lucifersRemmelt Meijer heeft inmiddels twee vervolgblogs geschreven rond de vraag waar we moeten beginnen als we op zoek zijn naar een cultuurverandering in de lokale kerk rond discipelschap: Discipelschap daagt de kerk meer uit dan je denkt – 1 en  Discipelschap daagt de kerk meer uit dan je denkt – 2. Daar komt veel in aan de orde. Boeiend!

Zelf ga ik nu eerst nog even iets verder over de rol van preken. Daar eindigde ik mijn vorige blog mee: “Prediking/verkondiging kan een essentiële rol spelen in het discipelschapsleerproces. Je moet er niet álles van verwachten maar nog wel véél. De vraag is niet óf preken een rol spelen in het proces waarin een lokale kerk groeit in een discipelschapscultuur, maar wélke rol ze spelen.”

Tegelijk sluit dit ook heel nauw aan bij een belangrijk punt dat Remmelt aan de orde stelt: de (gevestigde) kerk is in haar “basisstructuren vaak op z’n minst geïnfecteerd door een zekere consumptiementaliteit”. En: “Als ik alleen al kijk naar de plek van de centrale kerkdienst, dan kan ik behalve blij daar ook moeite mee hebben. Zeker als dat tweemaal per zondag plaatsvindt. Er zit iets moois aan, en als het opbouwt en inspireert wil ik daar niets aan afdoen. Maar in dat kader durf ik de preek ook wel wat te bevragen: is dat tweemaal per zondag het meest geschikte middel om mensen voor te gaan in discipelschap?”

Nee, de preek is niet het meest geschikte middel om mensen voor te gaan in discipelschap.

Daarmee ben ik het eens. Er zijn middelen en manieren die meer belofte in zich hebben als het gaat om concrete groei in de praktijk van het dagelijks discipel zijn. En die middelen en manieren moeten worden ontdekt en ingezet.

Maar vooralsnog is het een van mijn primaire taken en die van vele andere voorgangers in íeder geval: op zondag preken. En laat dat inderdaad maar liever niet langer “doorwrochte preken” zijn. Remmelt schrijft terecht: “Na decennia doorwrochte preken zijn kerken intussen wel de verbinding met de samenleving voor een groot deel kwijtgeraakt.” Nee, geen doorwrochte preken, maar preken die transparant zijn tot op Gods eigen stem, preken waarin Jezus aan het woord komt, preken waaronder iets kan gebeuren van de Geest, preken die concreet helpen om christen zijn in je dagelijkse leven. Daar is ook heel veel behoefte aan: juist nieuwkomers in de kerk hebben een haast onverzadigbare behoefte aan het evangelie zoals dat o.a. in preken tot klinken komt. En in elke nieuwe kerkplant of nieuwe gemeenschap van mensen die Jezus willen volgen, komt vroeg of laat de preek weer op de proppen: niet per se de preek van de academisch geschoolde theoloog, maar wel het woord van iemand die zich geroepen voelt om het door te geven om zo samen Gods stem te kunnen verstaan.

Ik merk dat Remmelt en ik in ons gesprek ten diepste heel graag dezelfde dingen willen: een kerk vol discipelen, een cultuur waarin discipelschap en groei daarin alles bepalend is. Toch maakt het blijkbaar een groot verschil of je daarnaar kijkt vanuit het perspectief van de pionier (die nieuwe dingen kan en wil gaan doen) of het perspectief van de predikant (die primair de bestaande dingen nieuw wil gaan doen omdat de voorgegeven situatie nu eenmaal zijn of haar startsituatie is).

Het is misschien gewoon goed om te zeggen dat de agenda (‘Wat ga ik de komende dagen en weken doen?’) van de pionier echt een andere is dan die van een predikant. Het lijkt me van belang die verschillende agenda’s te honoreren in een tweesporenbeleid waarin de inspiratie en hartelijkheid voor het bezig zijn met het vernieuwen van bestaande structuren en vormen minstens zo aanstekelijk is als de inspiratie en hartelijkheid voor het bedenken en aanbrengen van nieuwe structuren. Als het steeds maar gaat om Jezus vertrouwen en volgen en ook anderen tot zijn leerlingen maken.

Daarbij is het misschien helpend om toch niet al te vaak de retoriek rond de kerkelijke consumptiementaliteit, slagroompastoraat, vervormd kerk zijn en verzorgingscultuur te bezigen. Niet omdat die retoriek geen waarheid bevat. Ze bevat helaas zelfs veel waarheid. Maar haar voortdurend herhalen is weinig bemoedigend. Tenminste, zo ervaar ik dat.

Misschien dat er nog heel veel mensen zijn die het nog voor het eerst moeten horen, dat de kerk in veel opzichten een verzorgingskerk is geworden in plaats van een participatiekerk. Maar het zal veel inspirerender blijken te zijn als we vanuit verschillende perspectieven aan de slag gaan om participatiekerk te zijn: een kerk waarin iedereen aangemoedigd wordt om actief mee te doen juist omdat een mens er van opbloeit als je niet niks zit te doen maar je met hart en ziel kunt verbinden aan bijvoorbeeld een dienstbare taak in de gemeente of vanuit de gemeente in de samenleving.

Remmelt start zijn meest recente blogpost zo: “In het gesprek met Jos Douma over discipelschap, mag intussen in onze beide blogs opvallen dat discipelschap meer is dan een element voor de liefhebbers. Discipelschap of navolging van Jezus, brengt je bij de meest basale elementen van christelijk geloof. Ik denk dat het besef hiervan momenteel weer sterker aan het worden is. Het verbindt pioniers aan de bouwers binnen bestaande kerken. Tegelijk blijft de vraag spannend: waar begin je, zeker in de bestaande setting van de kerk?”

Misschien moet ik binnenkort dan maar gewoon eens opschrijven waar ik begonnen ben in de bestaande setting van de kerk.