Voor het nadenken over wat spirituele gemeenschap betekent, is een accent dat Graham Tomlin in zijn boek ‘Geestelijk fit’ zet van groot belang. Hij doet dat op basis van inzichten van Gregorius van Nyssa over de betekenis van het bijeenkomen van christenen. Daarbij gaat het om twee dingen: God zien en de medegelovige zien. Eerst over het zien van God:

Een van de belangrijkste inzichten van Gregorius is dat we worden als de dingen die we vereren. (…)Zij die naar de ware God opzien, ontvangen in zichzelf de eigenschappen van de goddelijke natuur. De ziel is als een spiegel, die de exacte gelijkenis opvangt van datgene wat hij contempleert. Daarom moet de ziel de tijd nemen voor contemplatie over God. Dit is de sleutel tot menselijke transformatie: ‘De menselijke natuur (…) kan niet schoon worden, tenzij ze tot de Schone nadert, en getransformeerd wordt door het beeld van de goddelijke schoonheid’. (blz. 130)

Dit vindt plaats, aldus Gregorius, in de kerk, de plaats waar Christus wordt aanbeden. Tegelijk moet dit ook duidelijk zijn:

Een van de belangrijkste wijzen waarop dit proces plaatsvindt, is de observatie en imitatie van andere christenen. Gregorius zegt het heel boud: ‘Wie de kerk ziet, kijkt rechtstreeks naar Christus.’ Hij bedoelt dat we Christus zien in de mensen die gevormd zijn door Hem jarenlang te volgen, en we ontdekken Christus door hen te observeren en na te doen. (blz. 131)

Een belangrijk onderdeel van groeien en leren, niet alleen fysiek maar ook geestelijk en moreel, is imitatie. We zien iemand die een kwaliteit heeft die wij zowel missen als bewonderen, en gaan ons daarom als die persoon gedragen. (…) Deugd wordt niet maar geleerd door te zitten luisteren naar lezingen of door boeken te bestuderen, maar in gewone menselijke (of misschien beter: christelijke) interactie. In relatie staan met andere christenen die een beetje verder zijn op het pad van christelijk leven en christelijke praktijk, is daarom essentieel voor het groeiproces in Christus-gelijkende deugd. (blz. 148-149)

Tomlin past dit vervolgens ook toe op het leiderschap in de kerk:

Als navolging een van de belangrijkste manieren is waarop we deugd leren, dan zal er in de traning van onze leiders minstens zoveel aandacht moeten zijn voor karakter en vorming, als voor theologische kennis of praktische vaardigheden. (…) Het heeft weinig zin om christelijke leiders te hebben die theologisch geschoold zijn, maar bij wie nederigheid, geduld en zelfbeheersing ver te zoeken zijn. (blz. 150).