1

Dat deed Evert mooi in dat kindermoment: nog even die kaarsjes uitblazen. Pfhhhhh… En daar gaat het nu over, lieve mensen. Blazen. Inademen en dan de lucht die je hebt ingeademd uitblazen. Kun je daar ook over preken dan? Ja, dat kan.

Ik kom er de laatste tijd steeds meer achter dat we in de kerk en in ons christen zijn veel te weinig aandacht hebben voor onze adem. Als we willen groeien in geloof, dan hebben we meestal twee ideeën. 

Eerste idee: we moeten van ons hoofd naar ons hart. En zeker: dat hart staat heel centraal in christelijk geloven, hopen en liefhebben. Van binnenuit, met, met ervaring en gevoel – het kan niet zonder. 

Tweede idee: we moeten het veel praktischer maken. Geloven moet je vooral doen, zeggen we dan. Handen uit de mouwen, aan de slag, verschil maken in de samenleving! Ben ik het ook helemaal mee eens. Geloven zonder doen is dood.

Toch zou ik vandaag een derde idee naar voren willen brengen: laten we meer ademen, bewust ademhalen (want de meeste mensen ademen wel, want als je niet ademt ben je dood – maar niet bewust). Misschien zien we de adem wel veel te veel over het hoofd als belangrijke bron van geloven, hopen en liefhebben. 

“Die adem” – dat zei een deelnemer die meedoet aan het inspiratietraject ‘Jezus zien, ademen, leven’ – “die adem is niet van mij. Die heb ik van God gekregen. Mijn adem is een geschenk. En dat ontroert me.”

2

Dat is precies wat we ontdekken in Genesis 2, zo helemaal aan het begin van de Bijbel. Er wordt verteld over de schepping. We geloven in de kerk in een God die alles gemaakt heeft. Hóe hij dat precies heeft gedaan, blijft een mysterie. Dát hij het deed, geeft veel houvast. Deze wereld is Góds wereld. Ons leven is ons door Gód gegeven. Onze adem is niet van ons, maar komt van God.

“God vormde de mens uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen.” 

Die zin uit Genesis 2 zegt iets over wat er ‘in den beginne’ is gebeurd, maar vertelt vooral een verhaal over mens-zijn dat we zo snel vergeten. 

We zijn gevormd uit stof. Kwetsbaar en breekbaar.

We zijn gevormd uit aarde. We zijn aardelingen en moeten daarvan niet los proberen te komen.

We zijn door God beademd. Gód blaast ons de levensadem in de neus. 

Die adem – die is zo helemaal verbonden met de kern van ons bestaan. Adem maakt ons tot levende wezens. Niet eens een kloppend hárt. Adem. 

Onze eerste adem. Jullie herinneren je dat moment vast nog, Hilde en Aron – de eerste ademhaling van Floran. En daar kunnen we een heel fysiek en medisch verhaal over houden, hoe dat allemaal precies werkt bij een geboorte, hoe de longen dan op een nieuwe manier aan het werk gaan. Maar laten we het ook zo zien. Op dat moment van die eerste schreeuw, dat eerste huilen, die eerste eigen ademhaling: God blies Floran levensadem in de neus. Adem in. Adem uit. Adem de dag.

3

Een jonge vrouw in een burnout schreef op lazarus.nl haar verhaal. Ze zat een aantal maanden overspannen thuis. Alles was haar uit handen gevallen. Deze twee korte zinnen troffen me: 

“We zijn collectief moe. 

We zoeken collectief rust.”

En wat ik nu zo lastig of zelfs ernstig vind, is dat de kerk daar veel te weinig in gespecialiseerd is. Ook in de kerk lijkt het erop dat we collectief moe zijn. Moe van kerk zijn. Moe van kerk doen. Terwijl de kerk dé specialist bij uitstek op het gebied van ademen en rust zou moeten zijn.

Weet je, zelfs God zelf had het nodig om op adem te komen. Dat staat in Exodus 31: 16-17 waar Mozes aanwijzingen geeft over de rustdag: “Generatie na generatie moeten de Israëlieten de sabbat in acht nemen en vieren. Voor mij en hen is die dag een teken van een eeuwigdurend verbond, want in zes dagen heeft de HEER de hemel en de aarde gemaakt, en de zevende dag heeft hij gerust om op adem te komen.”

God heeft gerust om op adem te komen.

“We zijn collectief moe. 

We zoeken collectief rust.”

Maar God blaast ons levensadem in de neus. Elke adem is onze eerste adem. Een geschenk van God. Maar we staan daar veel te weinig bij stil. 

4

God blies levensadem in de neus.

Jezus – in hem ontmoeten wij God zelf – Jezus heeft ook een keer geblazen.

“Jezus zei: ‘Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.’ Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest’.”

Wat een bijzonder moment zal dat zijn geweest. Een nieuwe schepping. Want we moeten dat gebeuren op de dag van de opstanding van Jezus niet los zien van wat er in Genesis 2 staat. 

Wat hier gebeurt, is niet minder dan een nieuwe schepping. Jezus blaast de levensadem over de discipelen heen. “Zo werden de leerlingen levende wezens.” Alleen met de Geest van God word je levend. Alleen als Jezus je de Geest van Leven en Licht en Liefde in je neus blaast, kun je echt leven.

Ooit zei iemand: “Als een mens sterft, betekent dat nog niet per definitie dat hij ook gelééfd heeft.”

Jezus blaast zijn Geest in ons. Zijn adem wordt onze adem. We geven dat bij de doop niet echt vorm. Maar als we worden gedoopt in de naam van de heilige Geest, dan mogen we ons ook voorstellen dat Jezus over ons heen blaast. Zou dat niet een mooi symbool, zijn bij de doop: dat we over onze kinderen heen blazen als teken van de Geest die zij ontvangen?

5

Lieve mensen, we ontvangen onze eerste adem van God. 

We hebben een leven lang om te leren om ademend te leven. 

Adem in. Adem uit. Adem de dag. 

En dan komt de dag van de laatste adem. Op deze Eeuwigheidszondag realiseren we ons dat meer dan ooit. We zijn ademende wezens: breekbaar en kwetsbaar. Gevormd uit stof en aarde.

En voor ieder van ons breekt de dag van onze laatste adem aan. We sterven. En bij dat stervensproces is daar die laatste adem. Velen van ons hebben het meegemaakt: de laatste adem van een geliefde. Een moment vol verdriet, soms ook van opluchting omdat het lijden voorbij is. Maar dan volgt later alsnog het diepe verdriet. De leegte. Geen adem meer. Geen nabijheid.

De laatste adem.

In de Joodse traditie wordt er zo over het sterven gesproken: 

“De Eeuwige kust ons op de mond en in die kus neemt Hij onze levensadem weer mee. Terug naar de Bron.”

Zo is er aan het begin de eerste adem: God blaast ons levensadem in de neus.

En er is het ademen waardoor we leven. Adem in. Adem uit. Adem de dag. Jezus die steeds opnieuw over ons blaast.

Zo zijn we op weg naar onze laatste adem: de kus van de Eeuwige.

Laten we een moment stil zijn nu, en ademen in Gods aanwezigheid.