Zonder religieuze beleving geen religie – misschien is ze wel de kern ervan. Toch lees je er maar weinig over. In deze rubriek beantwoorden mensen vragen over wat ze op religieus gebied hebben beleefd. Vandaag: Jos Douma.

Interview Trouw 5 december 2008, door Koert van der Velde

Wat hebt u meegemaakt?

„Jarenlang begon ik mijn werkdag met een meditatief moment van een kwartier tot een halfuur. In een hoekje van mijn werkkamer, in een ontvankelijke lichaamshouding zittend op een meditatiekrukje voor een tafeltje met een Bijbel en een Christusicoon, probeerde ik dan tot rust te komen en mij open te stellen voor de Heer. Op de inademing zei ik hardop: ’Here Jezus Christus zoon van God’, en op de uitademing ging ik verder met: ’ontferm u over mij’. Erna deed ik nog twee oefeningen. Ertussenin was ik stil. Zo begon ik ook altijd aan een preek, om ruimte te maken voor Gods Woord.”

Bent u ermee gestopt?

„Ik ben er vanwege gebrek aan discipline mee gestopt. Ik vond het moeilijk vol te houden, vooral door allerlei zaken die je weghouden van de ontmoeting met de Heer. Zo vond ik ’s ochtends mijn nieuwe e-mail toch interessanter dan wat God misschien tegen mij wilde zeggen. In de kerk zeggen ze: de duivel, de verleidingen van de wereld en het eigen vlees houden nooit op ons aan te vechten.”

Hoe erg is het dat u gestopt bent?

„Niet erg. Ik heb het zo lang gedaan dat ik denk het geïnternaliseerd te hebben. Ik heb er een contemplatieve grondhouding door gekregen, die mijn hele leven doordrenkt.

Als ik tegenwoordig een preek maak is de essentie van mijn meditatieve methode nog steeds aanwezig. Een preek maken begint niet met je tanden zetten in een tekst, maar met Jezus. Hem wil ik laten zien, ook in oudtestamentische passages.

Voor mij is meditatie niet objectloos maar verbonden met de Schrift. De teksten zijn geen hapklare brokken, ik moet contact maken met de Geest van het Woord. Ik probeer ze te lezen alsof ze nieuw voor me zijn, en ik herhaal ze zodat ze gaan resoneren in mijn hart. Door de bijbeltekst voel ik me aangesproken, overweeg ik de diepere betekenis die een tekst voor mij kan hebben en probeer ik te zien hoe die tekst mogelijk veranderend inwerkt op mijn leven. God zelf komt door deze woorden tot mij. Ik probeer in biddend contact te zijn met hem. Door de tekst kijkt Jezus mij aan, spreekt hij mij aan en raakt hij mij aan. Dat kan ook confronterend zijn, want Jezus is niet alleen maar lief en goedaardig. Hij is niet tandeloos. God of Jezus stelt mij vragen zoals: gaat het je met die boeken die je over me schrijft echt om mijn koninkrijk, of bouw je stiekem aan je eigen koninkrijkje?”

God of Jezus?

„Dogmatisch zijn er allerlei verschillen, maar tegelijkertijd is het ook enigszins willekeurig wanneer je over God, Jezus of de Heilige Geest spreekt. Ik ben opgegroeid met God de Vader. Jezus was in een bijrol gestorven voor onze zonden. Zes jaar geleden is Jezus in mijn leven centraal komen te staan. Tijdens de veertigdagentijd heb ik gevast, geen chips, geen bier of tussendoortjes genomen. En ik heb God gevraagd: God, als Jezus dan echt zo belangrijk is, wilt u me dat dan ook laten merken?

Dat is gebeurd. Sindsdien heb ik een allesbeheersend verlangen om Christus te kennen. Mijn verlangen is zo groot dat je me er ’s nachts voor wakker mag maken. Vanaf toen wist ik dat precies in dit verlangen het belangrijkste van mijn religieuze ervaring zit. In het verlangen ervaar ik al iets van zijn aanwezigheid, het is een soort van voorpret. Het verlangen naar hem en de erbij komende inspiratie om over hem te spreken en te schrijven lijkt nu al jaren een constante stroom, droogt nooit op.”

Voelt u zich door Christus geroepen?

„Ik heb wel een zeker roepingsbesef. Van nature ben ik niet zo’n gevoelsmens, zit ik toch vooral in mijn hoofd. Ik heb me dus wel afgevraagd waarom juist ik tien jaar geleden een proefschrift moest schrijven met een pleidooi voor een grotere rol van de religieuze ervaring bij het maken van een preek.

Ik zie het als mijn levensopgave mijn gevoelskant te ontwikkelen. Dat past natuurlijk ook helemaal in de tijdgeest. Geloof moet tegenwoordig doorleefd zijn.

Heeft God me misschien juist vanwege mijn verstandelijke kant uitgekozen om over de gevoelskant van geloven na te denken? Omdat dat tenminste geen gezweef geeft?”