1

Twintig jaar geleden (in 2004) was ik op een woensdagmorgen in een bioscoop in Ede. Ik maakte daar de voorvertoning mee van de film ‘The Passion of the Christ’. Twee uur lang keek ik samen met een grote groep christenen in doodse stilte naar het lijdensverhaal van Jezus.  Ik zag prachtige beelden van de vriendschap van Jezus die onderweg was met zijn leerlingen, Ik proefde van zijn wijsheid als Hij vertelde over een nieuwe wereld vol liefde en vrede. Maar ik zag ook schokkende, gewelddadige scènes waarin Jezus werd gemarteld. Vreselijke beelden van zweepslagen en pijn in het gezicht van Jezus en een opengereten rug vol bloedende striemen. Sindsdien heb ik echte beelden voor ogen bij die zin van de profeet Jesaja (53:5): 

“De straf die hij onderging bracht ons vrede, 

zijn striemen gaven ons genezing.”

De film maakte een heel diepe indruk op mij. Ik kan dat gevoel van toen nog vrij gemakkelijk in mijn herinnering terughalen. Ik voelde me verpletterd – en na afloop van de film bleef ik nog een tijdje zitten in die bioscoopzaal met wat mensen om me heen en ik heb echt hard zitten huilen, diep geschokt door wat ik gezien had, overweldigd door de pijn en het lijden en de tranen en het bloed van Jezus. Ik had een gevoel van verslagenheid dat nog een paar dagen na echoode.

2

Ja, zo’n film als ‘The Passion of the Christ’ trekt je helemaal dat lijdensverhaal van Jezus binnen. Dat is de kracht van beelden. De Matthäus Passion van Bach heeft een soortgelijke werking: dat je als luisteraar mee wordt genomen in dat verhaal. Dat je niet op afstand blijft kijken. Met name de 14 koralen in de Matthäus, waarvan we er een paar hebben gehoord, hebben dat doel. Om tot persoonlijke bezinning te komen. Om je te laten raken. 

Als ik met aandacht erbij ben en luister naar het lijdensverhaal, word ik uitgenodigd om naar binnen te keren en te mediteren over dit soort vragen: 

Wat heeft dit met mij te maken? 

Wat doet dit met mij? 

Welke gevoelens worden er opgeroepen?

3

Het lijdensverhaal roept in elk geval veel verdriet wakker, er stromen tranen. We proberen daar iets van te proeven door speciaal bij deze korte scène stil te staan uit Matteüs 26:21-22: 

“Onder het eten zei Jezus tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: een van jullie zal Mij uitleveren.’ Dit bedroefde hen zeer, en de een na de ander vroegen ze Hem: ‘Ik toch niet, Heer?’”

Ze zitten samen aan tafel. Het is het laatste Avondmaal. Jezus heeft ernaar verlangd om dit met zijn leerlingen te vieren. Een moment van verbondenheid, van intimiteit, van samen je hart richten op Gods aanwezigheid in je leven. Maar juist in die veilige en heilige ruimte van de maaltijd – die een maaltijd van vrijheid is, vanwege de bevrijding uit Egypte – zegt Jezus iets wat diep binnenkomt bij zijn leerlingen. 

“Eén van jullie zal Mij uitleveren.”

Eén van jullie zal mij verraden.
Eén van jullie zal mijn vertrouwen beschamen.

Eén van jullie trekt al lang met ons op, maar gaat nu afhaken.

Eén van jullie zit hier wel voor Mij, maar is tegen Mij.

Eén van jullie viert nu wel de bevrijding, maar zit gevangen in haat.

Eén van jullie…

Dat komt heel dichtbij.

Misschien voel je daar nu ook iets van.

4

“Dit bedroefde de leerlingen zeer”, schrijft Matteüs dan. Ze voelen zich verward, onrustig, geschokt. Het feestelijke en het veilige en het heilige van deze maaltijd is opeens weg. Er hangt nu een sfeer van spanning en verdriet. En één voor één vragen de leerlingen, met tranen in hun ogen en verwarring in hun stem, aan Jezus: 

“Ben ík het?”

“Ben ík het?”

“Ben ík het?”

In de Matthaüs Passion laat Bach het in deze scène precies 11 keer horen. Elf keer klinkt het vanuit het koor: “Bin Ich’s?” En dan legt Bach de gemeente een lied op de lippen, alle mensen die erbij zijn. Er klinkt een koraal met als eerste woorden: “Ich bin’s”. 

Voel je het? Als we die vraag ‘Ben ik het?’ tot elf keer toe horen – dan denken we: ja, en nu is Judas aan de beurt, de twaalfde leerling. En Judas stelt de vraag ook in een heel diep en pijnlijk moment. Zo vertelt Matteüs het:

“Toen zei ook Judas, die Hem zou uitleveren: 

‘Ik ben het …

toch niet, …

rabbi?’ 

Jezus antwoordde: 

‘Jij zegt het.’”

Maar Bach stapt dus heel even uit het verhaal om ons mee te laten zingen met het koraal: “Ich bin’s”. Ik ben het. Het is niet mogelijk om op afstand te blijven als we het verhaal van het lijden van Jezus lezen en horen en zien. We zitten er midden in. Het is ons verhaal. Een verhaal van mensen, die in de taal van Bach ‘schuld en straf’ verdienen. Zo klonk het net ook toen Vivace het koraal zong.

“Ich bin’s, ich sollte büßen, / Ik ben het, ik zou moeten boeten,

An Händen und an Füßen, / aan handen en aan voeten,

Gebunden in der Höll. / gebonden in de hel.”

5

Eerlijk gezegd schrik ik van die taal. Ik ervaar die taal als vervreemdend. Het sterke accent van Bach op straf en boete en de hel vind ik lastig, omdat hier om zo te zeggen in heel juridische termen, termen van schuld en straf wordt gereflecteerd op wat er gebeurt rond Jezus.

Laat ik een iets andere insteek kiezen nu, dichterbij wat het lijdensverhaal hier zelf zegt, meer relationeel en existentieel. Dat woord ‘uitleveren’ dat komt steeds terug. “Eén van jullie zal Mij uitleveren.” Als we die vraag horen ‘Ben ik het?’ en als we met tranen in de ogen meezingen ‘Ik ben het’ dan gaat het over dat uitleveren.

Judas levert Jezus uit

Judas verraadt Jezus.

Judas zegt zijn vertrouwen in Jezus op. 

Maar we zijn nu op een plek gekomen waar we aanvoelen dat wij niet alleen maar met een beschuldigende vinger naar Judas kunnen wijzen: ‘Hij is het!’

Zeker, hij is het. Maar hij is het niet alleen. Als we in het spoor van de Matthäus Passion dit op onszelf betrekken, naar binnen keren en aan zelfonderzoek doen, dan komen we wat mij betreft niet allereerst uit bij schuld en straf en boete, maar bij een gebroken en kapotte werkelijkheid waarin mensen dingen doen en keuzes maken waarvan ze zelf achteraf ook zeggen, met tranen in de ogen: Ik wist niet dat ik het in me had. Jezus wordt dag in dag uit uitgeleverd en verraden

Jezus wordt uitgeleverd, elke keer als ik mijn vertrouwen in Hem opzeg en meer op mezelf vertrouw dan op God.

Jezus wordt uitgeleverd, elke keer als ik de principes verraad die horen bij het koninkrijk van God, dat een rijk is van nederigheid en zachtmoedigheid, van zelfverloochening en kruisdragen.

Jezus wordt uitgeleverd, elke keer als ik zwijg in het aangezicht van onrecht en onderdrukking, in plaats van op te staan voor de verdrukten.

Jezus wordt uitgeleverd, elke keer als ik toegeef aan hebzucht en egoïsme, in plaats van te delen met degenen die minder hebben.

Jezus wordt uitgeleverd, elke keer als ik anderen veroordeel en uitsluit, in plaats van lief te hebben en vergeving te schenken.

Jezus wordt uitgeleverd, elke keer als ik mijzelf boven anderen verhef en streef naar macht en invloed, in plaats van dienstbaarheid en bescheidenheid te tonen.

Jezus wordt uitgeleverd, telkens als ik me afkeer van de weg van de liefde en de genade, in plaats van te leven naar het voorbeeld dat Hij ons heeft gegeven.

“Ben ik het?”

Ja. Wij maken allemaal deel uit van een wereld waarin verraad, onrecht, onbarmhartigheid, leugenachtigheid, misbruik, geweld, wreedheid, onoprechtheid vaak de toon zetten. 

“Ben ik het?”

Ja, ik ben het. Jij bent het. Wij zijn het.

6

En nu we op dit punt gekomen zijn hebben we iemand nodig die ook zegt, maar dan anders: “Ik ben het”. Ik ben de Zoon van God. Ik ben de messias. Ik ben de redder. Ik ben de weg. Ik ben het leven. Ik ben het licht voor de wereld. Ik ben het lam dat de zonde van de wereld wegneemt.

Ik neem jullie nog even mee naar die film waarmee ik begon, The Passion of the Christ. Er is één passage uit de film die me speciaal is bijgebleven. Jezus loopt gebukt onder dat zware houten kruis door de straten van Jeruzalem. Het lukt zijn moeder Maria om bij Hem te komen. Jezus is net op de grond gevallen. Het kruis is te zwaar. En ze raken elkaar aan, een moeder en haar kind, zoals vroeger, als Jezus als jongetje gevallen was en troost zocht in de armen van zijn moeder. ‘Hier ben ik’, zegt Maria tegen haar zoon die met een bebloed lichaam het zware kruis draagt. En Jezus aait met zijn bloedende hand over de wang van zijn moeder en zegt: “Ik maak alles nieuw.”

Wij zeggen in onze eerlijkste en kwetsbaarste momenten: “Ik maak alles kapot”. Jezus zegt in het moment van zijn meeste intense lijden dat hij draagt vanwege Gods grote liefde: “Ik maak alles nieuw.” 

“Bent U het”, vragen wij vanavond aan Jezus. 

En Hij zegt: “Ja, Ik ben het. Ik maak alles nieuw.”