Gisteren was Jurjen Beumer, directeur van het diaconaal centrum Stem in de Stad (Haarlem) als gast aanwezig in de morgendienst van de Fonteinkerk. Na afloop van de dienst gaf hij me zijn nieuwe boek kado (ook als presentje voor het 25jarig jubileum van onze kerk): Godzoekers. Van Benedictus tot Oosterhuis. Een prachtig boek met 25 portretten van Godzoekers ‘die hun zoektocht naar “het ware, het goede en het schone” niet hebben opgegeven.’

In dikwijls barre omstandigheden stuitten ze op het ultieme, op het uiteindelijke. Of zo ze zelf zeggen: ‘De Ultieme en Eeuwige vond mij, Iemand raakte mij en bracht mij aan mijn eigen zoeken en vinden voorbij. Ik wèrd gevonden, even overzag ik waarom en waartoe ik ben.’ (blz. 10-11)

Het eerste portret is gewijd aan Benedictus. Beumer constateert dat de verschijning vandaag de dag van zoveel boeken over de Regel van Benedicus wel zal duiden op het gegeven dat we de geestelijk-praktische inzichten van Benedictus buitengewoon nodig hebben. Hij reikt al meteen een wat mij betreft mooi citaat aan waar allen die geroepen zijn om leiding te geven (bijvoorbeeld in de kerk) zich aan kunnen laven. Het gaat over de abt en het leiderschap dat hij moet vertonen:

Van fouten voelt hij afkeer, voor de broeders genegenheid. Bij berisping handelt hij met beleid: alles met mate. Daarmee voorkomt hij dat hij in zijn ijver om het roest te verwijderen het vaatwerk breekt. Hij is zich altijd bewust van zijn eigen kwetsbaarheid en herinnert zich dat men ‘het geknakte riet niet moet breken’ (Jesaja 42,3). (…) Zijn streven is om eerder bemind dan gevreesd te zijn. Hij is niet onrustig of zenuwachtig, niet extreem om fanatiek, niet wedijverig of al te wantrouwig, want anders heeft hij nooit rust. In zijn bevelen heeft hij een voorzienende blik en houdt hij rekening met de omstandigheden.

Abt betekent: vader. Zijn de geestelijke leiders in de kerken, zijn predikanten ook vaders? Of mogen ze alleen nog managers, leraren, visionaire leiders en inspirators zijn?