Preek gehouden op zondagmorgen 29 januari in de Plantagekerk Zwolle door Jos Douma

Lucas 6:36-37
Wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is.
Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden.
Veroordeel niet, dan zul je niet veroordeeld worden.
Vergeef, dan zal je vergeven worden.

Eigenlijk moet ik zeggen: ‘Elk oordeel héb zijn nadeel’ . Want Johan Cruijff spreekt een woordje mee in het thema van vanmorgen. Hij zei ooit en honderdduizenden mensen zeggen het hem na: ‘Elk voordeel heb zijn nadeel’.

Op internetencyclopedie Wikipedia is er zelfs een artikel gewijd aan het onderwerp ‘Cruijffiaans’: ‘Cruijffiaans is de benaming voor het unieke taalgebruik van de Nederlandse voetballer en voetbaltrainer Johan Cruijff (1947-2016). Cruijffiaans kenmerkt zich door een verzameling woorden uit het voetbaljargon, het plat Amsterdams en oneliners die het midden houden tussen paradoxen, inzicht en open deuren.’

Elk voordeel heb zijn nadeel. Dat is een open deur.

‘Elk óórdeel heeft zijn nadeel’. Is dat ook een open deur? Ja, we weten allemaal hoe oordelen die we hebben veel stuk maken. Bij anderen en ook bij onszelf. En je herkent het vast wel, bij jezelf: een haast onuitroeibare neiging om te oordelen over anderen of over situaties. ‘Hoe kan iemand zó stom zijn!’ ‘Wat is hij een ongelooflijke egoïst.’ ‘Zij wil zichzelf altijd op de voorgrond plaatsen.’

Waar komt dat toch vandaan? Wat maakt het dat we vaak zo oordelen? En als we anderen al niet oordelen, oordelen we misschien wel onszélf.

En aan de andere kant voel je je misschien heel vaak beoordeeld en veroordeeld door anderen. Wat ontneemt dat je veel vreugde en vrede.

Oordelen – dat is onze ingebakken en aangeboren neiging, ja behoéfte zelfs, om overal wat van te vinden. Om te denken in hokjes, mensen in vakjes te stoppen. Altijd klaar te staan met ‘dit is goed’ en ‘dat is fout’. En wat vellen we gemakkelijk een oordeel over wat iemand gedaan heeft of gezegd heeft, zonder dat we hem of haar echt kennen, zonder dat we gevraagd hebben, waarom iemand iets zegt of doet. Nee: ‘dit is goed’ en ‘dat is fout’.

En ik herken het net zo goed bij mezelf. Ik heb ook heel snel een oordeel klaar over van alles wat ik zie of hoor. Ik heb ook heel snel een oordeel klaar over iemand die er anders over denkt dan ik of andere keuzes maakt dan ik zou doen.

Dus wat mij betreft gaan we ook echt samen luisteren. Ik doe zelf ook mee omdat ik nog heel veel heb te leren als het gaat om niet oordelen. Want oordelen, dat zit ons allemaal ingebakken. Anders hoefde Jezus het ook niet aan de orde te stellen. Wat Jezus zegt gaat altijd over onze werkelijkheid. Daar zoekt hij aansluiting bij. Jezus verkondigt geen abstracte leer. Wat hij léért gaat over ons concrete léven.

Als Jezus zegt ‘Oordeel niet’, dan zegt hij daarmee impliciet, ‘want jullie doen dat allemaal wel’. Als hij zegt: ‘Zondig niet’ dan impliceert hij: ‘want jullie doen dat allemaal wel’. Als hij zegt: ‘Vergeef’ dan impliceert hij: ‘want daar komen jullie meestal niet aan toe’.

Dus daar moeten we samen beginnen. Op die plek moeten we eerst allemaal aankomen. Waar we in alle kwetsbaarheid erkennen en belijden: ‘Ja, ik oordeel’. Het heeft met die rode stip te maken waar ik het wel eens over heb. ‘Hier bevind ik mij.’ ‘Dit is wat er is.’ ‘Ik ben iemand die heel vaak oordeelt over anderen.’

Het is trouwens nog best lastig om op die plek ook echt aan te komen. Je kunt wegvluchten van die plek, bijvoorbeeld door te zeggen: ‘Ja hoor eens even, kan dan zomaar alles? Als je niet meer mag oordelen, dan moet blijkbaar alles maar kunnen? Mag ik geen mening meer hebben?’

Tuurlijk mag je een mening hebben. God heeft ons gemaakt met een beoordelingsvermogen. Daarin onderscheiden we ons als mensen van alle andere schepselen.

Iemand anders, die ook liever niet op die plek wil zijn waar je in kwetsbaarheid zegt: ‘Ja ik heb ook een haast onuitroeibare neiging om over alles en iedereen te oordelen’ – iemand anders zou kunnen zeggen: ‘Maar op andere plaatsen in de Bijbel worden we toch wel opgeroepen om te oordelen, om zondaren aan te spreken, om dwaalleer aan te wijzen. En God oordeelt toch ook?’ En dat is waar. Dat is waar.

Maar dan gebeurt precies wat ik net aangeef: dan gaan we naar een andere plek toe dan waar we nu moeten zijn, namelijk aan de voeten van Jezus die zegt: ‘Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden’. De plaats waar hij eerst ook nog zegt: ‘Wees barmhartig, zoals jullie Vader barmhartig is.’

Want we zijn hier midden in de bergrede van Jezus. In het Matteus-evangelie zijn dat drie hoofdstuken, 5 tot 7. Lucas geeft in hoofdstuk 6 van zijn evangelie een verkorte versie weer. Deze wordt ook wel de veldrede genoemd. Het begint zo: ‘Toen hij met hen de berg was afgedaald, bleef hij staan op een plaats waar het vlak was.’ Een vlakte dus. Een veld. De veldrede.

En het is goed om op dit moment nog even naar dat begin terug te gaan. Want als we luisteren naar die woorden ‘Oordeel niet’ zijn we niet met een losse tekst bezig, een bijbeltekst, die we moeten interpreteren en uitleggen en dat soort dingen. Nee, het gaat erom dat hetzelfde gebeurt als toen. Dat we worden als de mensen die toen naar Jezus gekomen waren, leerlingen en een menigte andere mensen: ‘Ze waren gekomen om naar hem te luisteren en zich van hun ziekten te laten genezen.’

Misschien is altijd-oordelen ook wel een ziekte.

En hebben we dus genezing nodig. ‘De hele menigte probeerde hem aan te raken, want er ging een kracht van hem uit die allen genas.’ Dat is bijzonder, want we lezen nu voorlopig even niks over mensen die lichamelijk genezen, maar over Jezus die onderwijs gaat geven. Zou dat onderwijs van Jezus toen ook genezende kracht hebben gehad? Zou het onderwijs van Jezus vandaag ook genezende kracht hebben? Dat je door ernaar te luisteren en het tot je door te laten dringen wordt genezen van je behoefte om altijd een oordeel klaar te hebben?

Let daarom goed op wat er gebeurt. Lucas schrijft: ‘Jezus richtte zijn blik op zijn leerlingen’. Hij kijkt hen aan. Hoe kijkt hij hen aan?

Ik kan er maar een woord bij bedenken. Genadig. En als ik daar vervolgens nog wat woorden naast plaats: geduldig, vriendelijk, liefdevol. Hij richtte zijn blik op hen en keek hen genadig aan. Ik denk dat Jezus hen zo aankijkt, zoals wij ook allemaal heel graag aangekeken willen worden. Zonder oordeel. Vriendelijk. Genadig. Zodat je niet weg hoeft te kijken, maar terug kunt kijken omdat je weet: deze man gaat mij niet veroordelen. Hij ziet mij. Hij kent mij. Hij houdt van mij. Hij is genadig.

Lieve mensen, laat je, hier en nu, aankijken door Jezus.

En hij wil maar één ding. Je geluk! Dat wil hij. ‘Gelukkig jullie die arm zijn, want van jullie is het koninkrijk van God’. Ja, Jezus heeft het over het goede leven. Zijn léér gaat over het léven. De bergrede of de veldrede dat is zoveel als: ‘Het goede leven volgens Jezus’. Geluk staat voorop. Jezus die je genadig aankijkt en met heel zijn hart en ziel jou het echte geluk gunt. Al sprekend maakt hij alles nieuw. Van zijn woorden gaat een kracht uit die allen geneest. ‘Alles maak ik nieuw’ – klinkt het vanaf de troon aan het einde van het boek Openbaring. ‘Alles maak ik nieuw.’ Maar dat klinkt ook hier en nu, als Jezus het woord neemt om wat oud is geworden door de zonde te ontmaskeren en om alles nieuw te maken.

Ben je er nu? Op die plek waar Jezus je genadig aankijkt, en waar jij, omdat hij je zo genadig aankijkt, in alle kwetsbaarheid kunt zeggen: ‘Ja, ik oordeel. Ik oordeel alles en iedereen. Ik vecht er wel eens tegen. Maar ik kom nog niet veel verder.’

En dat is wat zo revolutionair is, de revolutie van Gods nieuwe wereld – wij kunnen mensen worden die net als Jezus gaan zeggen: ‘Ik oordeel over niemand’. Tegen de overspelige vrouw, die door niemand is bekogeld met stenen, zegt Jezus: ‘Ik veroordeel u ook niet’. En eerder in het Johannesevangelie zegt Jezus: ‘God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden’ – Johannes 3:17. Dat staat dus precies na het bekendste vers uit de Bijbel, Johannes 3:16: ‘Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’ Ik zou wel eens willen dat Johannes 3:17 het bekendse bijbelvers was geworden en dat we die woorden elk moment meedragen in ons hart: ‘God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden.’

Dat is waar Jezus mee bezig is als hij vanmorgen tegen ons zegt: ‘Oordeel niet’. Door dat te zeggen redt hij ons. En Gods nieuwe wereld, dat is die beweging van Jezus waarin wij mee mogen gaan doen als geredde mensen, niet om anderen te oordelen, maar om anderen ook te redden door hen te laten zien wat genade is en barmhartigheid.

En dan gaan we terug naar die woorden die vanmorgen centraal staan. ‘Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden’. Het is opvallend dat Jezus dat er achteraan zegt. Hij had ook kunnen zeggen: ‘Oordeel niet, want daarmee berokken je andere mensen kwaad’. Het nadeel van dat oordeel komt niet bij de ander terecht – dat ook natuurlijk: beoordeeld worden, afgewezen worden is uitermate pijnlijk en verdrietig voor die ander – nee, Jezus laat zien wat het nadeel van het oordeel voor jou is.

‘Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden’. Het is even de vraag wie dan over jou oordeelt. We zouden aan God kunnen denken. Maar het ligt meer voor de hand dat het gaat om andere mensen. Want de leer van Jezus gaat over het leven dat zich afspeelt tussen mensen, mensen die zich willen laten leiden door de Geest en die mee willen bewegen in het koninkrijk van God op aarde zoals in de hemel.

En die mensen, mensen zoals jij en ik, zijn gevoelig voor het oordeel van anderen. Wat kun je daaronder gebukt gaan. En Jezus wil je daarin nabij komen. Maar hij komt ook degen nabij die oordeelt. Want ook jij, als degene die een oordeel velt, bent kwetsbaar. Je bent slachtoffer van je eigen hang om te oordelen. Hoe dan? Bijvoorbeeld dit: als je oordeelt, brengt dat vaak veel ontevredenheid met zich mee. Onvrede. Onvriendelijkheid. Afstand. Oordelen betekent dat je afstand schept, dat je de ander op afstand houdt. Oordelen is ten diepste dat je ervoor kiest geen contact met die ander te hebben. En als ik nog een stapje verder ga: wat oordelen we vaak over een ander omdat we niet onder ogen durven zien wat er mis is bij onszelf.

‘Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden.’ Deze oproep van Jezus legt heel de pijnlijke werkelijkheid van ons leven bloot. Dat we ons vaak geoordeeld voelen, dat we vaak oordelen, dat we afstand hebben tot de ander, dat we niet in staat zijn die afstand te overbruggen. Dat we de kloof alleen maar groter maken. Oordeel en veroordeling.

Dat is eigenlijk de hel. De hel van het niet gezien worden, de hel van de angst om je te verbinden met de ander, de hel van het niet geliefd zijn terwijl we daar zo diep van binnenuit naar hunkeren. Want we zijn gemaakt voor liefde en verbondenheid, niet voor oordeel en veroordeling.

En als we dat op ons in laten werken, als we die wereld van oordelen en je geoordeeld voelen onder ogen zien, staan we volledig met lege handen. Dit lukt ons niet om ons hieruit te bevrijden. Hoe komen we ooit uit dat huis van angst en oordeel, in het huis van liefde en aanvaarding?

En als je daar bent, op deze plek, waar je weet: ‘ik oordeel en voel me veroordeeld’ en ik weet niet hoe ik daar los van kom – als je daar bent, ben je precies op de goede plaats. Want dan is daar Jezus weer. Hij kijkt nog steeds genadig naar je. Hij wel! Altijd!

Hij kijkt je aan en zegt: ‘Ik ben niet gekomen om te oordelen maar om te redden. Alles wat er in deze kapotte wereld aan oordeel was en is en zal zijn – ik heb het ondergaan en gedragen.’ We zien hier al het kruis.

Paulus zegt het later zo: ‘Dus wie in Christus Jezus zijn, worden niet meer veroordeeld. De wet van de Geest die in Christus Jezus leven brengt, heeft u bevrijd van de wet van de zonde en de dood.’ Want dat is oordeel: zonde en de dood.

Als we Jezus zien, als we ons door hem laten aankijken, en als de adem van zijn stem die zegt ‘Alles maak ik nieuw’ – als die adem ons als het ware wakker waait, dan begint er zomaar een ongedacht verlangen in ons hart te groeien.

‘Ik wil niet meer oordelen.’
Dát verlangen
‘Ik wil niet meer oordelen.’

Ik wil vergeven en ik wil barmhartig zijn.

Want dat moeten we niet uit het oog verliezen. Jezus zegt eerst: Wees barmhartig, zoals jullie Vader barmhartig is.

Misschien kunnen we beter vertalen: ‘Wórd barmhartig, zoals jullie Vader barmhartig ís.’ Ja, want de Vader ‘is al barmhartig, altijd. Wij kunnen het worden, in een levenslang leerproces. En hoe barmhartiger je wordt hoe minder je de behoefte zult hebben om te oordelen.

Als je op de weg van niet-oordelen wat stappen zou willen zetten, beademd door de heilige Geest, dan wil ik je daarvoor ten slotte drie dingen aanreiken.

1. Beoefen de kunst van het niet-weten: onze oordelen zijn eigenlijk altijd gebaseerd op een gebrek aan kennis. Wat weten wij nu helemaal van die ander, van wat hem of haar beweegt om te doen of te zeggen wat hij of zij doet of zegt? Veel oordelen zouden we achterwege laten als we meer wisten. Maar we weten vaak zo weinig over die ander. Dat beseffen, dat is de kunst van het niet-weten.

2. Beoefen de kunst van het luisteren: als je ergens een oordeel over hebt, dan kun je besluiten om de ander op te zoeken en te vragen: ‘Wat maakt het nu dat je dit of dat doet of zegt? Kun je me daar wat meer over vertellen?’ Dat is de kunst van het luisteren: dat je niet je mening geeft maar vragen stelt omdat je meer wilt weten.

3. Beoefen de kunst van het zegenen: als je bij jezelf merkt dat je over iemand een oordeel hebt, dan kun je ervoor kiezen om dat oordeel direct los te laten en de ander te zegenen. In gedachten goede woorden over hem of haar te zeggen. De naam van Jezus zachtjes fluisteren. Zegen hem. Zegen haar, Jezus.

Drie maal een kunst. Maar elke kunst is, in elk geval in het christelijk geloof, allereerst een gunst: het moet je gegund worden, het moet je gegeven worden.

Je moet het willen ontvangen van hem die je aankijkt, zo genadig dat je er verlegen onder wordt. Hij die zegt ‘Alles maak ik nieuw’ maakt jou nieuw. Hij is er al mee bezig. Geloof het maar.

Laten we bidden…