Lezing op de studiedag over ‘Preken’ van Tim Keller, vrijdag 30 september 2016, Noorderkerk Amsterdam
Toen mij eind april per mail gevraagd werd om in te gaan op het laatste hoofdstuk van Kellers boek, heb ik daarin een bevestiging gezien van een aansporing die God bezig was mij te geven. Namelijk: besteed meer aandacht aan de heilige Geest in je leven, in de kerk, in de prediking. Daarom ben ik erg blij dat ik juist over dat laatste hoofdstuk van Kellers boek wat mag zeggen, dat hoofdstuk over de Geest.
Ruimte voor de Geest
Het is een mooi hoofdstuk. Keller stelt de vraag: ‘Hoe kunnen we in onze prediking ruimte maken voor het werk van de heilige Geest?’ Zijn drie antwoorden luiden: door als prediker Christus te verheerlijken (en niet alleen maar óver hem te praten), door vanuit Gods genade een sterke geestelijk karakter te ontwikkelen en door te verkondigen vanuit het hart.
Toch begon het hoofdstuk me na enkele herlezingen steeds minder te bevredigen. Om twee redenen. De eerste reden: het hoofdstuk komt te laat. Het is het laatste hoofdstuk. Maar prediking is toch van den beginne ondenkbaar zonder de heilige Geest? Het Woord kan niet zonder de Geest. Om het in de taal van de mij vertrouwde Heidelbergse Catechismus te zeggen: ‘de heilige Géést werkt het geloof door de verkondiging van het heilig evangelie’ (Zondag 25). En: ‘Christus vergadert, beschermt en onderhoudt zijn gemeente door Géést en Woord’ (Zondag 21). Dit raakt een algemener punt als het gaat om de homiletiek als bezinning op de prediking: aandacht voor de Geest is in de meeste gevallen een onderwerp dat bijna wordt genegeerd. Terwijl alle prediking begint bij de Geest.
De Geest als schijnwerper
De tweede reden: het hoofdstuk biedt te weinig. Het gaat eigenlijk niet over de Geest zelf. Het gaat opnieuw over Christus en ook over het karakter en het hart van de prediker. Nogmaals: Keller schrijft prachtige dingen. Maar waarom gaat het toch zo weinig over de Geest zelf? Ik denk dat de aandacht voor het thema ‘Preken en de Geest’ – in dit boek maar het speelt ook veel breder – wordt gehinderd door een heel bekende metafoor die echter ook schaduwzijden heeft: de Geest als schijnwerper op Christus. Dat is een metafoor die ik veel tegenkom in kerkelijke gesprekken over de heilige Geest en die vaak in stelling wordt gebracht om te waarschuwen voor teveel aandacht voor de Geest. Immers, zo klinkt het dan: ‘de Geest vraagt geen aandacht voor zichzelf, de Geest wijst van zichzelf af naar Christus, de Geest houdt zich bescheiden op de achtergrond.’ Dat is een toepassing van Jezus’ uitspraken in Johannes 16: ‘de Geest zal niet namens zichzelf spreken’ en ‘hij zal mij eren’. Vanuit heeft de metafoor van de schijnwerper een zeker recht. Jezus Christus moet centraal staan in alle prediking! Keller wordt ook niet moe om dat te benadrukken en ik deel dat helemaal met hem. Maar dat betekent niet dat de Geest uit beeld moet verdwijnen, in elk geval niet in de bezinning op de prediking.
Geestschuwheid
Maar het lijkt er wel eens op dat op basis van deze ene tekst een ‘hele mythologie is ontwikkeld betreffende de bescheidenheid van de heilige Geest’. Zo spreekt Richard Lovelace daarover in zijn bekende boek ‘Dynamics of Spiritual Life’. Deze mythe over de bescheidenheid van de Geest heeft geleid tot wat ik maar even noem: Geestschuwheid. Daarmee bedoel ik dit: dat we bang zijn om onze aandacht op de Geest te richten en dat pogingen daartoe in de kiem worden gesmoord omdat aandacht voor de Geest immers onbijbels en dus gevaarlijk zou zijn. De Geest is schijnwerper. En een schijnwerper vraagt geen aandacht voor zichzelf. (Overigens wordt deze redenering nooit toegepast op dit citaat uit Psalm 119: ‘Het Woord is een lamp voor onze voet en een licht op ons pad’. Geen enkele weldenkende christen trekt daaruit de conclusie dat je geen aandacht voor het Woord moet hebben.)
De christelijke kerk berooft zichzelf op deze manier van wat ze het allermeest nodig heeft: (aandacht voor) de aanwezigheid en de kracht van de heilige Geest, juist ook in en onder de prediking. Want preken is niet allereerst mensenwerk, maar werk van de heilige Geest. Prediking begint niet bij mij en niet bij jou, maar bij hem: de heilige Geest die Heer is en levend maakt. Alleen door hem is het Woord levend en krachtig. Jim Packer, aan wie we voor zover ik heb kunnen nagaan de schijnwerper-metafoor hebben te danken, schrijft ook: ‘Het eren van de Heilige Geest is momenteel de cruciale taak in christelijk discipelschap.’ Preken is ook een vorm van discipelschap.
Hoe werkt de Geest?
Keller stelt dus de vraag: ‘Hoe kunnen wij in onze prediking ruimte maken voor het werk van de heilige Geest?’ Maar moeten we niet een andere vraag stellen: ‘Hoe werkt de heilige Geest in en door de prediking en hoe kunnen wij (als predikers en hoorders) ons door hem laten leiden?’ Niet beginnen dus bij onszelf (hoe wij ruimte maken) maar bij de heilige Geest (hoe hij werkt).
Keller laat hier een belangrijk bijbels gegeven liggen dat hij helemaal aan het begin van zijn boek wel een keer noemt (blz. 17): de ‘zalving met de heilige Geest’. De richting die ik vandaag zou willen wijzen heeft hier alles mee te maken: als wij de Geest willen eren dan is het ontdekken en ervaren van de zalving met de Geest een veelbelovende weg.
Zalving
Op de conferentie There is More van ruim drie weken geleden, sprak Hans Maat een openingswoord. Eén zin bleef bij mij hangen uit zijn pleidooi voor meer van de Geest. Deze zin: ‘Er zit een duif op je schouder’. Die zin roept het verhaal op van de doop van Jezus in de Jordaan (Marcus 1:9-11). Aan het begin van zijn bediening als prediker ontvangt Jezus de Geest. Hij wordt gezalfd. In Handelingen 10:37-38 horen we in een preek van Petrus hoe cruciaal dat blijkbaar was: ‘U weet wat er in heel het Joodse land is gebeurd, hoe het begon in Galilea, hoe God, na de doop waartoe Johannes opriep, Jezus uit Nazaret met de heilige Geest heeft gezalfd en met kracht heeft bekleed. Hij trok als weldoener door het land en genas iedereen die in de macht van de duivel was, want God stond hem bij.’ Met de heilige Geest gezalfd, met het oog op de verkondiging van het koninkrijk. En Jezus zegt zelf als hij het Woord neemt in Nazaret: ‘De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd’ (Lucas 4:18).
Als het gaat om ‘Preken en de Geest’ geloof ik dat elke prediker is geroepen om die werkelijkheid te leren kennen en ervaren: de krachtige werking van de Geest die ons leidt, die ons vervult, die ons woorden geeft waar we zelf niet op kwamen, die ons in de ruimte zet, die ons leert om volledig afhankelijk van hem te zijn. Alleen hij maakt het Woord levend en krachtig. Alleen hij geeft wijsheid, alleen hij maakt ons liefdevol en krachtig. Hoe mooi zou het zijn als elke prediker vrijmoedig kan zeggen: ‘De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd.’
Leerproces
Dat is voor mijzelf ook een leerproces. Ik moet nog altijd verder loskomen van een eindeloze hoeveelheid homiletische tips en basisregels en verwachtingen rond bijvoorbeeld exegese, het niveau waarop je mensen moet aanspreken, structuren en methoden, relevantie, de lengte van de preek. Ik moet mezelf ook vaak weer deze woorden voorhouden, uit 1 Timoteüs 2:7-8: ‘Daarom spoor ik je aan het vuur brandend te houden van de gave die God je schonk toen ik je de handen oplegde. God heeft ons niet een geest van lafhartigheid gegeven, maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid. Schaam je er dus niet voor om van onze Heer te getuigen’. Dat heb ik vaak nodig, als ik me weer eens overvallen voel door de de complexiteit van het preekgebeuren.
Een paar maanden geleden gaf ik preekcolleges aan een groep studenten in Kampen. Het ging over de rol van de heilige Geest in de prediking. Eén van de studenten verzuchtte aan het einde van het college: ‘wat een verademing dat ik zoveel van de Geest mag verwachten, want ik zag het helemaal niet meer zitten om te preken omdat er zoveel dingen zijn waar ik aan moet denken en waar ik rekening mee moet houden. Wat een eisen worden er gesteld! Ik voelde me overvraagd. Maar nu wil ik het weer, dankzij de heilige Geest.’
Tijdgeest en heilige Geest
Het lijkt er soms op, ook in het boek van Keller, dat we meer geïnteresseerd zijn in de tijdgeest dan in de heilige Geest. We praten en schrijven over verveling terwijl het zou moeten gaan over vervulling, vervulling met de Geest namelijk, een ander woord voor zalving met de Geest.
Het gaat erom om met het oog op de prediking de diepe realiteit te onderzoeken en te leren ervaren van deze profetische woorden. Ze gaan over Jezus en over ieder mens die het koninkrijk van God verkondigt: ‘De geest van de HEER zal op hem rusten: een geest van wijsheid en inzicht, een geest van kracht en verstandig beleid, een geest van kennis en ontzag voor de HEER.’
En daarom is mijn gebed voor de kerk en alle prediking in die kerk: ‘Verlos ons van de Geestschuwheid, en laat elke prediker de vrijmoedigheid mogen hebben om te zeggen: De Geest van de Heer rust op mij want hij heeft mij gezalfd.’
Twee boeken die gaan over Geest en prediking zijn:
- James Forbes, The Holy Spirit and Preaching, 1989
- Greg Heisler, Spirit-led Preaching. The Holy Spirit’s Role in Sermon Preparation and Delivery, 2007
Lees ook het vervolg op deze blogpost: Preken en zalving met de Geest: kan het nog wat concreter?
01/10/2016 op 11:42
Jos wat een prachtig stuk. Dat is me uit het hart gegrepen. Die kant moeten we op en hier mogen we in staan! Bedankt!
22/10/2016 op 14:24
Ik denk dat ik één alinea echt anders zou schrijven, zo:
“Als het gaat om ‘Preken en de Geest’ geloof ik dat elke prediker die werkelijkheid kent: de krachtige werking van de Geest die ons leidt, die ons vervult, die ons woorden geeft waar we zelf niet op kwamen, die ons in de ruimte zet, die ons beweegt werk te maken Gods Woord te verstaan. Alleen hij maakt dat Woord levend en krachtig. Alleen hij geeft wijsheid, alleen hij maakt ons liefdevol en krachtig. Elke rechtgeaarde prediker weet uit ervaring én omdat hij in de dienst van de verkondiging bevestigd is: ‘De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd.’”
De werkelijkheid van de werking van de Geest laat zich m.i. niet kennen door een aangeleerde methode om die te kennen. Daarmee ga je meer willen dan die werkelijkheid toelaat. Laat hem maar waaien. Weten dat hij werkt als wij werken is genoeg.