Een groot deel van mijn leven heb ik gedacht dat het hoofdthema van de Bijbel was: de zonde en de vergeving van de zonde. En hoe belangrijk dat ook is, de hoofdlijn van de Bijbel is toch een andere (want de Bijbel begint niet in Genesis 3), namelijk deze: God wil wonen bij de mensen.

Eigenlijk kan dat ook al heel snel duidelijk zijn als je let op het begin en het einde van de Bijbel. Het begint allemaal in Genesis 1. Daar is eerst nog woestheid en doodsheid: de aarde was een onbewoonbaar oord. Maar God had een verlangen: de gemeenschap die in hemzelf was – want hij was al van eeuwigheid de Drie-enige God – openstellen naar buiten toe. En daarom wilde hij mensen maken om met hen om te gaan en bij hen te wonen. Maar daarvoor was eerst een plek nodig waar gewoond kon worden. Dat werd de aarde. Als je Genesis 1 op je in laat werken, dan zie je dat God er in heel zijn schepping naar toewerkt dat de mensen kunnen wonen en dat hij bij hen kan zijn. Want God wil wonen bij de mensen. Dat de zonde daar als een ontstellende breuk tussen is gekomen – het doet niets af aan Gods diepe verlangen: alles stelt hij in het werk om het samen wonen weer mogelijk te maken.

En zo loopt de Bijbel uit op de slothoofdstukken van Openbaring, waar we een vergezicht ontvangen van de toekomst. Zoals alles begon in een paradijs, eindigt alles in een stad: ‘Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is er niet meer. Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God vandaan. Ze was als een bruid die zich mooi heeft gemaakt voor haar man en hem opwacht. Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn’’ (Openbaring 21:1-3).

Als je deze hoofdlijn van de Bijbel eenmaal te pakken hebt, zie je het overal terug. Ik schrijf maar gewoon een aantal Bijbelteksten uit:

‘Wijzelf zijn de tempel van de levende God, zoals God heeft gezegd: ‘Ik zal bij hen wonen en in hun midden verkeren, ik zal hun God zijn en zij mijn volk’’ (2 Korintiërs 6:16).

‘Zo bent u dus geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus zelf als de hoeksteen. Vanuit hem groeit het hele gebouw, steen voor steen, uit tot een tempel die gewijd is aan hem, de Heer, in wie ook u samen opgebouwd wordt tot een plaats waar God woont door zijn Geest’ (Efeziërs 2:19-22).

‘Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader’ (Johannes 1:14).

En dan met een reuzensprong terug in het Oude Testament: ‘Ik zal te midden van de Israëlieten wonen, en ik zal hun God zijn. En zij zullen inzien dat ik, de HEER, hun God ben, die hen uit Egypte bevrijd heeft om in hun midden te wonen. Ik ben de HEER, hun God’ (Exodus 29:45-46).

Telkens als er in de Bijbel sprake is van een tabernakel, een tempel, een gebouw of een tent, moet ons dat herinneren aan Gods wens om te wonen bij de mensen. Aan de Hebreeuwse taal is er een woord ontleend waarin dat duidelijk wordt. Het is het woord Sjechina, dat gevormd wordt van ‘sjachan’, dat wonen betekent. Die Sjechina van God zie je voor je in Exodus 40: ‘Toen werd de ontmoetingstent overdekt door een wolk en werd de tabernakel gevuld door de majesteit van de HEER. Mozes kon de ontmoetingstent niet meer binnengaan, want de wolk rustte daarop en de majesteit van de HEER vulde de tabernakel’ (Exodus 40:34-35). Hier is het woord ‘sjachan’ vertaald door het rusten van de wolk. Sjechina is: dat God aanwezig is, dat God woont bij de mensen. Het is zijn heerlijke aanwezigheid en zijn liefdevolle tegenwoordigheid. 

En waarom schrijf ik dit nu allemaal op? Omdat in Christus God weer woont onder de mensen! Omdat God in de Geest weer woont onder de mensen! Want daar is het hem om te doen. En voor dat wonen is de vergeving van de zonden de onmisbare voorwaarde: zonder kruis op Golgota is het wonen van God ondenkbaar. Maar het gaat dus om het wonen.

Ik hoop dat je dit onthoudt en dat je ervan verwonderd raakt: God wil wonen bij de mensen. Hij doet dat nu op de manier van de Geest van Christus. In hem ervaren we Gods liefdevolle aanwezigheid in ons midden. In hem ondergaan we zijn heerlijke tegenwoordigheid onder ons.

En het gaat nog dieper: God wil door de Geest van Christus blijvend wonen in jouw hart. Jouw hart is een tempel, een tent, een gebouw, een stad voor Jezus.

Om te doen

Je woont ongetwijfeld in een huis. Beleef eens een dag lang bewust dat God wil wonen in jouw hart zoals jij woont in jouw huis.

Om te leren

Wijzelf zijn de tempel van de levende God, zoals God heeft gezegd: ‘Ik zal bij hen wonen en in hun midden verkeren, ik zal hun God zijn en zij mijn volk’.

2 Korintiërs 6:16

Om te bidden

Drie-enige God, wat vind ik het heerlijk om te weten en te ondergaan dat u wilt wonen bij de mensen. En dat u zelf alles in het werk hebt gesteld om in uw liefde de breuk, die de zonde heeft gebracht en nog steeds brengt, te herstellen door het leven en sterven van uw Zoon. Dank u, Heer Jezus, dat u tijdelijk wilde wonen aan het kruis, en dat u als de opgestane gekruisigde door uw Geest woning maakt in deze wereld en in onze harten. Vervul mij en uw gemeente en deze wereld met uw liefdevolle aanwezigheid. Amen.