Reflectie op ‘Bottom-up kerk’ van Tabitha van Krimpen, Plantagekerk Zwolle, 21 juni 2023

Allereerst: Tabitha, dankjewel voor je boek, dankjewel voor je passie voor de kerk en voor jonge generaties, dankjewel voor je denkkracht en voor je lef.

Je levert een belangrijke bijdrage aan een gesprek dat al langere tijd wordt gevoerd en dat met jouw boek weer een nieuwe impuls krijgt. In mijn verhaal probeer ik ook een kleine bijdrage te leveren aan dat gesprek. Of ook, zoals je zelf zegt: ik probeer ook een gedachte-experiment (blz. 35) te doen.

Ik doe dat in drie blokjes.

[Je kunt het verhaal hier terugkijken en -luisteren; de tekst gaat verder onder de video.]

-1-

Ik snap en waardeer je verlangen naar een bottom-up kerk. Ik houd zelf ook veel van de kerk en ben er blij mee dat deze kerk (de Plantagekerk) deel uitmaakt van een buitengewoon jong kerkverband, nog geen twee maanden oud (alles is hier dan ook veel flexibeler dan in de PKN)! Ik ben ook blij dat hier op zondag heel veel twintigers te vinden zijn. De gemiddelde leeftijd van onze kerkelijke gemeenschap ligt rond de 27.

En toch wil ik pleiten voor een verschuiving in denken. Ván de kerk náár de Geest. Ergens in je boek zegt iemand (een classispredikant): ‘Het is vaak kerk, kerk, kerk. In de kerk zijn we vaak erg met onszelf bezig.’ Dat herken ik. ‘Kerk, kerk, kerk’.  Dat praat over het algemeen ook lekker makkelijk weg. Er is altijd wel iets om iets van te vinden.  En ook jouw boek is is toch veel ‘kerk, kerk, kerk’. Logisch, want je boek gaat over de kerk. Daar kies je bewust voor. 

En toch zou ik willen pleiten om als het gaat om de vormgeving van christelijk geloven in de toekomst, niet zo sterk vanuit ‘kerkelijkheid’ te denken, maar meer vanuit ‘spiritualiteit’. Niet vanuit: hoe moet de kerk eruitzien, en hoe kan de kerk mensen bereiken. Maar vanuit: wat betekent het om mens te zij, om te geloven, om onderweg te zijn in deze wereld die vol is van Gods koninkrijk.

Voor mij werd dat opnieuw onderstreept in Tomáš Halíks nieuwste boek ‘De namiddag van het christendom’. Een van zijn stellingen luidt: “De belangrijkste uitdaging voor het kerkelijke christendom van vandaag is de wending van religie naar spiritualiteit.” 

Bij religie denkt hij dan aan de traditionele institutionele en dus kerkelijke vormen van het christendom (ik vat dat nu even samen met het woord ‘kerkelijkheid’). 

Met spiritualiteit doelt hij op de dieptedimensie van geloven, geloven vanuit het hart, geloven vanuit je innerlijke ruimte, terwijl dat geloof tegelijk ook praktische uitwerking krijgt in je dagelijkse leven, in hoe je bijdraagt aan een betere wereld.

Van ‘kerkelijkheid’ naar ‘spiritualiteit’. Wat mij betreft: ‘bottom-up spiritualiteit’?  Wat is dat dan? En iets daarvan wordt in je boek zeker ook al zichtbaar.

Dat is het van binnenuit verlangen van mensen – jonge mensen, oude mensen, gelovige mensen, niet zo gelovige mensen, twijfelaars, zoekers, atheïsten en agnosten, anders-religieuze mensen – om een betekenisvol leven te hebben, om zingeving te omarmen, om in de praktijk van elke dag (wat mij betreft dus ook los van zondag en kerkelijkheid) het goede leven na te streven omdat je een Stem hoort die zegt: ‘het koninkrijk is nabij’, of ‘er is meer dan alleen dit’, of ‘heb het lef om andere keuzes te maken dan je nu doet zodat er meer betekenis stroomt in je leven’.

Zoiets. Het is een gedachte-experiment, in het kader van ons denken over toekomstig christelijke geloven: wég van de kerk en de kerkelijkheid, náár waar mensen zijn en leven. Spiritualiteit. Waar mensen zijn en waar de Geest waait. 

Noem het voor mijn part ‘christelijke humaniteit’. Dat je mens wordt zoals we daar iets van hebben gezien in Jezus. Als het maar down-to-earth, dichtbij het gewone dagelijkse leven is met alles wat daarbij hoort, open naar binnen toe en naar buiten toe. Hier en nu. Waar je ook bent. Die focus – daar pleit ik voor.

-2-

Iets over die term bottom-up, die ik dus in de titel van mijn verhaal even overneem, maar waar ik toch ook een kanttekening bij wil plaatsen. Dat een organisatorische term, geleend uit de bedrijfskunde. Inhoudelijk wijs je onder die term prachtige wegen, maar ik heb toch wat last van die organisatorische term. 

Want je blijft met die term binnen het paradigma van de ‘kerk, kerk, kerk’, het paradigma van kerkelijk denken en al het organisatorische wat daarin meekomt en wat vaak heel veel aandacht naar zich toetrekt, heel veel gedoe met zich meebrengt en heel veel tijd en energie kost. 

Terecht haal je Einstein aan: “We kunnen onze problemen niet oplossen met dezelfde denkwijze die ze heeft veroorzaakt.” Maar blijf je met je benadering niet binnen de denkwijze van de ‘kerkelijkheid’?

De beweging van top-down naar bottom-up is, als ik het even scherp mag zeggen, als het omkeren van een stoel op het dek van de Titanic. Het is in elk geval wat mij betreft maar nauwelijks een paradigma-shift te noemen. De toekomst van christelijk geloven vraagt ook om het lef om een toekomst te denken zónder kerk – zonder de kerk zoals wij die nu kennen: een gebouw, een kerkverband, een netwerk van lokale parochies of gemeentes, ambtsdragers, belijdenisgeschriften, synodes en commissies – omdat er ook andere manieren zijn om de ekklesia waartoe de bijbelse geschriften ons oproepen gestalte te geven. (Ekklesia is het Griekse woord dat vaak met kerk vertaald wordt, maar dat niet gedrukt wordt door alle connotaties die nu kleven aan dat begrip ‘kerk.)

Ik benadruk weer even dat dit een gedachte-experiment is. Want ik zie en ervaar natuurlijk ook heel erg veel goeds en moois in kerken, ook in deze kerk en de geloofsgemeenschap die hier zondags samenkomt. Heel veel verbondenheid, heel veel verlangen, heel veel meeleven met elkaar, heel veel ruimte ook om je eigen geloofsweg te vinden, twijfels te delen, heel veel van God. Heel veel onderlinge hulp en hulp voor mensen die op ons pad komen.

Maar we moeten terwille van het gedachte-experiment ook gewoon onder ogen durven zien dat het woord ‘kerk’ teveel associaties heeft met ‘kerkelijkheid’. Misschien moeten we ook wel vaker andere taal gebruiken (en die taal kom ik in je boek ook tegen en op heel veel andere plaatsen): geloofsgemeenschappen, geloofskringen, liefdeskringen, centra voor spiritualiteit en diaconaat, community’s. 

En als we toch ook blijven denken in kerk-termen en organisatie (en dat zal zeker nog decennialang gebeuren), laten we dan niet zozeer bewegen van top-down naar bottom-up, maar ontdekken hoe we we de organisatie van de kerk nog veel meer kunnen verplatten tot een netwerk, van relaties en grotere en kleinere knooppunten, een meer horizontale of laterale benadering. 

-3-

Voor de toekomst van christelijk geloven is niet zozeer de vraag hoe de kerk twintigers kan bereiken, of hoe de kerk kan proberen om te zijn waar twintigers zijn. 

Nee, in de twintigers van nu – iets breder: in de jongere generaties van nu – komt een nieuwe culturele mentaliteit te voorschijn, een culturele mentaliteit die de jonge generaties niet veróórzaken, maar alleen maar zichtbaar maken. Een nieuwe culture golf en zij zijn de eersten die erop surfen.

Kenmerkende waarden van deze culturele mentaliteit zijn bijvoorbeeld: leren door ervaringen op te doen, waarderen van  openheid, kwetsbaarheid en authenticiteit, gevoel hebben voor mysterie omdat het verstand ook niet alles is, gewend zijn aan hyperpluraliteit en hyperconnectiviteit, ruimte hebben voor twijfel, onderweg zijn zonder een duidelijk eindpunt voor ogen, universele liefde en inclusiviteit.

Van het boek ‘The New Copernicans. Millennials and the Survival of the Church’ van John Seel leerde ik te zien dat deze nieuwe mentaliteit niet alleen maar anders is dan laten we zeggen de ‘oude’ mentaliteit (die veel geslotener, dualistischer en  rationeler is). Nee, deze nieuwe culturele mentaliteit is beter dan de vorige, meer Jesus-like, meer passend bij het dynamische koninkrijk van God waar Jezus altijd over sprak en dat hier en nu nabij is en zelfs binnen in ons. Een nieuwe wereld vol openheid en mysterie, vol liefde en licht.

Oftewel: de twintigers (of: de jonge generatie met  hun nieuwe mindset) vormen niet een probleem. Zij zijn de schat in de akker, aan hen kunnen we zien hoe het christelijk geloof van de toekomst eruitziet.