Preek zondag 21 april 2024 (over 1 Samuël 16:1-13)

1

Toen ik een jaar of 10 was, het zal in 1978 zijn geweest, in de lente, maakte ik het volgende mee. We gingen met een grote groep – zo’n 15 of 16 denk ik – jongens van de lagere school – ik woonde toen in Zuidhorn, bij Groningen – op een groot grasveld in het park bij de Quicksilver S. Sporthal, ‘s middags na schooltijd voetballen. Het zal een uurtje of half vier geweest zijn. Het was mooi weer, de zon scheen volop, de bomen waren net weer allemaal mooi groen geworden en er floten vogels. 

Er moesten twee teams worden gevormd. Misschien weet je wel hoe dat ging in die tijd, en waarschijnlijk gaat het nog zo. Twee jongens, de gangmakers uit de groep,  liepen naar voren en gingen voor de groep staan. Dat waren Eduard voor team 1 en Henk voor team 2. En dan mochten ze om de beurt een van de jongens uit de groep uitkiezen voor het eigen team. Om de beurt wezen ze naar iemand en noemden ze de naam.  Alfons (die was de beste), Jakob (die kon keihard rennen), Gerrit (een fantastische keeper), Hans (een goeie spits). En zo ging dat even door. Pieter, Lucas, Eddie, Gert (mijn tweelingbroer). En nu zijn jullie natuurlijk nieuwsgierig naar het moment waarop ik gekozen werd. 

Ik werd als een na laatste gekozen. Best treurig natuurlijk😄, maar heel terecht als het ging om mijn voetbalkwaliteiten op dat moment van mijn leven. In die kwaliteiten is overigens nooit verandering gekomen. Wat diezelfde middag een beetje goed maakte, is dat ik mijn enige gedenkwaardige loei van een trap tegen de bal heb gegeven richting het doel van (gelukkig) de tegenpartij. Ik haalde keihard uit. De bal knalde tegen de lat. Het was een geweldige actie, ik kreeg er applaus voor en ik kijk er trots op terug.

2

Ik vertel deze jeugdervaring natuurlijk met een reden. Want in het verhaal dat in deze preek centraal staat, wordt David uiteindelijk uitgekozen, maar er klinkt zeven keer de naam van een man die niet wordt gekozen. En het leek me goed om daar ook even bij stil te staan. Want ik zie zo voor me dat die mannen daar op een rij staan. Samuël is er, de profeet van God, hoog bezoek dus. En het is inmiddels duidelijk geworden dat hij een nieuwe koning zoekt. God is op zoek naar een nieuwe koning. Want met Saul is het niet goed gegaan.

Ook voor Samuël is dit een heel spannend gebeuren. Strikt genomen is hij de hoofdrolspeler in dit verhaal. Hij spreekt met God. Hij vult zijn hoorn met olie. Hij zoekt een koning. Hij is bang voor Saul mocht die erachter komen. Hij gaat naar Bethlehem en organiseert een offermaaltijd. Hij nodigt Saul en zijn zonen uit . En hij ziet Eliab.

Eliab is de oudste zoon: een indrukwekkende man, met een rijzige gestalte. Een grote en sterke kerel. Hij doet Samuël denken aan Saul van wie gezegd wordt dat hij “een lange, goedgebouwde jongeman” was, “die met kop en schouders boven iedereen in Israël uitstak”. En hier is Eliab, en Samuël denkt: “Dat is vast de nieuwe koning.” Maar dat blijkt niet zo te zijn, en daar heeft God zo zijn redenen voor. Daar kom ik straks op terug.  Maar eerst gaat Samuël de zeven zonen op een rijtje af. Eliab? Nee. Abinadab? Nee. Samma? Nee. Wat zou er door hen heen gaan. Stel je voor dat je erbij was, met een microfoon in je hand, en je stapt af op bijvoorbeeld Samma: ‘Samma, wat gaat er nu door je heen?’ En dan zouden er misschien een paar zinnen komen over teleurstelling, je afgewezen voelen, over dat je je verward voelt: ‘Wat is er mis met mij’? Of misschien ook wel opluchting: want koning worden, dat moet je ook maar net willen. 

Er volgen nog vier namen. Die worden hier niet genoemd. In 1 Kronieken 2 horen we nog wat meer namen van broers. Netanel? Nee. Raddai? Nee. Osem? Nee. Uzza? Nee. Zeven keer: Nee! En nu is Samuël in de war. Hoe kan dat nou? Zijn de zonen op? En hij vraagt: ‘Zijn dit alle zonen die u hebt?’ En  Isaï antwoordt: ‘Nee! De jongste is er niet bij, die hoedt de schapen en de geiten.’ De jongste van de acht is blijkbaar niet in tel. Misschien herken je daar wel iets van als je de jongste in een gezin bent. Het kleine broertje. Het kleine zusje. En eigenlijk blijft dat altijd een beetje zo. Ik ben zelf de zesde van acht. De twee na laatste😀. 

3

En dan komt David! Maar we moeten nu eerst even terug naar dat gesprekje tussen God en Samuël waar God zegt: “Ga niet af op zijn voorkomen en zijn rijzige gestalte. Ik heb hem afgewezen. Het gaat niet om wat de mens ziet: de mens kijkt naar het uiterlijk, maar de HEER kijkt naar het hart.”

Dat lijkt de moraal van dit verhaal te zijn. Dit kunnen we ervan leren. Dit is het punt waarop er bij ons als luisteraars naar dit verhaal een verandering kan plaats vinden. Dat we tot ons door laten dringen:

De mens kijkt naar het uiterlijk, 

maar de HEER kijkt naar het hart.

Laten we daar dan ook even wat tijd aan besteden nu. Met uiterlijk wordt bedoeld hoe iemand eruit ziet, wat je ziet als je gewoon kijkt naar de fysieke verschijning van iemand. Dat kan gaan over er knap uitzien of niet. Maar het is veel breder. Uiterlijke kenmerken gaan ook over huidskleur, over of je groot of klein bent, wel of geen haar hebt, bruin, blond of grijs. Het gaat ook over kenmerken die misschien niet meteen fysiek te zien zijn maar die wel bij de betreffende persoon horen: iemand is arm of rijk, iemand heeft een goede baan of is werkloos, iemand komt uit Nederland of een ander land, iemand spreekt wel of geen goed Nederlands, of met een accent, keurig in een pak of in een versleten kloffie, iemand is oud en gerimpeld of jong en superglad, gescheiden of gelukkig in een relatie, iemand heeft al dan niet een handicap, is ziek of gezond, vrij of in de gevangenis. En ja, we leven vandaag in een social media cultuur waarin al die uiterlijke kenmerken heel belangrijk zijn geworden.

“De mens kijkt naar het uiterlijk.” Dat is wat God hier zegt. Is dat zo? Is dat echt zo? Hoe is dat bij jou? Herken je dat? Dat je mensen snel beoordeelt op hoe ze eruitzien of wat je van ze weet? Dat is beste een belangrijke en confronterende vraag. Beoordeel jij hoe mensen zijn en wat ze waard zijn op basis van wat je ziet aan uiterlijke kenmerken? 

Of, en dat kan natuurlijk ook, heb je in de loop van je leven al afgeleerd om dat te doen? Omdat je zelf ervaren hebt hoe pijnlijk en oneerlijk het is om beoordeeld te worden op wat er van buiten aan je te zien is? Misschien heb je zelf wel momenten meegemaakt waarop je onrechtvaardig behandeld werd vanwege je uiterlijk, afkomst, of andere uiterlijke kenmerken. Misschien heb je gevoeld hoe het is om niet gezien te worden voor wie je werkelijk bent.

“De mens kijkt naar het uiterlijk.” Dat is denk ik inderdaad wat voor de hand ligt, wat we vanzelf doen als we daar niet bij nadenken. En als je jezelf daarop betrapt dan is nu de kans om daar verandering in te brengen, en even verder te luisteren naar wat God te zeggen heeft.

4

“De HEER kijkt naar het hart.”

Dat moet je even binnen laten komen, denk ik, even in je hart laten landen. 

“De HEER kijkt naar het hart.” 

Want ook nu kunnen we de vraag stellen: Is dat zo? Is dat echt zo? Kijkt God dan niet naar je daden en speciaal naar daden waarvan we zeggen dat ze niet oké zijn? Is de buitenkant, is ons gedrag, zijn onze woorden dan niet van belang? 

Ik zal niet zeggen dat ze niet van belang zijn, maar waar het nu om gaat, is dat de HEER vóór alles in je hart is geïnteresseerd. En hart is meer dan alleen je gevoel. In de Bijbel verwijst hart naar je innerlijke persoon, naar wat er binnenin je is aan gedachten, gevoelens, verlangens, intenties. Je hart dat is ook: je geweten, je spiritualiteit, je levenshouding. Dat is het hart.

“De HEER kijkt naar het hart.” 

Dat is echt belangrijk om binnen te laten komen. Want je herkent het vast wel dat je onbedoeld en ongewild helemaal opgaat in de dingen die je doet, in je werk, in je relaties, in je gezondheid of ziekte, in hoe je overkomt, in wat je bijdraagt, in wat je klaarspeelt, in wat je hebt – en dat je je hart een beetje vergeet – of zelfs een beetje boel –  je binnenkant, je innerlijke leven. Heel onze samenleving ademt een prestatiecultuur, een consumentistische cultuur, waarin geluk en succes worden afgemeten aan wat er in de buitenwereld te zien is. Zo raken we gemakkelijk verstrikt in die buitenwereld en vergeten we onze eigen binnenwereld, ons innerlijke leven, ons hart. 

Daar is ook een mooie Spreuk over (Spreuken 4:23):

“Van alles waarover je waakt, 

waak vooral over je hart,

het is de bron van je leven.”

Waar waken we over? Over onze gezondheid, over onze bankrekening, over onze uitstraling, over onze goede naam, over onze persoonlijke ontwikkeling, over onze dromen, over onze relaties. En daar is op zichzelf niets mis mee. Maar, zegt de Spreuk, waak vooral over je hart. Maak dat tot je topprioriteit, je allerbelangrijkste bezigheid. Koester je hart. Bescherm je hart. Geef je hart de ruimte.

Want dat is de plek van binnen waar God woont en waar de Geest zijn vernieuwende werk doet. 

“Waak over je hart.”

5

Terug nu naar David. De jongste zoon wordt gehaald. “Laat hem hier komen”, zegt Samuël, “we beginnen niet aan de maaltijd voordat hij er is.” En Isaï liet hem halen. Daar komt David aan. De man die we later leren kennen als de man naar Gods hart. De jonge man van wie God Samuël heeft ingefluisterd: “Ik zie zijn hart. Het is een mooi hart. David waakt erover. En ik heb een koning nodig met een mooi hart.”

En ik vind het eerlijk gezegd dan best behoorlijk verwarrend dat David vervolgens zo aan ons wordt voorgesteld: 

“Het was een knappe jongen 

met rossig haar 

en sprekende ogen.”

Ben ik net gecharmeerd geraakt van de gedachte dat de HEER naar het hart kijkt, volgt er toch een krachtige beschrijving van de uiterlijke kenmerken van David: 

hij is knap, 

hij heeft haar, 

dat haar is rossig, 

en hij heeft sprekende ogen. 

Dat vind ik knap verwarrend. Waarom nu toch die nadruk op het uiterlijk? Twee dingen daarover. In de eerste plaats zou zo tot uitdrukking kunnen worden gebracht dat er met uiterlijke kenmerken op zich natuurlijk niets mis is. Het is oké als je knap bent, rood haar hebt en sprekende ogen. Het is oké als je een rijzige gestalte hebt en een opvallende verschijning bent. Met schoonheid is niets mis.

En in de tweede plaats: het is ook heel goed mogelijk dat het de verteller door deze eigenschappen zo te noemen niet te doen is om de uiterlijke betekenis ervan maar om een meer symbolische betekenis. Oftewel: hij probeert iets van het hart van David, van de innerlijke kwaliteiten van David tot uitdrukking te brengen door deze kenmerken.

Knap staat dan symbool voor een schoonheid die iets goddelijks heeft, schoonheid met een goddelijke bron. Het hart van David is vervuld van de schoonheid van God. En daar zien we in veel Psalmen van hem ook iets van terug. Daarin krijgen we een blik in het innerlijke leven van David.

Rossig haar staat voor vurigheid en moed en avontuurlijkheid. In Davids hart leeft een verlangen om avonturen met God te beleven. Net zoals bij Peter uit de Kronieken van Narnia. Als hij de naam Aslan hoort fluisteren door meneer Bever, voelt hij zich plotseling dapper en krijgt zin om avonturen te beleven. 

En die sprekende ogen, die staan voor innerlijke kwaliteiten als openheid, oprechtheid, eerlijkheid en zuiverheid. En ik zie opeens een verband, nu ik in mijn verbeelding naar die sprekende ogen van David kijk – ik zie opeens een verbinding met een van de gelukkigprijzingen van Jezus: 

“Gelukkig wie een zuiver hart hebben,

want zij zullen God zien.”

6

David heeft een zuiver hart. Hij ziet God. En daarom kiest God hem uit om koning te zijn. En dan gebeurt er nog iets belangrijks. Samuël pakt zijn hoorn met olie tevoorschijn, hij ruikt er even aan, want die olie geurt heerlijk, en hij giet de olie over David heen. Hij zalft hem. En weet je, zalven is in de Hebreeuwse taal: masjiach. We kennen dat als messias, een belangrijke naam van Jezus. In de taal van het nieuwe Testament is dat Christus. Messias is Hebreeuws. Christus is Grieks. En het betekent in het Nederlands Gezalfde.

David wordt gezalfd  en wordt daarmee koning. Hij wordt een gezalfde, een messias, een christus – een door God gekozen koning. Zoals Jezus later de door God gekozen koning is die komt vertellen dat het koninkrijk van God nabij is, zo staat David nu aan het begin van zijn leven als koning.

Hij is gekozen door God. En weet je wat nu het mooie is? Dat jeugdverhaal dat ik aan het begin van de preek vertelde ging over gekozen worden: ik werd als een na laatste gekozen; er was een rangorde in het kiezen: de besten het eerst. Uit dat rijtje van zeven broers werd er geen gekozen. Alleen David werd uitgekozen om koning te zijn. En alleen hij wordt gezalfd.

Maar wat ik nu ga zeggen heeft een veel grotere reikwijdte: want de zalving, dat de Geest over je komt, dat je gaat ruiken naar Gods aanwezigheid, dat je van de Geest doordrongen bent, dat je de bekrachtiging of empowerment van de heilige Geest ervaart – dat is voor ons allemaal. We worden allemaal gekozen.

David had een mooi hart. En aan jullie is vandaag ook de uitnodiging: waak over je hart. 

Maar we kunnen dat niet zelf. We worden gezalfd met de Geest, de Geest van wijsheid, zachtmoedigheid, nederigheid, de Geest van liefde, bewogenheid en barmhartigheid. De Geest die woont in dat hart waarover we moeten waken. We kunnen die Geest bedroeven. Dat heeft David ook gedaan in de loop van zijn leven. De verhalen over hem in de boeken Samuël zijn daar open en eerlijk over. Er zijn tijden geweest dat David niet waakte over zijn hart en misdaden pleegde, waarvan de bekendste wel is zijn misdaad tegen Batseba en haar man Uria.

Maar zover is het hier in 1 Samuël 16 nog niet. Hier zien we iemand, een jonge man aan het begin van zijn leven, van wie we kunnen zeggen: een mooi mens, met een mooi hart, en door zijn zalving straalt hij iets van Gods schoonheid uit. Hij heeft het hart van een koning.

En ik hoop dat jij door dit allemaal op je in te laten werken, ernaar verlangt dat dit ook over jou gezegd zal worden. God kiest jou uit om koning of koningin te zijn, God zalft jou met zijn Geest tot een kleine christus, God maakt jouw hart steeds zuiverder, zodat je Hem kunt zien en zichtbaar kunt maken door te leven in zijn koninkrijk.

Daarom:

“Van alles waarover je waakt, 

waak vooral over je hart,

het is de bron van je leven.”


Gespreksvragen

  1. Wat raakt jou het meest in het verhaal van 1 Samuël 16:1-13? Welk vers valt jou vooral op?
  2. De preek benadrukt het belang van het innerlijke, het hart, boven het uiterlijke. Hoe ervaar jij dit in je eigen leven? Heb je momenten meegemaakt waarop je iemand beoordeelde op zijn/haar uiterlijk en later ontdekte dat dit niet overeenkwam met wie die persoon werkelijk was?
  3. Op welke manieren zie jij de uiterlijkheids-cultuur terug in onze samenleving?
  4. Wat denk je over de interpretatie van de uiterlijke kenmerken van David als symbolen voor innerlijke kwaliteiten? Denk je dat het belangrijk is om symboliek te zoeken in verhalen of teksten, of vind je dat het uiterlijk gewoon beschrijvend is?
  5. De preek noemt de zalving met olie als een symbolische handeling die David bekrachtigt als koning. Heb je ervaring met symbolische handelingen in jouw geloofspraktijk of traditie? Wat betekenen deze voor jou?
  6. De preek eindigt met een oproep om te waken over je hart en om open te staan voor de zalving met de Geest. Hoe zou je dit toepassen in jouw dagelijks leven? Heb je ideeën over hoe je kunt streven naar een zuiver hart en de aanwezigheid van de Geest in jouw leven kunt ervaren?
  7. Hoe interpreteer jij de relatie tussen het verhaal van David en Jezus als de gezalfde koning? Zie je parallellen tussen hun levens en karaktereigenschappen?
  8. Wat betekent het voor jou om een “mooi hart” te hebben? En hoe zou je willen bijdragen aan het uitdragen van Gods liefde en schoonheid in de wereld?

Stellingen

  1. In onze samenleving draait bijna alles om uiterlijk!
  2. De zalving van de Geest is voor iedereen!