In de inleidende blogpost stelde ik drie vragen. Twee heb ik beantwoord in de eerdere blogposts in deze serie.

Vraag 1) Is de kerkdienst met de preek de plek waar ‘het’ exclusief gebeurt? Mijn antwoord luidde: nee, beslist niet. Het kan overal gebeuren. Maar ook in de kerkdienst en de preek.

Vraag 2) Is het terecht om opnieuw te zeggen dat het om de preek gaat? Min antwoord luidde: ja, als je tenminste per se een vernieuwing van het protestantisme wilt nastreven door naar de bron van het protestantisme terug te willen gaan. Maar dat lijkt me geen goede beweging. Eerder hebben we nodig dat we ook andere (christelijke) geloofstradities verkennen om de waardevolle elementen eruit te integreren in een vernieuwd christelijke kerk zijn in Nederland. Bovendien wijst de praktijk uit de het aspect van gemeenschap een steeds belangrijker rol speelt in het groeien in geloof en het ervaren van Gods heil.

Knusse liturgie

Vraag 3) luidde als volgt: Is nadruk op Gods heiligheid het beste antwoord op de profanisering van de kerkdienst? Deze vraag vloeit mede voort uit de titel van het boek van Gerrit Immink dat de aanleiding gaf voor het gesprek over het belang van kerkdienst en preek: ‘Het heilige gebeurt. Praktijk, theologie en traditie van de protestantse kerkdienst‘. De inhoud van het boek ken ik niet, maar de titel lijkt me richtinggevend, en met de titel an sich is ook niets mis. Maar de titel klinkt ook in een tijd waarin rond het kerkelijke leven vaak de zorg wordt uitgesproken dat het allemaal zo plat is geworden, zo gezellig en knus, zo liefdevol en veilig zonder confrontatie. Dat is ook wel herkenbaar. Maar is een nieuw accent op Gods heiligheid dan de aangewezen weg?

In mijn beleving wordt in kerkelijke gesprekken het aspect van de heiligheid van God vooral in stelling gebracht tegen te knusse Godsbeelden en te knusse kerkdiensten. Maar de term en de zaak van de heiligheid zelf lopen in dit kader het gevaar nogal eenzijdig te kleuren in de richting van: ordelijkheid, gestileerdheid, hoogkerkelijkheid, afstandelijke eerbiedigheid en zelfs liturgische formaliteit c.q. liturgisch formalisme.

Van heiligheid naar heerlijkheid

Dat is de reden dat ik niet graag in zou zetten bij Gods heiligheid om de (inderdaad soms erg knusse en gezellige) liturgie bij te sturen in de goede richting. Ik zou willen kiezen voor Gods heerlijkheid. Onze gesprekken over de liturgie en de preek (die tezamen hopelijk een concentratie en verdichting mogen vormen van wat er ook doordeweeks en in andere en kleinere ontmoeting aan heil gebeurt) zouden niet moeten inzetten bij onze persoonlijke beleving, onze frustraties of onze reacties op vermeende misstanden, maar bij de heerlijkheid van God. Niet de qedoosja van Jahweh maar de kabood van Jahweh moet de toon zetten voor onze verwachtingen van de ontmoeting met God, al dan niet in (liturgisch) georganiseerd verband.

(Misschien wil je op dit moment wel deze waardevolle bijdrage lezen van Henk Medema aan het gesprek: Kerkdienst en preek: geen loketten naar God.)

De glorie van Christus

Mijn verlangen voor kerkdienst en preek (nogmaals: niet als exclusieve plaatsen van heilsbemiddeling en ontmoeting met God) wil ik verwoorden als een verlangen naar het zien en ervaren van Gods heerlijkheid (waarvan Gods heiligheid een wezenlijk aspect is, maar heerlijkheid is breder, dieper, meer, mooier, overweldigender). Laat is dat maar uitwerken in het formuleren van nog een paar wensen en gedachten die mij van wezenlijk belang lijken voor een verdergaand gesprek over het karakter van kerkdienst en preek.

  1. Het zou geweldig zijn als elke kerkdienst en elke preek ons iets te zien, te proeven, te tasten gaven van de glorierijke luister van God die zichtbaar wordt in het gezicht van Christus (2 Korintiërs 4:6). Laat elke kerkdienst en preek een vervulling mogen zijn van dit verlangen: Wij willen Jezus zien!
  2. Het is van wezenlijk belang om rond de vragen inzake kerkdienst en preek te durven kiezen (niet voor een communicatieve, sociologische of psychologische insteek) voor een expliciet theologische insteek. Theologie is: spreken over God (ik heb nu niet het oog op academische theologie maar theologie die door de verbinding met spiritualiteit tot doxologie is geworden). Als het in de kerk en in de preek niet meer over God gaat, dan gaat het nergens meer over. En ja, de werkelijkheid van God sluit niet zonder meer aan bij mijn werkelijkheid. Daar is vaak sprake van een kloof. Omdat we onszelf zo gewichtig hebben gemaakt kunnen we nauwelijks nog iets met de gewichtigheid (letterlijke betekenis van kabood).
  3. Een gesprek over kerkdienst en preek leidt nergens toe als we niet de inhoud van deze buitengewoon wezenlijke preek van C.S. Lewis verwerkt hebben: The Weight of Glory. (En als we dan toch aan het lezen slaan, dan ook van Jonathan Edwards: The Excellency of Christ.)
  4. Erg gewichtig lijkt het me ook, met name voor de prediking, om uit te gaan van deze grondgedachte: aan het begin van de preek staat niet een tekst, maar een persoon: Jezus Christus! Veel kerkelijke geloofsbeleving in het protestantse spoor focust op het boek van de Heer (met bijbehorende aandacht voor teksten, contexten en exegeses) ten koste van de Heer van het boek (Jezus Christus die door zijn Geest al levend in ons midden is nog voordat er een Schriftwoord klinkt). Meer hierover in dit interview: Het Woord moet gebéuren.
  5. De glorierijke luister van Jezus Christus is de realiteit waarmee de kerkdienst en de preek staan of vallen (ik nodig graag iemand, die het Latijn beter dan ik beheerst, uit om deze variatie op ‘articulus stantis et cadentis ecclesiae’ in het Latijn over te zetten).

Ik vraag me tenslotte even af of wat ik nu geschreven heb niet te abstract of te theologisch is, met te weinig contact met de praktijk. Dat zou best kunnen. Maar voor dit moment moet dat maar even. Met minder kan het niet. Want hier gaat het om in kerkdienst en in prediking: Het heerlijke gebeurt! (Of niet, want dat staat niet in onze macht.)

Vraag: op welke punten zou het gesprek over kerkdienst en preek verder moeten worden gevoerd? Reageer hieronder.

P.S.1
De centrale gedachte van deze blogpost wordt wat mij betreft verwoordt in de Bijbeltekst 2 Korintiërs 3 vers 18. Binnenkort verschijnt een boek van mijn hand over deze tekst: Kijken naar de Heer. Veranderen door zijn schoonheid.

P.S.2
Lees ook deze eerdere blog die een reactie vormde op de dissertatie van Miranda Klaver ‘This is My Desire‘: Dit is mijn verlangen.