Preek over Ezechiël 37:1-14 gehouden op zondagmorgen 15 november in de Plantagekerk Zwolle. Klik hier voor gespreksvragen bij de preek.

1

Afgelopen week zag ik een video van een heel emotionele Amerikaanse nieuws commentator, Van Jones. Hij reageerde op de uitkomst van de Amerikaans presidentsverkiezingen. Hij begon met te zeggen: “Het is vanmorgen een heel stuk gemakkelijker om een vader te zijn. Het is gemakkelijker om tegen je kinderen te zeggen: karakter doet ertoe. De waarheid vertellen doet ertoe. Een goed mens zijn doet ertoe.”

En toen zei hij:  “Weet je, ‘I can’t breath’,  dat was niet alleen wat George Floyd zei. Heel veel mensen voelden dat ze niet konden ademhalen. Omdat de waarheid niets meer waard was, omdat karakter blijkbaar niet belangrijk was, omdat een goed mens zijn niet meer telde.”

2

“We can’t breath”. Dat is wat de Israëlieten zeiden in hun ballingschap, in de woestijn van een vreemd land. “Onze botten zijn verdord, onze hoop is vervlogen, onze levensdraad is afgesneden.” Zo voelden ze zich. Geen adem, geen ruimte, geen levensgeest, geen toekomst. Alleen maar dorre hopeloosheid.

En daar krijgen we een plaatje bij, van een dal vol dode beenderen. Twee weken geleden had ik de vrijmoedigheid om aan de kinderen te vragen een tekening te maken van die rivier die uit de tempel stroomde uit Ezechiël 47. Prachtige kleurrijke tekeningen zagen we langs komen. Nu durfde ik niet om een tekening te vragen. Wat een naargeestig beeld, wat macaber, angstaanjagend. En we verbinden het ook zomaar met beelden die we kennen van de televisie: allemaal doden. Wat moeilijk om te zien. En liever wend je je blik dan af.

3

Maar Ezechiël krijgt die ruimte niet. Hij moet aan alle kanten om het dal heen lopen om dit tot zich door te laten dringen: wat een doodse dorheid. Er zit geen greintje leven meer in. 

En nu lezen wij de bijbel niet primair omdat we geïnteresseerd zijn in het verleden, maar omdat de Bijbelse verhalen en visioenen vandaag een verbinding met onze levens aangaan. Dat dal vol dorre beenderen kan ook staan voor: je geloof, je huwelijk, je kerk. Geen greintje leven meer, alle hoop vervlogen. 

Is er in jouw leven een situatie, een relatie waarvan je zegt: helemaal dood, daar zit echt geen toekomst meer in? 

Zijn er plekken in jouw leven waar je voelt: “I can’t breath?”

4

En wat een spannende vraag krijgt Ezechiël dan voorgeschoteld. “Mensenkind, kunnen deze beenderen weer tot leven komen?” Kan mijn geloof weer tot leven komen? Kan mijn huwelijk weer de Geest krijgen? Kan mijn kerk weer een plek worden waar het ademt? Dat is een spannende vraag. Dat kun je voelen in je lijf: als het echt helemaal dood en dor is, en dan een vraag naar het leven.

Een spannende vraag. Maar wat een bijzonder antwoord krijgen we dan aangereikt! Meerdere deelnemers van het Inspiratietraject ‘Jezus zien, ademen, leven’ deelden dat met mij, toen ze iets vertelden over wat hen opviel in dat visioen. Dat antwoord namelijk. 

Er klinkt als antwoord geen triomfantelijk ‘ja’. Zo van: “Halleluja, de Heer is waarlijk opgestaan en dus komt alles goed.” Er klinkt als antwoord ook geen hopeloos ‘nee’. Zo van: “Dood is dood, en dat is het einde.”

Nee, dit is het antwoord:  “HEER, mijn God, dat weet u alleen”. Wij weten het in elk geval niet. Dit is de toon van de volkomen afhankelijkheid, de toon van het zelf echt helemaal met lege handen staan: een diepe schroom om grote woorden te spreken die uit jezelf komen. Ik hoop dat je dat antwoord kunt na voelen en meemaken. Dat je in een situatie die voor jou echt dor en doods is, jezelf niet overschreeuwt door ‘Ja’ of ‘Nee’ te roepen op de vraag of hier nog weer leven kan komen. Maar dat je zegt: “Heer, mijn God, dat weet u alleen.”

5

En dan klinkt tot zes keer toe klinkt het woord profeteren. Ezechiël moet profeteren. Profeteren is niet zozeer de toekomst voorspellen maar Gods woorden zo spreken dat je zeker weet dat het niet jouw woorden zijn en dat het effect ervan helemaal in Gods handen ligt. Profeteren is: Gods woorden van waarheid spreken in een concrete situatie. Verlangen we naar Gods waarheid? Of zijn we vooral bezig met onze eigen gedachten en gevoelens, authenticiteit en uniciteit? 

Als Gods woorden klinken wordt duidelijk dat alles van hém afhangt: ík ga jullie adem geven, ík ga pezen en huid geven, ík zal jullie graven openen, ík zal jullie terugbrengen. Het is zo nodig om weer te gaan geloven in de kracht van Góds woorden. Onze eigen woorden zijn als kaf dat wegwaait in de wind. Gods woorden alleen zijn levend en krachtig. Er moet meer geprofeteerd worden, lieve mensen. Er moeten meer woorden van God klinken in onze levens. Want alleen dan is er hoop.

6

In het visioen ziet Ezechiël dan gebeuren wat niet kan, en toch gebeurt het: de beenderen vormen zich weer tot mensenlichamen. Maar het zijn nog dode lichamen. Het dal vol beenderen en botten is een dal vol lijken geworden. Een extra profetie is nodig: “Dit zegt God, de HEER: Kom uit de vier windstreken, wind, en blaas in deze doden, zodat ze weer gaan leven”. Ja, dat is denk ik de kern van wat we hier zien en horen. Gods belofte, Gods verlangen: “Ik wil jullie mijn levensgeest geven, mijn heilige Geest.”

Goed om te weten dat het woord dat hier wordt gebruikt (‘ruach’) kan worden vertaald met adem, maar ook met wind, levensgeest, of ook Geest. “Ik wil jullie mijn adem even.” En ik wil jullie nu uitnodigen om even bij die adem stil te staan. De adem waarmee je een ballon opblaast. De adem die je inademt en uitademt. Gewoon die alledaagse adem. Voel die maar even. Je ademt in (…) en je ademt uit (…). Adem eens extra diep in (…) en adem uit.

7

Die adem is de basis van je leven. Wie niet ademt, leeft niet. Dit is wat God wil, dit is wat God belooft “Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen.” En let er dan op wat het laatste is dat wordt gezegd. 

“En jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben.” Voel je aan dat die adem, die levensgeest, de Geest van God die in ons ademt – voel je aan dat die adem er is om je te laten beseffen dat God de HEER is? “Ik wil jullie mijn adem geven.” “Ik wil dat jullie beseffen dat ik de HEER ben.”

HEER. JAHWEH is zijn naam. In die naam zit ook adem. Jaahweeh. Dat is een naam om te ademen. Ademend zijn wij in de aanwezigheid van Jaahweeh. Misschien zijn ademhalingsoefeningen wel de beste manier om in Gods aanwezigheid te zijn.

Laten we bidden…

Heer, Jaahweeh, Vader van Jezus, adem uw Geest in ons. Vervul in het hier en nu van ons gebroken leven uw kostbare belofte: “Ik zal jullie mijn adem geven.” U kent de dorre en doodse plekken in ons leven. Wij, mensenkinderen, wij weten niet of het daar weer tot leven kan komen. Dat weet u alleen. HEER, Jaahweeh, Jezus, Heilige Geest – geef ons uw adem. Leer ons leven op de adem van uw stem.  Amen.