Toen ik via een podcast hoorde van de titel en het thema van het nieuwste boek van Wim Dekker, was ik niet direct enthousiast: hoezo bekéring!?

Maar inmiddels ben ik wel enthousiast. Heel enthousiast zelfs! Want Wim Dekker zet een thema op de kaart van kerk en prediking en mensenlevens waar het inderdaad weer meer over moet gaan.

Na de zomer ga ik er zelfs uitgebreid aandacht aan besteden in een prekenserie in de Plantagekerk in Zwolle waarin onder andere de thematiek van het koninkrijk van God en ook de oproep tot bekering centraal zal staan. Dus ik ben Wim Dekker zeer dankbaar dat hij me op dit spoor heft gezet.

Hoe anders?

Toch ga ik in deze blogpost wat zaken aanwijzen waarvan ik de indruk heb dat het ook anders zou kunnen. Dat is een wat vage aanduiding. Daarom begin ik maar gewoon een aantal waarnemingen te doen en opmerkingen te maken vanuit het laatste hoofdstuk van het boek: ‘Bekering: een heilzaam woord in het missionaire werk’, waar veel lijnen uit het boek samenkomen.

Van bekering naar metanoia

“Je zou verwachten dat het woord (bekering) binnen de kerk een positievere lading zou hebben” (149). En: “Hoe komt het dat bekering zo’n beladen woord is geworden” (151). Daar zegt Dekker genoeg goede en behartenswaardige dingen over, maar in het geheel van zijn boek vind ik het een gemiste kans dat hij het Griekse woord metanoia niet veel meer voor zichzelf heeft laten spreken (het beginhoofdstuk ‘Bijbelse verkenningen’ bevat geen woordstudie wat niet misstaan zou hebben). Want er is in de vertaling van dat woord best het een en ander mis gegaan. (In 2021 verscheen het boek ‘Metanoia: The Shape of the Christian Life’ van broeder John van Taizé waarin uitgebreid over deze thematiek wordt geschreven.)

Strikt genomen gaat metanoia over ‘verandering van denken’: een andere denkrichting krijgen, een ander perspectief innemen, omdenken, innerlijke transformatie, een nieuwe hartsgesteldheid ontvangen, de andere kant op kijken (in plaats van de verkeerde kant).

Maar veelal is als vertaling van metanoia gekozen voor het woord berouw: spijt hebben, boete doen (in het Engels gaat het dan om ‘repent’ en ‘repentance’). Dat is een aspect dat wel behoort tot de werkelijkheid van het proces van metanoia, maar het is zeker niet het primaire. En zo is dat wel terecht gekomen in de vertalingen en daarmee ook in de beleving rond het woord bekering. En dat is jammer.

Transformatie

Metanoia gaat over een proces van verandering, transformatie, een ommekeer maken omdat je tot de ontdekking ben gekomen dat je hartsgesteldheid verkeerd was of dat je op een doodlopende weg zat. Deze aspecten komen in het boek van Dekker zeker wel aan de orde, maar naar mijn smaak toch te weinig zelfstandig.

Dekker plaats bekering enigszins zwart-wit tegenover bemoediging (150): kerkmensen, die in de regel het best aardig doen, hebben geen bekering nodig maar vooral bemoediging, aldus Dekker. Preken moeten bemoedigend zijn en kunnen dus maar beter niet tot bekering oproepen. Daar zit zeker waarheid in, maar het punt is wat mij betreft: deze tegenstelling zou niet zo gemaakt hoeven worden als bemoediging bijvoorbeeld opgevat werd als bemoediging om de weg van verandering en transformatie te gaan die Jezus ons aanbiedt in zijn koninkrijk. Dat klinkt anders dan het Nederlandse ‘bekering’ (met connotaties van boete, berouw en schuld) maar ligt intussen dichterbij het Griekse metanoia.

Naar mijn idee zijn het niet primair psychologische, communicatieve of theologische redenen (zie hierover blz. 151-154) die het spreken over bekering beladen en moeilijk maken, maar vertaalredenen. ‘Bekering’ en ‘berouw’ zijn minder juiste vertalingen van het woord metanoia.

Geen bekering zonder koninkrijk

Terwijl ik het boek van Dekker las, was ik ook intens bezig met de thematiek van het ‘koninkrijk van God’ waarvan Jezus’ prediking vol is. Centraal staat daarin deze uitspraak van Jezus in Marcus 1:15:

“De tijd is aangebroken: het koninkrijk van God is nabij! Kom tot inkeer (metanoeite) en hecht geloof aan dit goede nieuws.”

Hier wordt de oproep tot inkeer (bekering, het veranderen van hartgesteldheid, het wisselen van perspectief) door Jezus direct verbonden aan de realiteit van het koninkrijk dat in Hem present is. Voor een goed gesprek over bekering, zoals Wim Dekker dat opent in zijn boek, en voor een goede verwerking ervan in prediking en pastoraat en de missionaire praktijk, lijkt het mij van wezenlijk belang om koninkrijk en bekering steeds heel dicht bij elkaar te houden en op elkaar te betrekken. Wie volop spreekt over bekering mag niet nalaten ook voluit over het koninkrijk te spreken. Basileia en metanoia kunnen niet zonder elkaar.

Nu worden die twee in Dekker boek op een aantal plaatsen ook wel op elkaar betrokken (21-23, 25, 28, 40, 82, 95, 102), maar dat gebeurt daar meer terloops dan dat het apart wordt gethematiseerd. Dekker zet er in zijn boek vooral op in (overigens heel terecht) dat bekering een binnenkant heeft (hart, hartsgesteldheid, inwendige verandering) en ook een praktische uitwerking die we aan de buitenkant kunnen zien (daden van gehoorzaamheid).

Maar ik zou daar dus aan toe willen voegen: spreek niet over bekering (in het hart en met daden) zonder ook te spreken over het koninkrijk: de werkzame aanwezigheid van de Geest van Jezus hier en nu in liefde en gerechtigheid.

Abundance en Obedience

Op dit punt heb ik veel geleerd van Dallas Willard die in zijn prachtige boek ‘The Divine Conspiracy’ (dat helemaal gewijd is aan Jezus’ onderwijs over het koninkrijk, met name in de Bergrede) benadrukt dat op de geloofsweg deze twee bijelkaar gehouden moeten worden en niet zonder elkaar kunnen: Abundance (overvloed, koninkrijk van de liefde, de genadige werkzaamheid van de drie-enige God door de Geest) en Obedience (gehoorzaamheid, bekering, inkeer, verandering van hartsgesteldheid).

De opbrengst van wat ik tot nu toe heb geschreven naar aanleiding van het boek van Wim Dekker is dus:

  1. de ervaren verlegenheid en ingewikkeldheid rond het Nederlandse woord ‘bekering’ heeft primair te maken met de minder gelukkige vertaling van het woord metanoia vanuit het Grieks met alle consequenties van dien voor de beleving van dat woord ‘bekering’;
  2. wie uitgebreid over metanoia spreekt moet het ook uitgebreid over basileia hebben.

Voor beide punten is in Dekkers boek naar mijn idee te weinig aandacht.

De schaamte voorbij

We hoeven ons helemaal niet te schamen (zie hierbij blz. 155-156) voor dat woord metanoia. Nee, mensen ‘bekeren’ (met alle connotaties die in dat Nederlandse woord meekomen), dat zou ik ook niet willen. Mensen iets laten proeven van het koninkrijk van God zoals Jezus daarover spreekt én hen uitnodigen om van perspectief te wisselen (metanoia: niet langer denken leven van uit zichzelf – egocentrisch – maar vanuit God koninkrijk dat in hen en om hen heen is – Christocentrisch dus), dat lijkt me een prachtige taak van de kerk zowel in haar prediking en pastoraat als in haar missionaire activiteiten.

Missionaire praktijk

Wim Dekker stelt in het vervolg van het laatste hoofdstuk van zijn boek ook deze vraag: “Hoe willen wij het verhaal waar wij zelf in staan, delen met anderen, en in welk verhaal staan we zelf eigenlijk” (158)? Dekker bespreekt eerst twee inhoudelijke lijnen die hij ziet in de gangbare missionaire praktijk: 1) Spiritualiteit en zingeving; 2) God van liefde. Hij is over beide kritisch en ik vind dat jammer en onterecht en ik denk dat dat komt doordat Dekker in zijn boek te weinig aparte en systematische aandacht heeft voor het koninkrijk van God (basileia).

Spiritualiteit en zingeving

Wim Dekker constateert allereerst dat de kerk zich in haar missionaire praktijk wil begeven op “de markt van religieuze zingeving en spiritualiteit” (158). Deze gekozen formulering (‘de markt’) sorteert al voor voor een kritische benadering, wat wat mij betreft jammer is en ook anders kan.

In zijn nieuwste boek ‘De namiddag van het christendom’ spreekt Tomáš Halík in elk geval anders. Hij noemt de toegenomen aandacht voor spiritualiteit en zingeving in positieve zin een ’teken van de tijd’ en pleit voor grote aandacht voor spiritualiteit! Een citaat: “Bij de overgang van het tweede naar het derde millennium (het tijdperk dat ook wel de nieuwe axiale periode wordt genoemd) hebben verschillende omstandigheden bijgedragen aan de vitaliteit en aantrekkingskracht van de spiritualiteit, niet alleen onder christelijke leken, maar ook buiten de grenzen van de kerken. Een van de redenen daarvoor was in ieder geval de behoefte om de herrie, de stress en de oppervlakkigheid van een al te technologische levensstijl te compenseren door zich in stilte innerlijkheid en diepgang onder te dompelen” (190).

Nu stelt Dekker terecht de kritische vraag of er echt wel sprake is van toegenomen aandacht voor spiritualiteit. Het Sociaal en Cultureel Planbuerau meldt namelijk dat de secularisatie onverminderd doorgaat en ook dat “de hedendaagse spiritualiteit veelal sterk binnenwereldlijk is gericht en geconcentreerd op het bereiken van persoonlijke doelen” (159).

In de weg zitten

Maar dan gebeurt er iets merkwaardigs, want Dekker vervolgt: “Afgezien van deze feitelijke situatie is het de vraag of de zoektocht naar zingeving en spiritualiteit de kern van het christelijk geloof niet eerder in de weg zit dan dat deze behulpzaam is” (159). Dat is dezelfde redenering als: er komen steeds meer atheïsten, maar daar kunnen we ons als christelijke kerk maar beter niet mee bezig houden want hun atheïsme zit de kern van het christelijk geloof eerder in de weg dan dat deze behulpzaam is.

Dat laatste mag duidelijk zijn. Maar is dat de reden om je niet met de christelijke boodschap te richten op atheïsten? Natuurlijk niet. Evenmin is het dus logisch om te zeggen dat we mensen die bezig zijn met een zoektocht naar zingeving en spiritualiteit en met het bereiken van persoonlijke doelen omdat hun zoektocht in strijd is met het christelijk geloof maar links moeten laten liggen.

Dat laatste – dat hun zoektocht in strijd is met het christelijke geloof – is ook nog maar de vraag: wie vanuit het concept metanoia kijkt (innerlijke verandering, het roer omgooien, van perspectief wisselen), ontdekt dat het christelijke bekeringsproces interessante overeenkomsten vertoont met de zoektocht van spirituelen naar persoonlijke transformatie.

Onbegrip

In zijn algemeenheid vind ik het bevreemdend om de (toegenomen) aandacht voor zingeving en spiritualiteit in de samenleving zo snel en kortaf af te serveren als aanknopingspunt voor de missionaire praktijk van de kerk. Eigenlijk begrijp ik dat gewoon niet.

De kerk gaat, in de tweede plaats, in haar missionaire praktijk ook veel op weg met de boodschap dat God liefde is. Opnieuw wordt dat meteen wat negatief ‘geframed’ door de formuleringen die Dekker kiest: “Er wordt voortdurend gecommuniceerd dat er Eén is Die mateloos van ons houdt. Die het in alle opzichten goed met ons voorheeft. De steeds zegt: ‘je mag er zijn'” (160). Blijkbaar moet Dekker daar niet zoveel van hebben. Hij zet er vraagtekens bij en zegt ook maar meteen dat hij dan “moet rekenen op onbegrip”. En dat klopt: ik begrijp opnieuw niet wat hier gebeurt.

Iets eerlijker: ik begrijp het wel, want natuurlijk bestaat er zoiets als eenzijdigheid en een vrijblijvend en vaag spreken over liefde die nergens zeer doet. Maar betekent dat dan dat de bijbelse geschriften vaag zijn over wat de kern van christelijk geloven is? Dat die kern alles met liefde te maken heeft? Kunnen we de oude apostel Johannes van oppervlakkigheid betichten als hij spreekt over “God is liefde”? Wat betekent het dat het liefde-gebod de moeder van alle geboden is? En dat Paulus van de trits geloof, hoop en liefde de laatste als de meeste aanwijst?

Van Johannes 3:16 naar Marcus 1:15

Nee, ook van mij hoeft de tekst Johannes 3:16 niet het eerste woord (Johannes 3:16 is trouwens geen ’tekst’, maar niet minder dan de Roepstem van Jezus zelf – maar dat even tussen haakjes) te zijn in de missionaire verkondiging, zoals Dekker stelt. Ik zou een andere uitspraak van Jezus willen voorstellen als uitgangspunt, namelijk Marcus 1:15:

“De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij:kom tot inkeer en geloof dit goede nieuws.”

En de zin waarmee Dekker zijn bespreking afsluit – “Het is theologisch te smal en kan alleen maar tot misverstanden leiden wanneer we God en liefde zo een-op-een laten samenvallen” – keert wat mij betreft naar hem terug als ik zou willen stellen dat het theologisch te smal is om zo in te zetten als Dekker doet met de ‘roep tot omkeer’. Het is de roep tot omkeer die komt uit het hart van Jezus – Stem van de Roepende – in wie het koninkrijk van God present is, en dat koninkrijk is een koninkrijk van liefde en genade. Liefde is het hoogste Woord. Want God is liefde.

Waar is geloven voor nodig?

Richting het einde van het laatste hoofdstuk stelt Wim Dekker nog de vraag welk overtuigend verhaal we hebben om ook anderen te bewegen tot geloof: “Welk verschil maakte de christelijke boodschap voor het leven hier en nu, en voor de toekomst van de planeet” (164)? Dekker noemt dan twee randvoorwaarden bij de beantwoording van die vraag (164):

  1. “De eerste is dat we ons zo dicht mogelijk in de buurt van het Bijbelse getuigenis blijven bewegen.
  2. De tweede is dat ook geseculariseerde mensen, dat wil zeggen mensen voor wie God Zelf een vraag is geworden, niet op voorhand afhaken.”

Voor Dekker is dat antwoord: “de oproep tot omkeer. Het christelijk geloof is een bekeringsreligie, en die bekering is heel hard nodig” (165).

Van verlossingsreligie naar bekeringsreligie?

Dat moet ik even op me in laten werken: “Het christelijk geloof is een bekeringsreligie.”

Mijn indruk was altijd dat het christelijk geloof een verlossingsreligie was: christenen geloven in Jezus als hun Verlosser. En ik geloof dat ik me daar ook meer bij thuisvoel. In die verlossingsreligie speelt de bekering (metanoia) uiteraard een cruciale rol – en met name daar vraagt Wim Dekker aandacht voor, en daar zijn heel goede redenen voor.

Maar naar mijn indruk ontbreekt hier opnieuw de aandacht voor het koninkrijk en voor de nauwe samenhang tussen koninkrijk en bekering, tussen basileia en metanoia.

Het christelijk geloof is allereerst een verlossingsreligie: ‘Het koninkrijk van God is nabij’. Die verlossing komt geheel en al van de andere kant: niet wij komen met een koninkrijk (ja, dat ook wel, ons eigen egocentrische en narcistische koninkrijk, maar dat is nu precies het probleem), maar God komt naar mensen toe met verlossing in de vorm van een koninkrijk van licht en liefde, genade en gerechtigheid, vreugde en vrede.

En vervolgens is het christelijk geloof ook een bekeringsreligie te noemen: ‘Kom tot in keer en geloof dit goede nieuws’. Het koninkrijk is niet alleen maar een bestaande realiteit buiten ons: het koninkrijk vraagt om participatie. Zo heeft God dat bedoelt. Mensen die zich bekeren gaan participeren in Gods koninkrijk op aarde zoals in de hemel.

Het begin in de praktijk

Nu lijkt het me geen enkel probleem om in de missionaire praktijk van bijvoorbeeld een basiscursus over het christelijk geloof te beginnen bij de vragen die Dekker voorstelt (166):

  1. “Wat is de zin van mijn leven – als die zin al objectief vast te stellen zou zijn – wat is dan mijn keuze, welke zin wil ik er zelf aan verlenen?
  2. Hoe verhoud ik mij tot de wereld dichtbij en ver weg? Zou ik wat mij betreft op z’n minst willen dat ik die wereld iets beter achterlaat dan ik ze heb aangetroffen, of maakt het me allemaal niets uit?”

Bij het doordenken van de ‘presentatie’ van het evangelie (hoe presenteer ik het evangelie zo dat ik aansluiting vind bij de gesprekspartner?) lijkt me dit helemaal legitiem.

Maar als we de ‘boodschap’ van het evangelie doordenken, lijkt het me minder juist om in te zetten bij bekering of omkeer. De boodschap van het evangelie is goed nieuws. De oproep tot bekering is in zichzelf geen goed nieuws. Die oproep tot bekering vindt plaats op básis van het goede nieuws: ‘Het koninkrijk van God is nabij’. Beter nog: er zit in dat koninkrijk van God een stuwende kracht die die mensen aanraakt en in een proces van metanoia brengt die inhoudt dat ze steeds meer kan participeren in dat koninkrijk.

Zinvol leven

De laatste zin van het laatste hoofdstuk luidt: “Bekering is een hoopvol woord met de belofte voor een zinvol leven” (169).

Ook dat moet ik weer even op me in laten werken, merk ik. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat dit slotakkoord toch wat op gespannen voet staat met de eerdere afwijzing door Dekker van aansluiting bij de thematiek van ‘spiritualiteit en zingeving’ (158-159). Opeens is het hier toch allemaal zingeving wat de klok slaat.

Bekering is zeker een hoopvol woord. Of liever: dat Jezus oproept tot metanoia is buitengewoon hoopvol, want blijkbaar kán dat! Blijkbaar is het mógelijk om je te bekeren, om anders te gaan denken en handelen, om een nieuw perspectief in te nemen, om ‘om te denken’, om oude patronen los te laten en nieuwe patronen (die van het koninkrijk) te omarmen, om een nieuwe hartsgesteldheid te ontvangen, niet meer gericht op jezelf maar op Jezus. Als het niet mogelijk was, zou Jezus de oproep niet doen. Mensen zijn gelukkig niet hopeloos verloren.

Liefdestem

Maar die mogelijkheid van metanoia is dan toch ook alleen maar hoopvol, omdat er zoiets bestaat als basileia: het koninkrijk van God op aarde zoals in de hemel, het koninkrijk van God dat nabij is, in ons midden, in ons binnenste, de vriendelijke heerschappij van de Geest die mensenharten aanraakt en transformeert, het vriendelijke en veilige licht van Gods Aanwezigheid die mensenlevens tevoorschijn kust, het koninkrijk van vergeving, genezing, bevrijding en verlichting, de ‘Stem van de Roepende’ die in een bekend lied ook wel de ‘Liefdestem’ wordt genoemd.

Dat koninkrijk – waarover Jezus niet kan ophouden te spreken – dát koninkrijk is pas hoopvol. En als mensen daar iets van proeven, iets van zien, iets van ervaren (en dus iets van de aanwezigheid van Christus ervaren, zien, proeven), dán is daar die hartelijke uitnodiging om je er gewonnen aan te geven door je te bekeren en tot je verwondering te ontdekken dat er dan van alles begint te veranderen in je leven. Mosterdzaadje voor mosterdzaadje. Tot er die boom is, die door God geplante boom, waarin de vogels nestelen.

Zo gaat dat met het koninkrijk. Het koninkrijk van God.

Bekering omarmen

Tenslotte: ik omarm van harte het pleidooi van Wim Dekker om in de kerk en in prediking, pastoraat en de missionaire praktijk opnieuw die bekering ter sprake te brengen. Ik ga er na de zomer mee bezig. Het zal dan in de Plantagekerk vaak gaan over metanoia. Dankzij Wim Dekker.

Maar het zal net zoveel gaan (waarschijnlijk net ietsjes meer) over basileia.

Want Jezus zegt niet: ‘zoek eerst de bekering’.

Hij zegt: ‘zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid.’

En de rest zal je geschonken worden. Ook die bekering.

Want het zoekproces is de metanoia.