Op 28 januari schreef ik Spirituele vorming (1). Ik had me voorgenomen om de viervoudige focus van een spirituele benadering van gemeenteopbouw in de loop van een serie blogposts uit te werken. Daar is het niet echt van gekomen. Maar ik probeer de draad nu weer op te pakken. (Overigens was mijn lezing De hemelse omhelzing. De gunst van geestelijke leven in de 21e eeuw ook een verder spinnen aan de draad van spirituele gemeenteopbouw.)

Ik laat me dus inspireren door de vierslag die Larry Crabb in zijn boek Real Church aanreikt:

  • spritituele theologie
  • spirituele vorming
  • spirituele gemeenschap
  • spirituele missie

Ik doe dat om dat ik ervan overtuigd ben dat het essentieel is dat er naast structurele aandacht voor missionaire gemeenteopbouw ook structurele aandacht gegeven wordt aan spirituele gemeenteopbouw. In de genoemde lezing heb ik dat wat prikkelend onder woorden gebracht door het zo te zeggen: “Een kerk die niet aan spirituele gemeenteopbouw doet moet aan missionaire gemeenteopbouw maar niet beginnen.”

Tegelijk geloof ik dat spirituele gemeenteopbouw ten diepste heel missionair is omdat de focus van spirituele gemeenteopbouw is dat er een vorm van kerk-zijn, van geloofsgemeenschap opbloeit die voor nieuwkomers en zoekers werkelijk een thuis biedt, een ruimte om op adem te komen, omdat zij/hij er mensen tegenkomt die God zoeken en die verlangen naar een nieuw leven en die daar tegelijk dagelijks mee worstelen.

Bij het nadenken over spirituele vorming is Graham Tomlin met zijn boek ‘Geestelijk fit. Het belang van christelijke karaktervorming’ een mee dan inspirerende gids. Tomlin gebruikt in dat boek de sportschool als beeld voor de beoefening van spiritualiteit met het oog op geestelijke gezondheid. Hij legt daarin ook een belangrijke verbinding tussen de missionaire aantrekkingskracht van een gemeente en het belang van (in mijn termen) spirituele gemeenteopbouw door te wijzen op het koninkrijk van God (blz. 6):

Wanneer mensen de realiteit van het koninkrijk ervaren, het leven zoals het altijd al bedoeld was, onder de krachtige en goede leiding van God, dan beginnen ze een verlangen te ervaren naar iets anders. En daarom is de eerste taak van de kerk eigenlijk niet evangelisatie, of de goede dingen zeggen, maar het leven van het koninkrijk laten zien in haar eigen leven, in haar eigen gemeenschap. En dit zal de vragen ontlokken die effectieve evangelisatie mogelijk maken.

In het hoofdstuk ‘De kerk en transformatie’ geeft Tomlin een antwoord op de vraag hoe kerken centra van geestelijke gezondheid en conditie kunnen worden (blz. 120-121):

In de tweede eeuw schreef Irenaeus, een theoloog uit het Franse Lyon, dat ‘de heerlijkheid van God de levende mens is, en het leven van de mens het beeld van God.’ Niets op aarde laat de heerlijkheid van God meer zien dan een mens die helemaal levend is geworden zoals het altijd al de bedoeling is geweest, een mens die de heerlijkheid en de natuur van de Schepper weerspiegelt. In die mens vangen we zowaar een glimp op van God. God werd mens, zodat wij zijn heerlijkheid zouden vertonen. In de vroegchristelijke theologie stond het vormingsproces naar het beeld van God in Christus centraal.

Misschien dat we weer iets meer aan vroegchristelijke theologie moeten doen… Nog een citaat (blz. 126):

De definitie van correct geloof was op zichzelf niet het doel van christelijke theologie in de klassieke christelijke traditie. Het doel was de cultivering van deugd en uitmuntendheid in levenskunst. Theologie was onlosmakelijk verbonden met het christelijk leven, zodat subtiele veranderingen in theologie leidden tot grote veranderingen in het leven. Het was belangrijk om goede theologie te hebben, want met verkeerde theologie zou je leven de verkeerde kant op gaan. Onderwijs in goede theologie was essentieel voor de christelijke vorming van het karakter.