Persoonlijke leesimpressie van Thomas a Kempis, De navolging van Christus (juni 2008)

Al jaren heb ik een bijzondere belangstelling voor de 15e eeuwse spirituele vernieuwingsbeweging  van de Moderne Devotie, waarvan Thomas a Kempis een van de belangrijkste vertegenwoordigers was.

Ik begin namelijk steeds meer te zien dat ik (in mijn predikantschap en mijn auteurschap) gedreven word door hetzelfde verlangen dat zo kenmerkend was voor de Moderne Devotie: een verlangen naar een spirituele vernieuwing die geconcentreerd is op Christus en die gekenmerkt wordt door een innerlijkheid die tegelijk praktisch naar buiten is gericht.

Voordat ik wat doorgeef over mijn leeservaringen met het boek van Thomas a Kempis, wil ik daarom eerst iets vertellen over de verbinding die ik zie met de Jezustrilogie ‘Jezus ontdekken, aanbidden, uitstralen’ die ik schreef van 2004 tot 2008.

Jezus ontdekken

Toen mijn boek ‘Jezus ontdekken. 33dagenboek’ verscheen, liet Tjerk de Reus in een recensie in het Friesch Dagblad een verband zien tussen het boek dat ik geschreven had en de beweging van de Moderne Devotie:

“Het boek van Douma is heel eigentijds. Maar hoe hij geloofszaken hier benadert, is niet nieuw. Historisch gezien kan Douma het beste geplaatst worden in het verlengde van allerlei vroomheidsbewegingen die zich wereldwijd, maar ook in Nederland hebben voorgedaan. In de vijftiende eeuw verkondigde Geert Grote het belang van een toegewijd, innerlijk op God betrokken leven. In latere eeuwen had vooral de Nadere Reformatie – een vroomheidsbeweging in de Nederlandse gereformeerde kerken in de zeventiende en achttiende eeuw – vergelijkbare doelen als Douma. Het gaat hen om een intense spiritualiteit, waarin globaal de orthodoxe standpunten van de kerk gehandhaafd blijven.

Naar een nieuw zicht op de leer van de kerk zijn mensen zoals Douma vrijwel nooit op zoek; het gaat hen alleen om een grotere persoonlijke betrokkenheid, om meer heilzame effecten van de Geest in het leven van de gelovige.” (Friesch Dagblad, 11 maart 2004)

Intense spiritualiteit

Steeds meer herken ik me in de door Tjerk de Reus genoemde typering: het gaat me in wat ik schrijf om een intense spiritualiteit die niet uit is op afwijking van de klassieke (in dit geval: de gereformeerde) geloofsleer maar op een grotere persoonlijke betrokkenheid door het werk van de Geest. Bij mij heeft deze spiritualiteit een duidelijke focus gekregen: de persoon van Jezus.

Ook daarin is er een opvallende overeenkomst met de Moderne Devotie. In een bisschoppelijke brief ter gelegenheid van de 600e sterfdag van Geert Grote in 1984 met de titel ‘Vernieuwde innerlijkheid. De betekenis van Geert Grote en de Moderne Devotie voor onze tijd’ wordt als een van de kenmerken van de spiritualiteit van deze vernieuwingsbeweging genoemd:

“(…) haar concentratie op Jezus Christus en haar ideaal om Hem na te volgen. Daartoe dient men dagelijks het evangelie te lezen en zich vertrouwd te maken met zijn doen en spreken, met zijn verhouding tot de Vader en de mensen, zijn omgaan met de bekoring en met het lijden. De menselijkheid van zijn bestaan vormt de door God gegeven toegang om het mysterie van zijn goddelijke Zoonschap te leren verstaan. Zich afvragen hoe Jezus gereageerd zou hebben op situaties waarin wij ons bevinden, zet ons op de christelijke weg van leven.” (blz. 10)

Concentratie op Christus

Deze concentratie op Jezus is ook een van de kenmerken van ‘De navolging van Christus’ uit 1441, het belangrijkste boek dat uit de beweging van de Moderne Devotie is voortgekomen. Het eerste tractaat van dat boek (dat uit vier tractaten is opgebouwd) begint met woorden van Jezus die de toon voor het hele tractaat en het hele boek zetten:

(1) ‘Wie Mij volgt, wandelt niet in de duisternis’ (Joh. 8:12), zegt de Heer. (2) Dit zijn de woorden van Christus, en wij worden erdoor aangemaand zijn leven en gedragingen na te volgen, wanneer wij waarlijk verlicht willen worden en bevrijd van alle blindheid van hart (vgl. Ef. 4:18). (3) Ons voornaamste streven moet dus zijn: ons in het leven van Jezus Christus te verdiepen. (4) De lering van Christus gaat alles te boven wat ooit de heiligen geleerd hebben, en als iemand er de geest maar van had, zou hij daar het verborgen manna (vgl. Openb. 2:17) vinden. (I.1.1-4)

Enkele  bladzijden verder geeft Thomas aan hoe wezenlijk het is om ons door het Woord, dat is Christus, de Waarheid, te laten onderrichten:

(6) Degene tot wie het eeuwig Woord spreekt, wordt bevrijd van vele meningen. (7) Uit dat ene Woord zijn alle dingen, en alle dingen spreken van dat ene Woord, en dat Woord is het Beginsel, dat ook tot ons spreekt (vgl. Joh. 8:25). (8) Zonder dat Woord heeft niemand inzicht of een juist oordeel. (9) Degene voor wie alle dingen één zijnd en die alle dingen op één terugbrengt en alle dingen in één ziet, kan onverstoord van hart zijn en vredig in God blijven. (10) O God die de Waarheid zijt, maak mij één met u in een altijddurende liefde (vgl. Jer. 31:3)! (I.3.6-10)

Lezen

Het is nodig om deze uitspraken van Thomas langzaam te lezen. Ze stemmen tot nadenken. Ze bedoelen een verdieping van de eigen spiritualiteit en de bewondering van Christus om wie Hij is en dat heeft tijd nodig. Zelf zou ik het bezig zijn met dit boek als volgt willen omschrijven: het gaat om een langzaam, liefdevol en luisterend lezen.

Langzaam lezen: er is zoals gezegd tijd voor nodig. Als je haastig leest, pluk je er niet de vruchten van en kunnen de gedachten niet doordringen. Het doel van het lezen zou ook moeten zijn, niet zozeer dat je de hectiek van het alledaagse leven ontvlucht, maar dat je deze hectiek onder kritiek laat stellen: wie langzaam leest zal ook leren om langzamer te leven: bewuster, met meer diepgang en meer oog voor wat werkelijk belangrijk is.

Liefdevol lezen: de woorden willen klinken in de persoonlijke verbondenheid met de Heer die zegt: ‘Wij Mij volgt, wandelt niet in de duisternis.’ Deze woorden komen uit een hart vol liefde, het hart van Jezus, en willen een antwoordende liefde wekken in ons hart. Het is deze liefdevolle verbondenheid, dit liefdevol wederzijds op elkaar betrokken zijn, waarin de woorden die gelezen worden vrucht kunnen gaan dragen in ons leven.

Luisterend lezen: het gaat om wat in de monastieke traditie de ‘lectio divina’ genoemd wordt: goddelijke lezing. Dat is een manier van lezen die uitdrukkelijk open staat voor de leiding van de heilige Geest die het lezen maakt tot luisteren: een luisteren met het hart waardoor de letters van het papier los komen en woorden worden die krachtig en bezielend tot klinken komen.

De Spiritualiteit van het Avondmaal

Het meest ben ik onder de indruk van het traktaat met de titel ‘Godvruchtige aansporing tot de Heilige Communie’. Juist dit traktaat kan uiteraard de meeste aanleiding bieden om kritisch te zijn over dit zes eeuwen oude boekje dat duidelijk staat in de rooms-katholieke spirituele traditie. Toch heeft het vele vooraanstaande gereformeerden (Arie de Reuver noemt in zijn inleiding mannen als Calvijn, Voetius, Teellinck en A Brakel) er niet van weerhouden zich aan de woorden van Thomas te laven.

Zelf zou ik de volgende werkwijze willen voorstellen (voor hen die het toch moeilijk vinden om over de rooms-katholieke elementen heen te stappen bij het lezen): als de kern van de protestantse bezwaren tegen de roomse avondmaalsopvatting is dat het daarin zou gaan om een herhaling van het eenmaal gebrachte offer en dat daarin dat het brood werkelijk zou veranderen in het lichaam van Christus, dan lijkt het me wijs om het volgende te doen met uitspraken waarvan zonneklaar is dat ze deze elementen vooronderstellen: gewoon overslaan en doorlezen!

Want Thomas biedt ons hier een werkelijk prachtige spiritualiteit van het Avondmaal! En die is nodig, juist in de protestantse traditie waarin de viering van het avondmaal mij te veel verzakelijkt lijkt te zijn: er is doordat we ons concentreren op de soberheid van de viering en op de toelating tot de tafel zo bitter weinig over gebleven van het diepe geheim van het Avondmaal: dat Christus in ons komen wil, dat Hij met ons in gemeenschap wil leven, dat we bij brood en beker mogen geloven en ervaren: ‘Blijf in mij, dan blijf ik in jullie’ (Joh. 15:4).

Thomas begint met zijn lezer de oren te openen voor het spreken van de Heer:

De stem van Christus: Komt tot Mij, gij allen die vermoeid en beladen zijt, en Ik zal u verkwikken (Mat. 11:28), zegt de Heer.’ (2) Het brood dat Ik zal geven is mijn vlees voor het leven van de wereld (Joh. 6:52)(3) Neemt en eet: dit is mijn lichaam, dat voor u zal worden overgeleverd: doet dit tot mijn gedachtenis (Luc. 22:19; 1 Kor. 11:24). (4) Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en Ik in hem (Joh. 6:56). (5) De woorden die Ik tot u heb gesproken, zijn geest en leven (Joh. 6:64).

Wat een prachtige woorden! En Thomas schrijft direct daarna:

Het zijn uw woorden: Gij hebt ze uitgesproken; het zijn ook mijn woorden, want voor mijn heil hebt Gij ze laten klinken. Ik hoor ze met graagte aan uit uw mond om ze dieper in mijn hart geprent te krijgen (IV.1.3-4).

Het sacrament van brood en wijn is een onuitsprekelijke en allerheiligste gave voor de volgelingen van Jezus:

Hij is onze heiligmaking en onze verlossing, Hij is de troost van die onderweg zijn en de eeuwige genieting van de heiligen. En daarom is het diep te betreuren, dat velen zich zo weinig gelegen laten liggen aan dit heilsmysterie, dat de hemel verblijdt en de hele wereld in stand houdt. (IV.1.41-42)

En laat ook deze woorden op je inwerken:

(12) Ik prijs U, mijn God, en ik verhef U tot in eeuwigheid. Ik veracht mijzelf en ik onderwerp mij aan U tot in de diepte van mijn nietswaardigheid. (13) Ja, Gij zijt de Heilige der heiligen en ik ben het uitschot van de zondaars. (14) Gij buigt U naar mij, die niet waardig ben naar U op te zien. (15) Gij komt tot mij, Gij wilt bij mij zijn, Gij nodigt mij aan uw maaltijd. (16) Gij wilt mij de hemelse spijs en het brood van de engelen te eten geven (vgl. Ps. 78:25). En dat brood is niet anders dan Gijzelf, het levend brood dat uit de hemel is neergedaald en leven geeft aan de wereld (vgl. Joh. 6:51,33). (17)Zie, waar de bronwel van de liefde ligt en welk een minzaamheid hier straalt! Hoeveel dank- en lofwoorden zijn wij U verschuldigd voor deze gave! (18) O, hoe heilzaam en nuttig was uw besluit, toen Gij dit Sacrament instelde! Hoe heerlijk en liefelijk was het gastmaal, waarbij Gij Uzelf tot spijs hebt gegeven! (19) O, wat is uw doen bewonderenswaardig, Heer, wat is uw kracht geweldig, uw waarheid onuitsprekelijk! (20) Want Gij hebt gesproken en alles is geworden (vgl. Ps. 148:5) en ook dit is geworden wat Gij het beval te zijn. (IV.2.12-20)

Ja, Thomas raakt in extase, en de lezer met hem:

(20) O gelukkige ziel, o zalig hart, dat U, zijn Heer en God, vol devotie mag ontvangen en bij dat ontvangen vervuld mag worden van geestelijke vreugde! (21) Wat een grote Heer (vgl. Ps. 147:5) ontvangt dat hart! Wat een geliefde gast leidt het bij zich binnen! Wat een lieve metgezel verwelkomt het! Wat een trouwe vriend begroet het! Wat een schone en trouwe bruidegom omhelst het, een bruidegom die boven alle beminden en alle begeerlijkheden de liefde van het mensenhart verdient! (22) Voor uw aangezicht, mijn allerliefste beminde, moeten hemel en aarde en al hun tooi (vgl. Gen. 2:1) verstommen, want al wat zij aan loffelijks en schoons bezitten, is afkomstig van de goedheid van uw milde vrijgevigheid en het haalt niet bij de schoonheid van uw naam, o Gij wiens wijsheid geen grenzen kent (vgl. Ps. 147:5)! (IV.3.20-22)

Maar naast de extase is er ook de ervaring van zwakheid en dorheid en het ontbreken van een zoete ervaring:

(3) Maar waar blijft nu dat godvruchtig gevoel? waar blijft die rijke stroom van heilige tranen? (4)Voor uw aangezicht en dat van uw heilige engelen moest eigenlijk heel mijn hart in vuur en vlam staan en van vreugde schreien. (5) Ik heb U immers in het Sacrament, werkelijk tegenwoordig, al gaat Gij schuil onder de schijn van iets anders. (6) Want U aanschouwen in uw eigen, goddelijke glans, dat zouden mijn ogen niet kunnen verdragen; zelfs iemand die geheel rein was, zou niet bestand zijn tegen de bliksemglans van uw majesteit en heerlijkheid. (7) Daarom toont Gij U begaan met mijn zwakheid door U in het Sacrament te verbergen. (IV.11.3-7)

Steeds weer gaat het over het ontvangen van Christus, de kern van de avondmaalsleer en de avondmaalservaring. Zo ook in het hoofdstukje met de titel ‘De brandende liefde en het hevig verlangen om Christus te ontvangen’:

(1) Met diepe godsvrucht en brandende liefde, met al de gloed en genegenheid van mijn hart verlang ik U, Heer, te ontvangen, gelijk ook vele heiligen en vromena bij het communiceren naar U verlangd hebben, die U ten zeerste behaagden door de heiligheid van hun leven en de vurigste godsvrucht ervoeren. (2) O mijn God, eeuwige liefde, al mijn goed, geluk zonder einde, ik begeer U te ontvangen met het onstuimigst verlangen en de diepste eerbied die ooit één van de heiligen gehad heeft en heeft kunnen voelen. (IV.17.1-2)

Afronding

Ik rond af. Ik sla Thomas’ boek nog één keer op een willekeurige plaats open en ik lees:

(3) Het is nuttiger zijn ogen van onaangename dingen af te keren en aan iedereen zijn eigen mening te laten dan zich over te geven aan twistgesprekken. (4) Als gij goed staat met God en naar zijn oordeel ziet, zult gij er u gemakkelijker bij neerleggen dat gij het onderspit hebt gedolven. (IV.44.3-4)

Geestelijke wijsheid is dat, van een man die dicht bij zijn Heer leefde. Actuele wijsheid is het ook. Van Thomas is ook het bekende motto: ‘met een boekje in een hoekje’. Ik kan me niet anders herinneren dan dat over die spreuk wat schamper werd gedaan. Maar ik geloof dat het goed zou zijn deze spreuk maar eens hartgrondig te omarmen. Want er worden in kerken nogal wat twistgesprekken gevoerd. Gewoon mee stoppen, zou ik zo zeggen, en met een boekje in een hoekje gaan zitten. Bij voorkeur dit boekje van Thomas. En als je weer uit je hoekje komt (want inderdaad, je moet er niet in blijven zitten) nog eens overwegen wat jouw bijdrage kan zijn tot opbouw van de kerk, die het lichaam van Christus is.