Preek zondag 2 juli 2023

Lezen: Handelingen 17:16-34

Lieve mensen,

Wat betekent het om te geloven in God? Die vraag wil ik vanmorgen aan de orde stellen. 

1

Misschien zit je hier met een sterk geloof in God, vol vertrouwen.

Misschien zit je hier terwijl je vooral veel twijfels hebt, aan het zoeken bent. Hoe je hebt leren geloven in de loop van je leven – je merkt dat dat op een of andere manier niet meer werkt.

Misschien ben je wel iemand die zichzelf eerder een ongelovige dan een gelovige zou noemen.

Wat betekent het om te geloven in God? 

Een paar weken geleden kreeg ik een appje van een dertiger uit de gemeente. Hij vroeg: Heb je de nieuwste podcast van ‘Dit is de Bijbel’ al beluisterd? Dat had ik nog niet, en ik ben het meteen gaan doen. Het thema was: ‘God heeft géén plan met je leven.’  Ja, dat hoor je goed: God heeft géén plan met je leven. Dat had hem aangesproken, want hij merkte dat hij vastliep in de vraag: Wat is Gods plan met mijn leven? 

En toen kwam in de app-wisseling deze zin langs: “Ik heb de laatste jaren het gevoel dat ik wat schaakmat sta als het gaat om mijn geloofsleven.” 

Schaakmat: geen kant meer op kunnen. Het gevoel hebben: ik weet niet hoe ik verder moet met mijn geloof. Ik voel eerder verwarring en onzekerheid dan duidelijkheid.

En ik vertel dat omdat ik dat de laatste jaren steeds vaker tegenkom. Jongeren, maar ook wel ouderen, die veel hebben meegekregen aan geloof en aan kerk en aan God in hun leven, maar die op een punt komen dat ze zeggen: ‘Maar zó kan ik niet meer geloven. Ik wil het wel graag, ik verlang ernaar om te geloven, maar hoe kan het ánders?’

En nu hebben we in de kerk de lat ook vaak best hoog gelegd. Velen van jullie kennen wel deze zin: ‘Waar geloof is een zeker weten en een vast vertrouwen’. Die taal, hoe dierbaar en vertrouwd misschien ook voor een wat oudere generatie, lijkt niet de taal te zijn die ons vandaag nog helpt.

Misschien is dat een beetje kwetsbaar om dat zo te zeggen. Zo voelt dat voor mij in elk geval wel. Maar dat ‘zéker weten’ en dat ‘vást vertrouwen’ – de lat ligt daarin te hoog, lieve mensen. Er zit geen ruimte in voor twijfel, voor zoeken, voor verwarring, voor niet-weten. 

En in de christelijke traditie is die ruimte er altijd geweest: ruimte om te twijfelen en zoekend te zijn. En ik geloof dat die ruimte nu meer dan ooit nodig is. En als je het bij jezelf zo misschien niet herkent, dan herken je het misschien bij je kinderen, je partner, je kleinkinderen, je vrienden. 

Of als je ouder bent van jonge kinderen, en je vraagt je af: “Wat geef ik mijn kinderen nu eigenlijk mee als het gaat om geloven?” Dan is die ruimte ook zo nodig, want ze zullen, als ze gaan geloven, hoe dan ook anders geloven dan jij.

2

Naast die kwetsbaarheid voel ik ook iets anders, en dat heeft er beslist ook mee te maken dat ik drie studieverlofweken achter de rug heb, die ruimte boden voor bezinning en verdieping waar ik zo in de waan van een gewone werkweek niet aan toe kom. 

Ik voel een zekere urgentie om het weer te hebben over basisvragen als: Wat is geloven? Wie is God? Wat is de betekenis van het leven? Helpen de woorden en overtuigingen die we hebben meegekregen echt nog op onze geloofsweg? Of hebben we andere woorden nodig, minder woorden misschien ook?

In ieder geval heeft elke nieuwe generatie het recht om zelf weer een taal te mogen vinden waarin het voor hen mogelijk is om te spreken over geloven en over God. En ook over liefhebben en hopen. En over Jezus en over de heilige Geest. En ik hoop dat de kerk – onze geloofsgemeenschap – echt de ruimte heeft en de ruimte biedt om dat soort vragen te stellen. En om diep van binnen te voelen: de vraag is belangrijker dan het antwoord.

Eén ding is in elk geval goed om vast te houden bij alle verwarring en onzekerheid die je kunt ervaren, iets waarin de kerk goed is of in elk geval zou moeten zijn: dat de bijbelse geschriften opengaan. Dat we proberen de verhalen van God met mensen opnieuw te lezen, de teksten die al eeuwenlang meegaan en waarin we iets vernemen van God. De stem van God die ons roept om te leven. 

3

Zo komen we vandaag bij Handelingen 17. Een bijbelhoofdstuk voor zoekers. 

Daar ontmoeten we Paulus. Hij is op zendingsreis en wil niets liever dan met mensen spreken over geloven in God en als christen dus ook over Jezus. En daar in Athene – de stad waaraan de namen verbonden zijn van de grote filosofen Socrates, Plato en Aristoteles – in die stad zoekt Paulus uiteraard de synagoge op. Maar hij is ook veel te vinden op het marktplein, niet om groente en fruit te kopen, maar om in debat te gaan met de mensen die hij daar tegenkwam.

Al die mensen zijn bezig met vragen die ons ook bezig houden. Want er is in 2000 jaar ook weer niet zo heel veel veranderd. Hoe moet je leven? Wat is waardevol? Wat is de zin van ons bestaan? Is er een God? In welke god kun je het beste geloven? En als je op zo’n marktplein bent, in gesprek met mensen die bezig zijn met grote maar ook heel praktische levensvragen, ontdek je dat ook het christelijk geloof zich bezig houdt met dat soort vragen. 

Want naast dat het christelijk geloof een verlossingsreligie is die gaat over Jezus als Verlosser, is het net zo goed ook een wijsheidsreligie of een levensfilosofie. En het kan je helpen om ook eens zo naar je geloof te kijken: als een bron van levenswijsheid. En dan kun je misschien ook wat opener staan voor wat andere levensfilosofieën aan inspiratie bieden.

Paulus ontmoet er bijvoorbeeld ook stoïcijnse filosofen. Nu moet je weten dat het stoïcisme als levensfilosofie die begon in de 5e eeuw voor Christus zich vandaag de dag, 2500 jaar later, al een tijdlang mag verheugen in hernieuwde belangstelling. We kennen het woord stoïcijns wel. We gebruiken dat om uit te drukken dat iemand onverschillig, onverstoorbaar, onaangedaan reageert. Maar dat is niet waar het stoïcisme over gaat. 

Als je een boek zou lezen over ‘Stoïcijnse levenswijsheid ‘zou dat gaan over thema’s als persoonlijke ontwikkeling en het leiden van een deugdzaam leven. Dit soort vragen komt aan de orde: Wat ligt binnen mijn controle en wat niet? Hoe kan ik mijn oordelen en gedachten helder en rationeel houden? Hoe kan ik innerlijke rust en kalmte vinden te midden van uitdagingen? Hoe kan ik omgaan met verandering en onvermijdelijke tegenslagen? Hoe kan ik mijn tijd en energie het beste besteden aan wat werkelijk belangrijk is?

Dat lijken me heel herkenbare vragen. 

4

Zo loopt Paulus daar rond op het marktplein van Athene. “Alle Atheners en de vreemdelingen die er woonden hadden voor niets anders tijd dan voor het uitwisselen van de nieuwste ideeën.” Dat gaat dus over dit soort vragen. En zeker ook over God, of de goddelijke natuur of over de allesomvattende, intelligente en morele kracht die inherent is aan het universum. 

En zo is ook Paulus daar, op zoek naar aanknopingspunten om over God te spreken. En wat ik dan wat merkwaardig vind, is dat eerst verteld wordt dat Paulus kwaad wordt als hij al die godenbeelden ziet in Athene. Als je inderdaad vol bent van de enig ware God, als je vol bent van Jezus Christus, ja dan raakt het je als mensen andere goden achterna lopen. 

Maar als hem vervolgens gevraagd wordt om zijn nieuwe leer nader toe te lichten, zegt hij – ik neem aan in alle vriendelijkheid – : “Atheners, ik heb gezien hoe buitengewoon godsdienstig u in ieder opzicht bent.” Dat lijkt een compliment te zijn. (Het is trouwens ook denkbaar dat het sarcastisch bedoeld is; of alleen maar retorisch als zogenaamde captatio benevolentiae: een communicatieve tactiek om je hoorders gunstig te stemmen – maar ik houd het op oprechte vriendelijkheid en waardering.)

Blijkbaar kan dat samen opgaan: vanuit je eigen geloof verontwaardiging voelen als je allemaal andere afgoden ziet, of mensen die heel anders geloven dan jij. En tegelijk toch ook waarderend spreken over de spirituele zoektocht van mensen en er zelfs bij aansluiten.

Dat is voor de kerk denk ik ook een uitdaging: verbinding maken met wat er aan religie en spiritualiteit in onze samenleving is, daar waarderend over spreken, en dan toch ook een eigen verhaal te vertellen hebben, in alle vriendelijkheid en nederigheid.

5

Paulus doet dat door aan te sluiten bij het altaar dat hij gezien heeft met het opschrift: “Aan de onbekende god”. Zo’n opschrift is ook aan ons een uitnodiging. Want God kan ook zo bekend, zo gewoon,  zo vanzelfsprekend zijn geworden, dat je Hem als het ware in je broekzak hebt. Dan ben je kwijt dat God altijd groter en anders is dan ons denken. Dan ben je kwijt dat er nog zoveel is wat we niet weten over God. Dan ben je kwijt dat God voor ons als mensen altijd een Mysterie blijft, een Geheim.

“Geloven in een onbekende God” – dat was een van de titels die ik voor deze preek in gedachten had. In een  WhatsApp-groep met de naam PreekKracht, deelde ik afgelopen maandag vier mogelijke titels voor een preek over dit bijbelgedeelte met de vraag: Welke titel spreekt jou het meest aan?

Dit waren ze: 

“Geloven op de tast”

“God zoekt mens”

“Geloven in een onbekende God”

“Jezus voor filosofen?”

Elke titel geeft een eigen perspectief op dit Areopagusverhaal. Maar “Geloven op de tast” kreeg de meeste stemmen. En ik stel voor dat we het daar nu nog wat verder over hebben vanuit de preek die Paulus houdt. 

Wat ik mooi vind aan die preek (of de samenvattende weergave ervan) is dat Paulus ook echt aansluit bij de mensen met wie hij in gesprek is. Hij komt om zo te zeggen met best wel een filosofisch Godsbeeld, waarbij ik ‘filosofisch’ even opvat als: zoekend, tot nadenken stemmend, tastend naar wijsheid, dichtbij de dagelijkse ervaring blijvend.

Paulus is dus ingegaan op de uitnodiging: “Kunt u ons uitleggen wat die nieuwe leer is die door u wordt uitgedragen? Want wat u zegt, klinkt ons vreemd in de oren; we willen graag weten wat u bedoelt.”

En Paulus zou natuurlijk recht op zijn doel af kunnen gaan. Bijvoorbeeld zo: “Jezus heeft gezegd: “Want God had de wereld zo lief dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.” Geloof in die Jezus!” 

Maar hij doet het niet. Zeker, aan het einde van zijn toespraak spreekt hij over “een man die uit de dood is opgestaan” Zonder overigens zijn naam te noemen). En in het begin van zijn toespraak spreekt hij over een God die de wereld heeft gemaakt en “die aan iedereen leven en adem en al het andere schenkt.”

6

Maar de kern van zijn toespraak wordt toch gevormd door deze woorden: “Het was Gods bedoeling dat ze Hem zouden zoeken en Hem al tastend zouden kunnen vinden, aangezien Hij van niemand van ons ver weg is. Want in Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. ”

Als we het vandaag hebben over die vraag “Wat betekent het om te geloven in God?” dan leren we hier in elk geval drie dingen.

(1) Geloven is zoeken, omdat we al gevonden zijn.  Ja, God is er al. Hij komt niet pas in beeld als wij Hem zoeken. Ook in het leven van wie God niet kennen en aanbidden, is Hij wel degelijk aanwezig. En als je al wilt spreken over een plan van God met het leven van mensen, dan is het eigenlijk beter om over een bedoeling te spreken, en die bedoeling is voor iedereen hetzelfde: dat je een zoeker bent. Dat je geen genoegen neemt met een gesloten wereldbeeld. Dat je niet wilt leven zonder betekenis. Dat is een zoektocht. En het zoeken is misschien wel belangrijker dan het vinden. We zoeken niet zozeer om te vinden, maar omdat we gevonden zijn.

(2) Geloven is: geloven op de tast. We zijn hier ver weg van allerlei stelligheden, ver weg van rotsvaste overtuigingen waar niet aan gewrikt mag worden, ver weg van een geloof dat als een gesloten systeem aanvaard moet worden, ver weg van een geloof dat geen twijfel verdraagt. Tastend geloven, dat is: onzeker zijn, de weg niet goed kunnen vinden, meer intuïtief geloven, open staan voor nieuwe inzichten, de moed hebben om niet te weten omdat God daarin misschien dichterbij is dan in je al te stellige weten. Geloven op de tast is onderweg zijn en onderweg blijven, open en zoekend.

(3) Geloven is geloven in een God die veel dichterbij is dan je dacht. Als je hebt leren geloven in de God als de oude man met de grote baard die ergens in de lucht op de troon zit, dan schudt Paulus je wakker. Hij is van niemand van ons ver weg. Hij is het licht dat op ons schijnt, hij is de lucht die we ademen, hij is de kracht die we voelen. In Hem leven wij. In Hem bewegen wij. In Hem zijn wij. 

Ja, dat lijkt inderdaad wel een nieuwe leer. Dat voelden die mensen op de Areopagus goed aan. Een God die je niet kunt vangen in beelden. Een God die je niet kunt opsluiten in gesloten denksystemen. Een God die een ommekeer teweeg wil brengen waardoor we op een nieuwe manier leren om te leven (geloven gaat over het leven), om te bewegen (geloven is altijd geloof in beweging) en om te zijn (in de rust van het hier en nu). De God die is, is de God die ons uitnodigt om te zijn, om mens te zijn, helemaal mens, zoals die man die uit de dood is opgestaan. Om nieuw te leven.

7

Ik wil jullie uitnodigen om deze woorden een tijd met je mee te dragen op je eigen zoektocht, als je op de tast probeert te geloven in de God die jou al gevonden heeft. Deze woorden in de stilte van je hart: In Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij.

Laten we bidden…