zo mis aan het zinloze leven dat we hebben geërfd? Op het moment dat je dat denkt, ben je de weg kwijt. We zijn de weg kwijt als we denken dat het niet kan, dat inspannen geen zin heeft. Want het kan wel. Anders zou het bijzonder oneerlijk en onbarmhartig zijn van God als hij ons daartoe oproept.

En daarom eindig ik met iets wat Petrus uit deze zelfde brief schrijft, maar dan uit het eerste hoofdstuk. Want niets is krachtiger dan het Woord van God zelf. Inspannen kan. Luister maar. Laat het laatste wat we zeggen vanavond als gemeente maar niet over óns gaan, maar over God (2 Petrus 1:3-4 en 8-9):

“Zijn goddelijke macht heeft ons alles geschonken wat nodig is voor een vroom leven, door de kennis van hem die ons geroepen heeft door zijn majesteit en wonderbaarlijke kracht. Hiermee zijn ons kostbare, rijke beloften gedaan, opdat u zou ontkomen aan het verderf dat de wereld beheerst als gevolg van de begeerte, en opdat u deel zou krijgen aan de goddelijke natuur. (…) Span u daarom () in om uw roeping en uitverkiezing waar te maken, broeders en zusters. Als u dit alles doet, komt u nooit ten val en zal u onbelemmerd toegang worden verleend tot het eeuwige koninkrijk van onze Heer en redder Jezus Christus.”

Amen.