De laatste tijd ben ik erg bezig met de vraag hoe spiritualiteit nu werkelijk een plek krijgt in het gemeenteleven. Mijn ervaring is namelijk dat dat nog helemaal niet zo gemakkelijk is. Het samen kerk zijn lijkt soms vooral gedreven te worden door programma´s, door roosters waar je op staat om iets te doen, door allerlei organisatorische zaken, door vergaderingen en toerustende en missionaire activiteiten. Maar wanneer vinden nu echt de echte ontmoetingen plaats, op zielsniveau? Is er ook echt wel sprake van geestelijke veranderingsprocessen waardoor we sterke en meer inspirerende christenen worden?

Ik ben daar persoonlijk nogal mee bezig en merk dat er in pastorale contacten veel kan gebeuren. Ook zie ik in de loop van de tijd dat mijn prediking wel vrucht draagt in mensenlevens. Maar ik zie ook het andere: dat er maar bar weinig lijkt te veranderen, dat er geen verdieping plaats vindt, dat er eerder sprake is van een toenemende spirituele schraalheid, een toenemende individualisering in het kerkelijk leven, een groter gebrek aan betrokkenheid en toewijding en een steeds meer zichtbaar wordend geestelijk consumentisme.

Ik vind het spannend om dat te benoemen. Want ik doe er altijd mensen onrecht mee, hun namelijk bij wie er wel degelijk sprake is van geestelijke verdieping en bij wie er wel echt een grote mate van toewijding is.  Maar dat is, voorzichtig gezegd, geen meerderheid. En dan kan ik mooie dingen lezen en zelfs schrijven over spirituele gemeenteopbouw, ontmoeting op zielsniveau, gebed en stilte – maar wat haalt het allemaal uit? Wie is er eigenlijk in geïnteresseerd? Want we hebben het druk. Onze dagen zijn tot de laatste minuut vol gepland, onze weken lopen over van activiteiten en de zondag wordt steeds meer de dag om even adem te halen zodat je een nieuwe week weer (net) aankunt.

De kop boven de vorige blog was ‘Onversneden narcisme’. Ik liet een ander aan het woord: Larry Crabb. Maar ik merk dat ik liever door anderen laat zeggen wat ik zelf eigenlijk kwijt wil. Misschien moet ik mezelf maar gewoon eens uitspreken: ik denk dat er in het kerkelijk leven veel meer dan ons lief is en we voor willen hebben sprake is van onversneden narcisme. We zijn ongelooflijk met onszelf bezig: met ons eigen geluk, onze eigen toekomst, onze eigen plannen, onze eigen agenda’s – en als Jezus daarbij behulpzaam is dan slaan we die helpende hand zeker niet af. Maar dat we bestaan voor de glorie van Christus, dat we geschapen zijn  om God de eer te geven en om ons hart volledig te openen voor de leiding van de Geest in alle aspecten van ons leven, dat we de roeping hebben om te leven in de omhelzing van de drie-enige God en anderen daarin binnen te brengen – het lijkt wel alsof ik als ik die dingen zeg een taal spreek die niet verstaan wordt. Misschien versta ik de taal zelf ook wel niet, omdat ik veel te veel met mezelf bezig ben: met mijn ego dat snakt naar waardering en respect en naar een leven zonder al te grote moeilijkheden, omdat ik daar toch eigenlijk recht op heb…