Preek zondag 14 april 2024 (over 1 Samuël 8:5-9)

1

Als ik aan de voorbereiding van mijn preek begin, meestal op maandagmorgen, weet ik vaak nog niet wat het Bijbelgedeelte van de komende zondag me gaat brengen, helemaal nu ik een tijdlang de verhalen van Bijbel Basics in het kinderwerk volg. Vandaag dus een verhaal over het volk Israël dat een koning wil. En ik probeer dan extra open te staan voor wat er op mijn pad komt en wat zou kunnen helpen in het ontstaansproces van de preek. En toen gebeurde afgelopen maandag het volgende.

Het was rond 12 uur, begin van de middag. Ik stond even buiten op de stoep hier voor de kerk in het zonnetje. Ik had net afscheid genomen van vier collega’s met wie ik anderhalf uur had samen gezeten om gewoon bij te praten over wat ons bezig houdt. Met dat ik de laatste collega uitzwaai, draait er een fel blauwe scooter door het open hek. Er zit een man op met een helm en een geel reflecterende werkjas. Het is Jos! Dat is een naam die ik goed kan onthouden😁. Jos is de afgelopen jaren vaak bij de lunchpauze diensten geweest op vrijdagmiddag. Daar ken ik hem van, maar ik had hem al lange tijd niet gezien. ‘Kan ik mijn scooter hier binnen het hek parkeren?’ vraagt hij. ‘Natuurlijk kan dat!’ ‘Hoe gaat het met je’, vraag ik hem. ‘Goed hoor, maar je zult me niet meer in de kerk zien, want ik geloof nu in complottheorieën. Ik snap niet dat mensen niet in de gaten hebben wat er allemaal speelt, en welke leugens er allemaal verspreid worden.’ Ik voel een beetje weerstand en heb niet zoveel zin om daarover nu een gesprek te gaan voeren. En opeens zie ik op de treeplank van zijn scooter een boekje liggen. Het is klein en het ziet er oud uit. ‘Mag ik dat even zien?’ Dat mag. Ik lees de titel en die treft me meteen: ‘Ik zag Gods heerlijkheid’. ‘Ja’, zei Jos, ‘dat boekje wil ik kwijt, daar heb ik niks meer aan, ik wil het ergens in een boekenruilkastje  zetten. Maar als jij het wilt hebben, is dat ook helemaal prima hoor!’ Jos zet zijn scooter weg en loopt de stad in. En ik ga de kerk weer binnen met het boekje in mijn hand. ‘Ik zag Gods heerlijkheid’. 

En daarmee had ik het begin van deze preek te pakken! Want die titel spreekt mij persoonlijk heel erg aan: ‘Ik zag Gods heerlijkheid’. Dat is een persoonlijk getuigenis van de schrijver. Die schrijver is trouwens ds. H.J. Hegger. Ouderen hier in de kerk of thuis kennen zijn naam misschien nog wel. Hij werd in 1940 – dat is dus al even geleden – priester in de Rooms-Katholieke Kerk, maar voelde zich daar steeds minder thuis en werd tien jaar later predikant in de gereformeerde kerken. Hij was een man met een heel diep doorleefd geloof. 

En daar vertelt hij over in dat boekje dat ik zag liggen op de treeplank van die blauwe scooter van Jos en dat ik hier nu ook bij me heb. Dit is de eerste zin van het boekje, uit het Voorwoord: “In dit boekje wil ik spreken over God, want ik heb zijn heerlijkheid gezien. Ik spreek u niet over de God van mijn gedachten, maar over de levende God, die de Vader is van Jezus Christus; over God, die mij gemaakt heeft, uit wie ik geboren ben.” En dit is de laatste zin van dat Voorwoord: “God zuigt uit ons diepste zelf het loflied om zijn heerlijkheid, de fluistering: Mijn God, ik heb U nameloos lief.”

Dat komt straks nog terug.

Maar nu het verhaal zelf over het volk dat een koning wel en Saul krijgt. Mijn aandacht werd vooral getrokken naar dat ene moment – en daar wil ik de rest van de preek ook op focussen – waar Samuël in gesprek is met God. De leiders van Israël komen naar hem toe en zeggen: “Jij bent oud, Samuël, en je zonen geven niet het goede voorbeeld. Geef ons een koning om ons te leiden. Net zoals bij alle andere volken.” En dan is dit de reactie van Samuël: “Samuel vond het ontoelaatbaar dat ze om een koning vroegen, daarom richtte hij een gebed tot de HEER.”

Ontoelaatbaar. Hij vond het gewoon slecht idee, om een koning te willen. Het woord dat vertaald wordt met ‘ontoelaatbaar’ kun je ook vertalen met: kwaad, slecht, verkeerd. Dat is stevige taal, die we misschien liever vermijden. Tenminste, dat merk ik bij mezelf wel. Ik zal niet zo snel zeggen: ‘Wat een slecht idee’. Ik zou het wat verzachten, wat empathischer reageren. 

Dat kennen jullie misschien ook wel, dat je in een vergadering zit en dat er iemand een idee heeft waarvan je meteen aanvoelt dat het het gewoon geen goed idee is, maar dat zeg je dan niet.

Je zegt (en dit zijn ook meteen wat tips voor een volgende keer als er iemand op je pad komt met een slecht idee): “Ik begrijp dat je dit idee hebt, maar ik zie enkele uitdagingen die we misschien moeten overwegen.” Of: “Kun je me misschien wat meer vertellen over waarom je dit idee hebt? Ik wil graag begrijpen waar het vandaan komt.” Of: “Ik maak me zorgen over de mogelijke gevolgen van dit idee.” 

Niks van dit alles bij Samuël. Hij vindt het gewoon een slecht idee dat het volk Israël een koning wil. Het is verkeerd, het is fout. Waarom dat zo is, wordt hier niet duidelijk gemaakt. Maar ik ga er even vanuit dat Samuël, de profeet van God, als diepgelovige man aanvoelt dat die vraag om een koning echt een miskenning is van God die immers al Koning is. 

Het raakt Samuël diep dat de Israëlieten Gods heerlijkheid niet zien.

Gods heerlijkheid. Weet je wat dat is? 

Gods heerlijkheid, dat is de krachtige, liefdevolle, genadige aanwezigheid van God, overal waar je bent. 

Gods heerlijkheid, dat is zijn eindeloze macht, zijn schitterende uitstraling, zijn nameloze schoonheid, al zijn prachtige eigenschappen bij elkaar.

Gods heerlijkheid, dat is zijn glorie, dat is alles van God wat ons vervult met verwondering en ontzag en eerbied voor Hem die het Leven en het Licht Zelf is.

Het raakt Samuël diep dat de Israëlieten Gods heerlijkheid niet zien.

En hij gaat daarmee naar God toe. Hij bidt. Wat hij zegt tegen God wordt niet verteld. 

Wat wel wordt verteld is wat God zegt. “Geef gehoor aan de stem van het volk, aan alles wat ze je vragen. Jou verwerpen ze niet. Ze verwerpen juist Mij als hun koning.”

Het woord dat vertaald wordt met ‘verwerpen’ betekent ook: minachten, verafschuwen, afwijzen. God voelt zich afgewezen. En het bijzondere van zo’n Bijbelverhaal vind ik dat er over God ook zo menselijk wordt verteld. We kunnen het meemaken en aanvoelen. We kunnen ons er in inleven. Wanneer heb jij je afgewezen gevoeld? Wanneer voelde jij je niet gezien? Wanneer voelde jij je niet gewaardeerd? 

Als het volk Israël om een koning vraagt weet Samuël dat dat een slecht idee is, en zegt God: “Ik voel Me niet gezien, Ik voel Me niet gewaardeerd, ik voel Me afgewezen.” Maar God is het niet anders gewend. Hoor maar wat Hij zegt: “Zo is het altijd gegaan, vanaf de dag dat Ik hen uit Egypte heb geleid tot nu toe. Ze hebben Mij de rug toegekeerd en andere goden gediend, en zo vergaat het nu ook jou. Geef dus gehoor aan hun verzoek, maar waarschuw hen door uitdrukkelijk te wijzen op de rechten die de koning die over hen zal heersen, kan laten gelden.’”

Ik vind dat eigenlijk heel bijzonder dat God zegt: “Doe het toch maar. Je hebt gelijk, Samuël, het is een slecht idee. Maar geef gehoor aan hun verzoek. Waarschuw nog wel!”

En dat doet Samuël (8 vers 10 tot 16, heel uitgebreid). “Als je een koning wilt, dan wil je iemand die je zonen afpakt: ze moeten vechten in het leger, ze moeten akkers ploegen en wapens maken; dan wil je iemand die je dochters afpakt: ze moeten zalf bereiden en koken en bakken; dan wil je iemand die je land afpakt: je akkers, je wijngaarden, je olijfgaarden; dan wil je iemand die je opbrengsten afpakt, je arbeiders afpakt, je dieren afpakt; dan wil je iemand die je je vrijheid afpakt. Het is een slecht idee. Denk alsjeblieft na over de mogelijke gevolgen!”

En als je dan verder leest, hoop je dat het anders gaat. Dat kun je met een film ook wel eens hebben, die je voor de zoveelste keer bekijkt: zal hij nu een andere keuze maken? Nee, weer dezelfde verkeerde keuze. Je weet het natuurlijk ook wel, maar toch zit er van binnen ergens een niet zo rationele hoop dat het deze keer anders zal gaan.

“Het volk trok zich niets van Samuels woorden aan en zei: ‘Nee, we willen een koning en anders niet!’” En zo is het gebeurd.

Twee dingen leer ik daarvan. 

Het eerste: God geeft ruimte om verkeerde keuzes te maken. Hoe bijzonder is dat! God geeft ruimte om verkeerde keuzes te maken. Om iets kleiners te willen terwijl Gods iets groters wil geven, om je eigen weg te gaan in plaats van de weg die God wijst. Ik moedig jullie nu niet aan om verkeerde keuzes te maken. Maar kijk in elk geval met wat mildheid terug op verkeerde keuzes die je eerder in je leven hebt gemaakt. 

Het tweede: God kan uit slechte keuzes ook goede dingen laten voortkomen. Want er is heel veel slechts te vertellen over alle koningen die er vervolgens zijn gekomen in Israël, het ging met Saul al heel snel helemaal mis. Zeker. Maar er kwam ook heel veel goeds. Er waren goede koningen bij waar we vandaag nog met respect aan kunnen denken. David en Salomo horen daarbij, hoewel over allebei ook slechte dingen zijn te vertellen. Het is nooit zo dat iemand alleen maar goed is. Heb jij wel eens iemand ontmoet die alleen maar goed is? Iemand over wie niets slechts te bedenken of te zeggen valt? Ik niet in elk geval. Maar leer dit: ook uit onze slechte keuzes kunnen goede dingen voortkomen.

Maar ik wil terug naar wat voor mij nu de kern is. De uitnodiging van dit verhaal is om op die plek te komen waar we inderdaad zeggen: wij willen een Koning, maar die hébben we ook al. God is Koning. Jezus is Koning en zijn koninkrijk is vol schoonheid, en goedheid en waarheid en liefde. 

Ik zou willen dat we op die plek komen waar we zeggen: ik wil geen afgoden meer, ik wil God niet verwerpen, maar ik wil zijn heerlijkheid zien en met minder niet tevreden zijn.

Ik kwam een citaat tegen van C.S. Lewis, die bekende christelijke auteur. Misschien ken je de Kronieken van Narnia wel. Ik ben die momenteel aan het lezen. Verhalen over vier kinderen (Peter, Susan, Edward en Lucy), een wonderlijk wereld met de naam Narnia, over een Witte Heks maar ook over de Koning, over Aslan, de Leeuw.  Daar wil ik zo iets van delen. 

Maar eerst dat citaat dat komt uit een heel ander boek van C.S. Lewis over de heerlijkheid van God (in het Engels: ‘The Weight of Glory’).

“We zijn halfhartige wezens, die rommelen met drank, seks en ambitie terwijl ons oneindige vreugde wordt aangeboden. We zijn zoals een onwetend kind dat wil doorgaan met het maken van moddertaartjes in een sloppenwijk omdat het zich niet kan voorstellen wat er bedoeld wordt met het aanbod van een vakantie aan zee. We zijn veel te snel tevreden.”

We zijn tevreden met afgoden die alles van ons afpakken, terwijl de ware God ons tegemoet komt die ons alles geeft.

We zijn tevreden met pleziertjes, terwijl Jezus ons diepe vreugde wil geven. 

We zijn tevreden met het najagen van een carrière (druk, druk, druk), terwijl de heilige Geest ons hier en nu al eeuwig leven vol rust wil laten ervaren. 

We zijn tevreden met koningen zoals Saul en David en Salomo, terwijl Christus Koning wil zijn in ons leven. 

We zijn tevreden met een kaarsvlammetje, terwijl de Heer een vuur in ons hart wil ontsteken. 

We zijn tevreden met een kopje water waar we een vinger in kunnen doen om wat af te koelen, terwijl God ons een eindeloze zee laat zien waarin we volop kunnen zwemmen.

En daarom zeg ik tegen jullie, maar net zo goed tegen mezelf, toch ook even in het Engels: “Don’t settle for less.” Neem met minder geen genoegen. Laat je hart raken door een verlangen naar het zien en ervaren van Gods heerlijkheid. Er bestaat zoiets als het koninkrijk van God vol schoonheid, genade en liefde, waarin je niets anders wilt dan dat Jezus je Koning is, in alles. Wij willen een Koning, als zijn naam maar Jezus is.

Ik wil – net als aan het einde van dat Voorwoord van dat boekje over ‘Ik zag Gods heerlijkheid’ – ik wil kunnen zeggen: “Mijn God, ik heb U nameloos lief.”

6

Ik wilde ook – en dat als laatste – nog iets delen uit dat schitterende verhaal over Narnia. Een passage die me afgelopen week raakte, over de naam. Aslan. De leeuw. Luister maar. De kinderen zijn in gesprek met Bever.

“Hier zakte het gefluister van de Bever helemaal weg en zwijgend knikte hij een paar keer geheimzinnig met zijn kop. Toen beduidde hij de kinderen dat ze zo dicht mogelijk om hem heen moesten komen staan, zodat ze zijn snorharen in hun gezicht voelden kriebelen. Toen fluisterde hij, héél zachtjes: ‘Ze zeggen dat Aslan onderweg is… dat hij misschien al in Narnia is geland.’

En nu gebeurde er iets heel merkwaardigs. De kinderen wisten geen van allen wie Aslan was, net zo min als jij; maar op het moment dat de Bever dit zei, voelde iedereen zich ineens heel anders dan daarvoor. 

Misschien is het je wel eens overkomen dat iemand in een droom iets tegen je zei wat je niet begreep, maar in je droom had je het gevoel dat het iets heel belangrijks betekende – misschien iets heel griezeligs, zodat je hele droom in een nachtmerrie veranderde, maar misschien ook wel iets heel moois – iets wat zo mooi is dat er geen woorden voor zijn, waardoor je droom zo prachtig werd dat je er je hele verdere leven aan blijft denken en dat je altijd maar blijft hopen dat je ooit nog eens in diezelfde droom terug kunt komen. 

Zoiets was het nu ook. Bij het horen van de naam Aslan voelden de kinderen allemaal een schok door zich heen gaan. Edmund voelde ineens een geheimzinnige angst diep in zijn hart. Peter voelde zich plotseling dapper en kreeg zin om avonturen te beleven. Susan kreeg een gevoel alsof er net een heerlijke geur of een prachtige melodie langs haar heen was gezweefd. En Lucy voelde zich zoals je je voelt als je ’s ochtends wakker wordt en het dringt opeens tot je door dat het vandaag de eerste dag van de vakantie is, of het begin van de zomer.”


Gespreksvragen

  1. Hoe open sta jij voor onverwachte gebeurtenissen die op je pad komen? Heb je weleens een bijzondere ontmoeting gehad die je leven op een of andere manier veranderde?
  2. Samuël vond het ontoelaatbaar dat het volk om een koning vroeg. Hoe voel jij je als je geconfronteerd wordt met ideeën of keuzes waarvan je intuïtief aanvoelt dat ze niet goed zijn? Hoe ga je om met die gevoelens?
  3. God voelde zich afgewezen toen het volk om een koning vroeg. Heb je zelf weleens momenten gehad waarop je je afgewezen voelde door anderen? Hoe ging je daarmee om?
  4. Ondanks dat het vragen om een koning een slecht idee was, gaf God het volk toch de ruimte om die keuze te maken. Op welke manieren heb jij ervaren dat God je de ruimte geeft om verkeerde keuzes te maken? Wat heb je daarvan geleerd?
  5. God kan uit slechte keuzes goede dingen laten voortkomen. Heb je zelf ervaring met het zien van goede uitkomsten ondanks verkeerde keuzes? Hoe heeft dat je geloof gevormd?
  6. De uitnodiging van het verhaal is om Jezus als Koning te erkennen en Zijn koninkrijk te omarmen. Op welke manieren kun je in je dagelijks leven Gods heerlijkheid ervaren? Hoe kun je streven naar het zien en ervaren van Gods koninkrijk in je eigen leven?
  7. Het citaat van C.S. Lewis stelt dat we vaak tevreden zijn met minder dan wat God ons wil geven. Op welke manieren ben jij misschien tevreden geweest met minder dan het beste van God voor jou? Hoe kun je streven naar meer vervulling in je relatie met God?
  8. De passage uit de Kronieken van Narnia beschrijft hoe de naam van de Leeuw Aslan een diepe impact heeft op de personages. Op welke manieren heeft de naam van Jezus Christus een impact op jouw leven? Hoe kun je die impact versterken en dieper ervaren?
  9. Vergelijk de reacties van de kinderen op het horen van de naam Aslan. Op welke manier herken je jezelf in een van deze reacties? Hoe kun je je persoonlijke relatie met Jezus verdiepen?

Stellingen

  1. God gunt ons ruimte om verkeerde keuzes te maken!
  2. Veel te vaak zijn we tevreden met minder dan wat God ons wil geven!