Uitgeschreven tekst van de preek over Matteüs 28:18-20
gehouden op zondag 22 juni 2014 in de Plantagekerk, Zwolle.

Gemeente van onze heer Jezus Christus,

Ik heb vandaag speciaal mijn eigen Bijbel even meegenomen, niet omdat er hier geen Bijbel ligt, maar met mijn bijbel is iets bijzonders aan de hand. Daar moet ik even een verhaal bij vertellen.

Een paar jaar geleden – dat was in Haarlem nog – was ik bij een Voedselbank waar ik met enige regelmaat kwam. Daar kwam ik een broeder tegen, een broer in Christus, Willem heet hij, al een aardig eindje in de 70 was hij. En ik wist niet heel veel van Willem, maar twee dingen wist ik wel: dat hij heel veel geloof had en heel weinig geld.

Op een goede dag komt Willem naar me toe en hij zegt: ‘Jos, ik heb een cadeautje voor je. Alsjeblieft, deze bijbel mag je van me hebben’. Dat was zo’n bijbel met het Liedboek erbij in, dundruk, goud op snede. Ik zei: ‘Willem, ik weet dat jij een groot geloof hebt, maar jij hebt geen grote portemonnee, hoe doe je dat?’ En toen glimlachte hij wat, en zei: ‘Ga maar eens wat lezen, ga het Matteus-evangelie maar eens lezen en dan kom je er wel achter waarom ik deze Bijbel gratis aan jou kan geven.’

Dus ik het Matteus evangelie lezen – ik ging er wel heel snel doorheen hoor – en helemaal aan het eind kwam ik er tot mijn verbazing achter, dat er een stukje ontbrak. Matteus 28:16-20, wat we dus net gelezen hebben, dat ontbrak in die Bijbel. Het was een misdruk, een hele serie Bijbels was misgegaan! Later heb ik weer een nieuwe bijbel weer gekocht, want die bijbel die ik van Willem had gekregen was ik kwijt geraakt. En toen ik die nieuwe Bijbel kreeg – ik had hem via Internet besteld – dacht ik: eerst even kijken of er iets aan de hand is met deze Bijbel. En toen ontdekte ik tot mijn verbazing, maar ook wel vreugde, dat er een bladzijde inzat, dat is deze bladzijde om precies te zijn – en als u heel dicht bij mij zou zijn, en zou kunnen kijken en zien dat deze bladzijde net íets kleiner is dan de andere bladzijden – en de linker bladzijde heeft als nummer 32 en de rechter bladzijde heeft als nummer 32A. Dus de uitgever was erachter gekomen dat er iets mis was gegaan en had overal dat blaadje weer ingeplakt.

*

Nu wil het geval dat ik, toen Willem mij die Bijbel gaf, net bezig was met het lezen van een boek met de Engelse titel: ‘The Great Omission.’ En voor wie een beetje Engels spreekt, die weet waarschijnlijk wel, dat de ‘De Grote Opdracht’ (dat is het slot van Matteüs) in het Engels ‘The Great Commision’ heet. Alleen dat boek zei: ‘Wat heeft de kerk nou fout gedaan? De kerk is vergeten om bezig te zijn met die ‘Grote Opdracht.’ Het is niet ‘The Great Commision’, maar het is ‘The Great Omission’ geworden, de ‘Grote Omissie’ van de kerk. En omissie, dat is in het Nederlands niet zo’n bekend woord, maar dat betekent gewoon: de weglating. We zijn het vergeten. En die Bijbel die ik van Willem kreeg, was daar dus een perfecte illustratie van. Want precies Matteüs 28 vers 16 tot 20 ontbraken: ‘The Great Omission’.
En als we toch een nieuw woord aan het leren zijn – een missionaire kerk is dus een kerk die bezig is met de opdracht van de Heer, en een ‘omissionaire’ kerk , dat is een kerk die dat vergeten is. Zijn wij misschien een ‘omissionaire kerk’? Dat is de vraag die wij aan elkaar stellen. Is dit waar wij mee bezig zijn? Dat Jezus tegen ons gezegd heeft: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen’? Want als wij willen begrijpen waar het in de kerk om gaat, dan kunnen wij niet zonder deze bladzijde in de Bijbel.

*

Ik heb de preek niet als titel meegegeven: ‘Gods kerk heeft een missie’. Want als Gods kerk een missie heeft, dan zouden we plannen kunnen gaan maken en met elkaar een misse kunnen formuleren. En dat heeft ook allemaal zijn eigen nut en zijn eigen waarde ook wel. Maar we moeten het omdraaien: ‘Gods missie heeft een kerk’.
Wij bestaan als kerk niet voor onszelf, wij zijn als kerk een instrument van Gods bedoeling, van Gods plan. En Gods plan is, dat alle volken tot leerlingen van Jezus worden gemaakt. Wij moeten ons als gemeente dus ook afvragen: is dat waar wij mee bezig zijn? Met leerlingen maken, met discipelen maken, met discipelschap…
Deze preek is een aanmoediging voor ons allemaal persoonlijk, om in de komende tijd je te bezinnen op de vraag: ‘Hoe zijn wij als kerk – maar ook: hoe ben ik persoonlijk – bezig met deze opdracht van Jezus? Wat is nou de betekenis daarvan in mijn leven?’ Jezus spreekt je aan, de woorden van de Grote Opdracht klinken: ‘Maak leerlingen’. Is dát waar we mee bezig zijn in onze geloofsgemeenschap?
Ik verlang ernaar dat God door die woorden heen in de komende tijd, bij ons allemaal iets laat zien, iets laat horen, van hoe wij kerk moeten zijn. En om daar een basis onder te leggen, staan we vanmorgen stil bij die woorden, die Jezus spreekt.

*

Je zou Matteüs 28:18-20 in drie stukjes kunnen indelen. En dan ontdek je dat de Grote Opdracht (die ook wel het Zendingsbevel wordt genoemd) wordt omgeven door de Grote Waarheid (namelijk: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde’) de Grote Belofte (‘En houd dit voor ogen, ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld”). Dus we moeten die Grote Opdracht niet lospellen uit die woorden, die hierom heen staan. Het begint met de Grote Waarheid, dan de Grote Opdracht en dan de Grote Belofte.
Kort eerst over die Grote Waarheid. Wij zijn hier bij elkaar en wij willen God eren. En we willen God dienen. En we willen luisteren naar de stem van Jezus. En we willen hopelijk ook leerlingen van Jezus zijn, zijn discipelen. En dan is het eerste wat wij dus moeten horen, dat Jezus tegen ons allemaal zegt: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde.’
Geloven wij dat Jezus alle macht heeft? Dat is een vraag die we ons zelf ook moeten stellen. Geloven wij écht dat Jezus álle macht heeft in de hemel en op de aarde? Díe Heer, die dienen wij hier in de kerk. En ik kan me ook voorstellen dat je daar ook wel eens aan twijfelt. Je kunt sowieso wel eens twijfelen in je geloof. En weet je wat ik dan zo bemoedigend vind in het gedeelte dat we gelezen hebben, vlak voorafgaand aan de Grote Opdracht? Dan komen die leerlingen naar Jezus toe. Elf mannen, in Galilea naar de berg waar Jezus op dat moment. ‘En toen ze hem zagen, bewezen ze hem eer, al twijfelden enkelen nog.’ Al twijfelden enkelen nog. En dat vind ik altijd weer heel bijzonder, dat er op dit moment – Jezus geeft zometeen die Grote Opdracht aan die elf mannen die daar voor hem neergeknield liggen, ze aanbidden hem, aan deze elf mannen geeft hij de Grote Opdracht – maar er zijn een paar, die twijfelen nog!
Dat zinnetje had Matteus natuurlijk best weg kunnen laten. Hij heeft het er toch neergezet. ‘Enkelen twijfelden nog.’ Misschien voel jij jezelf wel helemaal niet zo’n leerling van Jezus, zo’n discipel van Jezus. Misschien is er wel twijfel in je leven. Maar ook als je twijfelt kun je leerling van Jezus zijn. Je moet jezelf misschien niet zozeer de vraag stellen van: ‘Geloof ik wel?’ Maar de vraag stellen van: ‘Heb ik vandaag al iets gedaan omdat Jezus dat zegt?’ Iemand liefhebben bijvoorbeeld. ‘Heb ik vandaag al iets gedaan, waarvan Jezus zegt: doe dat?, Of heb je vandaag al iets nagelaten, waarvan Jezus zegt: doe dat niet?‘ Want een leerling is iemand die doet wat Jezus gebiedt. Niet iemand die het allemaal op een rijtje heeft. Niet iemand met een rotsvast geloof persé. Ook twijfelaars kunnen meekomen in dit verhaal. Maar kijk wel altijd van: ‘Heb ik vandaag al iets gedaan omdat Jezus dat zegt? Heb ik vandaag iets nagelaten omdat Jezus gezegd heeft, doe dat nou niet?’
Dus het is bemoedigend dat ook twijfelaars worden aangesproken. En dan zegt Jezus dus, met alle kracht en alle liefde die in hem is: ‘Kijk nou maar niet naar jezelf, want je kunt zelf veel onmacht ervaren en veel krachteloosheid, maar kijk naar mij: Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ik ben Jezus.’
En dan zegt Jezus: ‘Ga DUS op weg.’ Dat is de Grote Opdracht. Omdat Jezus Heer is in de hemel en de aarde, kunnen wij op weg gaan.

*

Nu lijkt het er in de manier waarop het staat geformuleerd op, dat het accent ook ligt op dat op weg gaan. Ga op weg. En maak leerlingen. En doop. En leer. Er worden zo lijkt het vier dingen gezegd. Maar als je de oorspronkelijke woorden die Jezus gesproken heeft, en de woorden die in de taal van het Nieuwe Testament staan, als je die leest, dan zie je dat daar staat: ‘Henengaand, maak leerlingen, door te dopen, en door te leren.’ Dus: ‘Maak leerlingen’ is de Grote Opdracht. En niet: ‘Ga op weg.’
Want wij denken bij ‘ga op weg’ al meteen dat we ver weg moeten gaan. Dat je minstens een vliegticket moet kopen, om ergens anders het evangelie te brengen. Maar dat is niet zo. Ga op weg, dat mogen we ook vertalen met: wij mogen gaandeweg leerlingen maken. Wij mogen, terwijl we onderweg zijn, leerlingen maken.
Ik moet denken aan wat er in Deuteronomium staat (6:6-9), daar gaat het over de kinderen die mogen horen over de Heer. Daar wordt op een gegeven moment gezegd: “Houdt de geboden die ik u vandaag op leg steeds in gedachten. Prent ze uw kinderen in, en spreek er steeds over; thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. Draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad.” Dus daar wordt gezegd: als je onderweg bent, spreek er dan over. En zo mogen we denk ik ook die woorden van Jezus vandaag vertalen. Dat hij zegt: ‘Als je onderweg bent, waar je ook maar bent, maak leerlingen!’ Dat kan dus heel dichtbij. Leerlingen maken is niet iets waarvoor je ver weg hoeft te gaan. Maar in ons dagelijks leven mogen wij er op gericht zijn, dat mensen Jezus leren kennen. We mogen óók ver weg gaan, voor wat we noemen zendingswerk, want ook ver weg moet de boodschap gehoord worden, maar dat is nu niet de essentie van wat Jezus zegt. Hij zegt niet: ‘nu moeten jullie allemaal een vliegtuigticket kopen en het evangelie gaan brengen.’ Nee, je hoeft alleen maar de deur uit te lopen en je kunt al beginnen met het leerlingen maken. Sterker nog, je kunt hier blijven zitten. En elkaar helpen om leerlingen van Jezus te worden.
Dat wij altijd denken aan ver weg gaan dat komt natuurlijk ook wel omdat Jezus spreekt over ‘alle volken’. Maar ook daar hoeven we niet persé aan allerlei volken in allerlei verre landen te denken. We mogen biij ‘alle volken’ ook denken aan: alle soorten mensen. Ga op weg en maak alle soorten mensen tot mijn leerlingen. Mannen en vrouwen, gekleurden en blanken, jongeren en ouderen, homo’s en hetero’s, zieken en gezonden, armen en rijken, buren en collega’s. Alle mensen die je gewoon onderweg tegenkomt mogen horen over Jezus en die mogen tot leerling van Jezus worden gemaakt. Als je onderweg bent, zegt Jezus, maak leerlingen van alle mensen die je tegenkomt.

*

Wat is nu eigenlijk discipelschap? Want daar gaat het in deze preek over. En hopelijk zullen we er nog vaker bij stil staan als gemeente. Wat is nou eigenlijk discipelschap? Discipelschap is volgens mij dit, dat we in een leerproces zitten, als kinderen van God. Het leerproces van Gods kinderen waarin wij, geïnspireerd door Gods Woord en geleid door de Heilige Geest, in onze dagelijkse omstandigheden en activiteiten en relaties, groeien in Christusgelijkvormigheid. Dus gewoon in ons dagelijks leven groeien in het lijken op Christus. Groeien ook in het ons houden van de geboden van God. En ook andere mensen uitnodigen om Jezus te vertrouwen en te volgen. Dat is waar het in discipelschap om gaat. En ik hoop dat we daar met elkaar naar verlangen.
Want wij hebben het over de essentie van kerk-zijn. Het is best een groot gevaar dat we in de kerk gewoon erg met onszelf bezig zijn. Dat alles een beetje gaat zoals wij het graag willen. Vooral op zondagmorgen. ‘Mijn lied moet gezongen worden, mijn woorden moeten ongeveer klinken, ik moet me fijn voelen, ik moet me thuis voelen.’ En dat zijn allemaal geen onbelangrijke dingen, maar daar gaat het niet om in de kerk. In de kerk gaat het hierom: dat wij een onderdeel vormen van Gods missie, dat mensen tot leerlingen worden gemaakt. Een kerk die niet missionair is, is eigenlijk geen kerk.
We moeten ook tijd nemen om er over na te denken: ‘Wat wil God ons hierin zeggen? Hoe kunnen wij meer gehoorzaam zijn aan het gebod dat Jezus ons geeft om leerlingen te maken?’ Laat de woorden van Jezus tot je doordringen. En luister naar de stem van God. En laten we met elkaar proeven wat Jezus ons te zeggen heeft als hij zegt: ‘Maak leerlingen.’

*

Als we nu nog verder luisteren naar die Grote Opdracht van Jezus, dan valt op dat er twee stappen gezet moeten worden. ‘Ga op weg, maak alle volken tot mijn leerlingen door hen te dópen. En door hen te léren.’ De doop staat dus aan het begin van het discipelschapstraject. De doop staat aan het begin van het leerproces. Heel veel van ons denken: ‘als je als kind niet gedoopt bent, en je wilt als volwassene gedoopt worden, kun je je afvragen: wanneer ben ik daar dan aan toe? Wanneer geloof ik goed genoeg?’ Maar de kern is hier, dat de doop aan het begín van het traject staat. Jezus draait het ook niet om. Hij zegt níet: ‘Ga op weg, maak alle volken tot mijn leerlingen en leer hen onderhouden alles wat ik jullie geboden heb en dán mag je gedoopt worden.’ Alsof de doop een soort stempel van goedkeuring is. Nee, de doop is een begín. De doop is een deur waardoor je heengaat om als beginneling op de weg van het discipelschap te staan.

Dopen is ook dat je bij voorbaat wordt ondergedompeld in de Vader, Zoon en de Heilige Geest. Dopen betekent dat je ondergedompeld wordt in hun aanwezigheid. Dat de Vader en de Zoon en de Heilige Geest altijd om je heen zijn. De doop is ook een symbool waar we gaandeweg steeds weer op terug moeten grijpen. Steeds opnieuw ontdekken dat we omringd zijn door de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. En ook steeds opnieuw ontdekken dat gedoopt zijn betekent dat je bent gestorven met Christus en dat je weer mag opstaan met Christus. Dat is het patroon van een leerling van Jezus: sterven met Christus en opstaan met Christus. Eénmalig in de doop, maar vervolgens elke dag.
Die doop, die hoort dus echt bij een kerk die discipelen maakt. En ik spreek de wens uit dat we in de toekomst ook meer volwassenen zullen dopen. Het is fantastisch om kinderen te dopen, die er vanaf het allereerst begin bij horen en op weg mogen gaan achter Jezus aan. Maar ik hoop ook dat er meer volwassenen gedoopt zullen worden. Meer mensen die bij onze gemeente komen. Die zeggen: ‘Ik wil mee, achter Jezus aan.’ Want dat is de manier die Jezus aanreikt: ‘Ga op weg, maak leerlingen en dóóp hen.’ Dus als er bijna nooit iemand als volwassene gedoopt wordt in onze gemeente, dan moeten we ons afvragen: zijn we wel echt bezig met onze opdracht? Want dat is plan van Jezus. Dopen betekent dat je aan het begin van dat traject ondergedompeld wordt in de drie-enige naam van God.

In een lied van Sela wordt dat heel mooi onder woorden gebracht:

Hoe wonderlijk mooi is uw eeuwige Naam / Verborgen aanwezig deelt U mijn bestaan / waar ik ben, bent U, wat een kostbaar geheim, / Uw naam is ‘Ik Ben’ en ‘Ik Zal Er Zijn’.
Dat is wat God tegen je zegt in de doop. Jij hoeft niet te zeggen: ‘Hier ben ik dan eindelijk’. God zegt: ‘Hier ben Ik. Ik zal er zijn. Ook als je wel weer eens twijfelt. Ook als het wel weer eens moeilijk is. Ik zal er zijn.’ Dat is gedoopt worden aan het begin van de weg die je mag gaan met Jezus.

*

Dus eerst dopen en dan leren. En wat moeten we leren als leerlingen van Jezus? Wij moeten leren om ons aan zijn geboden te houden. En dan moet ik het ook maar eens in alle eenvoud zeggen. Wat is discipelschap, wat is leerling zijn van Jezus? Gewoon gehoorzaamheid. We zijn in de voorbije decennia misschien, ik weet niet precies hoe lang dat is, misschien ook wel een beetje allergisch geworden voor geboden en dat God iets van ons vraagt. Maar er zijn heel veel geboden. En ze zijn niet zwaar, zegt Jezus. Maar we ervaren ze wel als zwaar, en dat komt misschien omdat we niet dicht genoeg bij Jezus leven. Maar discipelschap is heel eenvoudig dat we ons houden aan de geboden van Jezus.
Wat zijn die geboden? Jezus spreekt hier op een berg, hij is naar die berg toe gegaan, die hij hun genoemd had en dat is hoogstwaarschijnlijk de berg van de Bergrede. Dus de geboden van Jezus dat is de hele Bergrede in Matteus 5 tot 7. Lees die toepsraak van Jezus regelmatig door. Het zijn ook de geboden die God eerder op een berg gaf. Exodus 20, de Tien Woorden. ‘Ik ben de Heer, ik ben jouw God. Geen andere goden voor mijn aangezicht…’ En ik kan nu veel over die geboden zeggen, dat ga ik niet doen. Ik ga nu een zevental geboden aan u voorhouden als invulling van het moment van de wet in de eredienst. Zeven geboden van Jezus. En ik hoop dat u ernaar luistert, dat u ze indrinkt en dat u een verlangen hebt om er gehoorzaam aan te zijn. En daarna gaan we ook zingen uit Psalm 119. Want Jezus zegt een keer: ‘Wie mijn geboden kent en zich eraan houdt, die heeft mij lief.’ Nou, Psalm 119 is een psalm die vol is van de liefde voor de geboden van de Heer. En bij Heer mogen we ook echt aan Jezus denken. Dus Psalm 119 vers 3 en 6 gaan we zo staande zingen, nadat ik zeven geboden heb gegeven en daarna ga ik de preek afronden.

Zeven geboden: Jezus zegt

  1. Laat jullie licht schijnen voor de mensen, opdat zij jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel.
  2. Heb je vijanden lief en bid voor wie jou vervolgen.
  3. Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde.
  4. Maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken.
  5. Oordeel niet. Opdat er niet over jullie geoordeeld wordt.
  6. Vraag… – dat is een gebod van Jezus – Vraag en er zal je gegeven worden.
  7. Behandel anderen steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen.

Laten we ons toewijden aan die God, aan Jezus, door psalm 119 vers 3 en 6 nu staande te zingen. (…)

*

‘Laat mij, o Heer, geen van uw woorden missen.’ We luisteren nu naar woorden van Jezus aan het slot van Matteüs en we willen er geen een missen! Dat geldt ook voor het vervolg. Want we hebben nu geluisterd naar die Grote Waarheid: Alle macht is van Jezus! We hebben geluisterd naar de Grote Opdracht: Maak leerlingen! Laat de kerk daarop gericht zijn. Maar we moeten ook deze woorden niet missen, want we kunnen het gevoel krijgen: ‘hier wordt teveel van ons gevraagd. Dit kunnen we niet. Hoe zouden we dat nou moeten doen: Leerlingen maken? Hoe zouden we dat nou moeten doen: Mensen die Jezus nog niet kennen bij Jezus brengen, zodat ze in hem gaan geloven en zodat ze hem gaan volgen?’ En er mag zich ook een gevoel van machteloosheid van ons meester maken, want dat kunnen wij ook niet.
En daarom zegt Jezus ook meteen erachteraan: ‘En houd dit voor ogen, Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’ En dat is niet een tekst voor op een tegeltje aan de muur. Dat we denken: ‘nou wat fijn, dat de Here God altijd bij ons is.’ Nee, de Here God, Jezus is bij ons met het oog op het vervullen van deze opdracht. Dus hij zegt niet zonder meer: ‘Ik ben bij jullie.’ Dat zegt hij gelukkig ook heel vaak, in de Psalmen bijvoorbeeld. Maar hier zegt Jezus: ‘Ik ben met jullie, namelijk met het oog op het vervullen van de Grote Opdracht.’
Als wij onze weg gaan, als wij ons ook inspannen in de kracht van de Heilige Geest om zelf steeds meer een leerling van Jezus te worden en om andere mensen tot leerling van Jezus te maken, dan mogen we weten dat de Heer zegt: ‘Ik ben met jullie.’ En hoe is de Heer bij ons? De Heer is bij ons door de Heilige Geest. Dat moeten ook expliciet tegen elkaar zeggen: ‘Door de Heilige Geest is de Heer in ons midden, zodat wij gehoorzaam kunnen zijn aan dat gebod: Maak leerlingen.’

*

Ik rond af door u nog een keer uit te nodigen om de woorden van Matteüs 28:18-20 echt tot u door te laten dringen. Dat kan bijvoorbeeld door ze uit het hoofd te leren en ze regelmatig te overdenken. Ja, uit het hoofd leren. Er zijn slechtere dingen om te doen. Gewoon woorden uit de Bijbel uit je hoofd leren, zodat ze steeds dieper kunnen afdalen in je hart. Zodat steeds beter kunt horen wat de Heilige Geest door die woorden heen wil zeggen. En ik hoop van harte dat de Heilige Geest ons als geloofsgemeenschap iets gaat duidelijk maken. En ik weet niet helemaal precies wat. Het zal met discipelschap te maken hebben. Het zal te maken hebben met leerlingen maken. Het zal te maken hebben Gods missie. Maar hoe? En wanneer? En wat? Laten we dat horen van de Heilige Geest als we zo met zijn woorden bezig zijn. Laten we er samen ook voor bidden:

Heer Jezus, U spreekt. U wijst ons de weg. We mogen onderweg zijn. En gaandeweg leerlingen maken. En Heer, we weten dat dát is wat u graag wilt. En we bidden u samen: geef dat dát ook is waar we samen als gemeente op gericht zijn. Dat we minder bezig zijn met onszelf. Dat we meer bezig zijn met uw wereld. Met alle volken, al die soorten mensen die U nog niet kennen. En Heilige Geest, wij bidden u om uw leiding en uw wijsheid en uw inzicht om samen de weg te zoeken die we moeten gaan. Dank u wel, Vader, Zoon en Heilige Geest, dat u erbij bent, dat u om ons heen bent. Dat we door de doop ondergedompeld mogen zijn in uw naam. Dank u wel daarvoor. Uit genade. Amen.

(Met dank aan Leonie Verloop uit Enschede voor het uitschrijven van de preek!)