Preek Paaszondag 31 maart 2024 (over Johannes 20:1-10)
Luister de preek als podcast:
1.
Ik begin mijn preek met drie vragen.
Eerste vraag: Wie van jullie wie van jullie is er vanmorgen opgestaan?
Tweede vraag: Wie van jullie heeft er vanmorgen al hard gelopen (om te trainen of eventueel om op tijd in de kerk te zijn)?
Derde vraag: Wie van jullie heeft vanmorgen het licht gezien?
2.
Ik sluit even bij die laatste vraag aan. Voelde je wat verwarring over de precieze betekenis van die vraag? En aarzelde je daarom misschien om je vinger op te steken?
Want die uitdrukking ‘het licht zien’ gaat er niet alleen maar over dat je ziet dat het daglicht weer door de ramen naar binnen komt na een donkere nacht. De uitdrukking gaat ook over een meer spirituele ervaring: dat je tot een dieper inzicht komt, dat iets je geopenbaard wordt, dat je een plotseling moment van helderheid en vernieuwing hebt.
Het boeiende van het opstandingsverhaal dat we net gelezen hebben is dit: de evangelist Johannes neemt ons als lezers van het verhaal als het ware aan de hand en laat ons over de schouder van drie leerlingen meekijken naar wat er gebeurt in die vroege ochtenduren van de zonsopgang, als het langzaam licht wordt. Die drie leerlingen zijn:
Maria van Magdala: zij is een rijke vrouw die geraakt was door de boodschap van Jezus en Hem samen met andere vrouwen diende.
Johannes: zijn naam wordt niet genoemd, hij is ‘de andere leerling, van wie Jezus veel hield’ en tegelijk de schrijver van het evangelie; hij heeft het dus over zichzelf; Jezus en Johannes hadden een speciale band; Johannes stond van alle leerlingen het dichtst bij Jezus.
Petrus: dat is de leerling die vaak heftig en snel reageert op wat er gebeurt, en die ook als eerste had gezegd: ‘U bent de Messias!’
Misschien kun je bij jezelf even nagaan welke van de drie het dichtst bij je staat, in wie je jezelf het gemakkelijkst kunt herkennen. Maria, Johannes of Petrus.
3.
Het opstandingsverhaal begint bij Maria. Zij is vroeg opgestaan. Het is nog donker. Ze loopt naar het graf van Jezus. Ze wil daar gewoon graag alleen zijn, met haar diep verdriet. Want Jezus is gekruisigd en gestorven en begraven.
Maar als ze aankomt ziet ze dat de steen die voor het graf stond was weggerold. En ze kan maar één conclusie trekken: dit is grafroof, het lichaam van Jezus is gestolen! Ze ziet het allemaal niet scherp nog want het is nog donker, en ze maakt rechtsomkeert en begint hard te lopen, op weg naar Petrus en Johannes.
Ze komt bij hen aan en zegt: “Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze Hem nu neergelegd hebben.” Petrus en Johannes zetten het meteen op een lopen. Zie je ze rennen?
Dat is opvallend in dit Paasverhaal: er wordt veel hard gelopen (vandaar ook die tweede vraag aan het begin van de preek). Waarom lopen ze zo hard? Wat drijft hen? Ik kan me voorstellen dat ze vooral heel erg zijn geschrokken van wat Maria zegt en dat ze bang zijn dat het waar is: heel erg heftig zou het zijn als het lichaam van Jezus echt weg is. Of zou er misschien ook een sprankje hoop in hun hart zijn?
Ze beginnen hard te lopen. Johannes loopt harder dan Petrus. Dat zou je misschien niet verwachten omdat Petrus meestal haantje de voorste is. Maar Johannes is veel jonger dan Petrus. Dat kun je zien op dit schilderij waar ze nog bijna naast elkaar lopen.
Johannes is jonger dan Petrus.
Johannes is sneller dan Petrus.
En misschien is Johannes ook wel geloviger dan Petrus.
Misschien gelooft híj het al wel vanaf het moment dat hij hoort dat het graf leeg is, dat Jezus is opgestaan. Zoals het hier wordt verteld lijkt het bijna een soort race tussen Petrus en Johannes, een wedloop. Je moet bedenken dat dit allemaal pas jaren later is opgeschreven, tegen het einde van de eerste eeuw waarschijnlijk, 60 of 70 jaar na de gebeurtenissen van de Paasmorgen.
Misschien is dit wel een bedekte verwijzing naar de verhouding tussen Petrus en Johannes. Johannes gold onder de christenen van de eerste eeuw al decennia als de meest geliefde leerling van Jezus. Terwijl Petrus inmiddels als de belangrijkste leider van de kerk werd gezien. Een beetje rivaliteit dus op de achtergrond – niets menselijk is de leerlingen van Jezus vreemd. Wie is het belangrijkst? Wie is het snelst? Wie is het gelovigst?
Johannes komt dus als eerste aan. Hij kijkt door de opening van het graf naar binnen – bedenk wel: het is nog steeds schemerig – en hij ziet de linnen doeken liggen die om Jezus’ dode lichaam zaten en het was niet meteen duidelijk dat er geen lichaam maar in die doeken zat.
Dan komt Petrus even later als tweede aan en Johannes laat hem voorgaan. Zou Johannes daarmee in het verhaal toch respect voor Petrus als leider uitdrukken?
Petrus ziet ook de linnen doeken. Maar híj ziet nog iets – het wordt inmiddels steeds een beetje lichter trouwens – hij ziet dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had, niet bij de andere doeken ligt, maar opgerold op een andere plek. Een nieuwe aanwijzing voor wat er gebeurd kan zijn. Want als er mensen waren geweest om het lichaam van Jezus te roven, dan zouden ze zeker niet de doek die op het gezicht van Jezus had gelegen netjes hebben opgerold en apart hebben gelegd.
En zo worden we ook als lezer meegenomen in een beweging waarin we langzaamaan het licht beginnen te zien. Het is buiten ook steeds lichter geworden, maar ook van binnen begint er helderheid te ontstaan. Hier is iets heel bijzonder gebeurd!
En dan is daar de zin die het hoogtepunt vormt, want Johannes gaat nu ook naar binnen. En dan staat er: “Hij zag het en hij geloofde.” En daar kan niets anders mee bedoeld zijn dan dit: Johannes gelooft nu, als eerste, dat zijn geliefde Jezus inderdaad is opgestaan! Hij ziet het licht!
4.
En dan staan er nog twee zinnetjes. “Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat Hij uit de dood moest opstaan.” Dat lijkt een soort toegevoegde opmerking, die duidelijk maakt dat het ook niet zo eenvoudig is om het alleen te doen met wat Jezus gezegd had en wat er in de profetieën ook al was geschreven. Want Jezus had immers meerdere malen gezegd dat hij zou sterven en op de derde dag weer opstaan. Maar blijkbaar is het niet gemakkelijk om dat echt te geloven. En dat wordt ook hier niet verzwegen: dat is er, dat mag er zijn – de twijfel, het niet weten, dat je tijd nodig hebt om tot geloof te komen, dat dat soms een lange weg is. En dat die weg voor iedereen ook weer anders loopt. Dat vraagt geduld, steeds opnieuw vragen stellen, open blijven voor nieuwe antwoorden, en soms ook de moed om de stap vanuit het donker in het licht te zetten.
En dan nog dit zinnetje: “De leerlingen gingen terug naar huis.” Dat vind ik echt merkwaardig. Hoe kan het nu dat je zo’n ongelooflijke ontdekking hebt gedaan, dat Jezus is opgestaan, dat je het licht hebt gezien, en dan toch gewoon terug gaat naar huis? Wat zouden daar gedaan hebben? Bijkomen van de schrik? Nadenken over wat het allemaal betekent? Toch weer twijfelen?
Ik weet het niet, maar wat ik wel weet – en dat hebben we nu niet gelezen, maar het verhaal gaat nog verder in vers 11-18: Maria van Magdala is ook weer bij het graf aangekomen. Het was allemaal met haar begonnen. En nu zijn Petrus en Johannes weer weg, en Maria is er nog.
Petrus had als eerste gezien dat de doek van Jezus’ gezicht apart lag opgerold. Johannes was de eerste die geloofde. En Maria? Maria is de eerste die Jezus daadwerkelijk ontmoet. Zij ziet engelen in het graf. En zij ziet Jezus. Want de opgestane Jezus komt persoonlijk naar haar toe!
En nadat Maria eerst denkt dat het de tuinman is, maakt Jezus duidelijk dat Hij het is. Hij noemt haar naam: “Maria!” Een prachtige ontmoeting.
En daarna gaat Maria weer naar de leerlingen toe, naar de mannen Petrus en Johannes die thuis zitten. En zij zegt: ‘Ik heb de Heer gezien!’
5.
Zo, dat waren de drie leerlingen uit het opstandingsverhaal. Ze hebben uiteindelijk allemaal het licht gezien. En nu zitten jullie hier voorin de kerk, zes leerlingen van Jezus. Zes mensen met elk een eigen geloofsverhaal. Een verhaal van zoeken en vinden, van twijfelen en vragen, van onrust en rust, van onzekerheid en zekerheid, en alle heen en weer gaande bewegingen die er waren en die er zijn.
Maar nu: hier in de kerk om jullie geloof te belijden. Jullie hebben allemaal jullie eigen vragen gekend, en jullie eigen proces gelopen en jullie eigen aanwijzingen ontvangen van heel verschillende kanten, van verschillende mensen, in je eigen nadenken.
Maar ten diepste is jullie duidelijk geworden dat God zelf jullie naam heeft genoemd, dat Jezus zelf jullie heeft uitgenodigd om Hem te vertrouwen en om je geloof niet te baseren op je eigen antwoorden, je eigen zekerheden, je eigen kwaliteiten, maar alleen op de genade en de liefde waarmee God naar jullie toekomt.
En jullie ja-woord van vandaag is niets anders dan een liefdevolle, bescheiden, nederige echo van het Ja van God, die in Jezus Christus en zijn opstanding Ja zegt tegen alle mensen.
6.
En dan wil ik eindigen waar ik ben begonnen. Die drie vragen. Wie van jullie is vanmorgen opgestaan, wie heeft er al hard gelopen, wie heeft het licht gezien?
Pasen is een nieuw begin. Pasen staat voor nieuw leven. Pasen betekent dat de nieuwe schepping nu echt op gang komt. En daarmee is Pasen voor ons allemaal een drievoudige uitnodiging, en de vijftigdagentijd die nu begonnen is en die duurt tot Pinksteren dat we over zeven weken vieren is een prachtige periode om te oefenen om gehoor te geven aan de drievoudige uitnodiging.
1 Sta op!
Je kunt het elke morgen weer beleven. Sta op en laat het donker achter je, kom je nest uit, weg uit je comfortzone, durf je over te geven aan het nieuwe leven vol liefde dat Jezus voor jou in gedachten heeft. Sta op en leef opgewekt.
2 Loop hard (kom in beweging)!
Of misschien beter (want het gaat niet per se om dat fysieke hardlopen): kom in beweging. Wees actief. Wees vastberaden in je keuze om Jezus te volgen. Ga niet stilzitten maar blijf in beweging. De Geest is vol beweging, Hij waait waarheen Hij wil, en Hij wil je meenemen in zijn beweging, de beweging van het koninkrijk van Jezus.
3 Zie het licht!
Het is prachtig als dat je overkomt, dat je het licht ziet, als een onverwacht en kostbaar geschenk. Maar kijk ook bewust uit naar het licht. Zie het licht. Doe je ogen open. Het licht schijnt in de duisternis. Jezus is het licht voor de wereld. Zie het licht en voel tot in je botten, tot in het diepst van je ziel: Jezus leeft en wij ook!
Laten we nu ook opstaan en samen zingen: ‘U zij de glorie’!
Gespreksvragen
- Welk personage in het vertelde opstandingsverhaal spreekt jou het meest aan en waarom?
- Kun je een moment uit je eigen leven delen waarin je een plotseling inzicht of spirituele openbaring hebt ervaren, vergelijkbaar met “het licht zien” in de preek?
- Hoe ga je om met twijfel en onzekerheid in jouw geloofsleven, zoals Petrus en Johannes in het verhaal?
- Heb je ooit momenten gehad waarin je het gevoel had dat je de aanwezigheid van God persoonlijk hebt ervaren, vergelijkbaar met Maria van Magdala die de opgestane Jezus ontmoette?
- Welke stappen kun je nemen om actiever te worden in jouw geloof, geïnspireerd door de uitnodiging om op te staan en in beweging te komen?
- Op welke manieren kun je bewust zoeken naar het licht van Christus in jouw dagelijks leven?
- Wat betekende het voor jou dat in deze dienst 6 jongeren hun geloof hebben beleden?
- Hoe kun je de zin “Ik heb de Heer gezien” meenemen in de komende vijftig dagen?
Stellingen
- Jezus leeft en ik ook!
- Pasen is in de kern een uitnodiging om het licht te zien!
Geef een reactie