Op hun weblogs schreven Boele Ytsma en Remmelt Meijer allebei een post waarin ze ingaan op het verhaal Pionieren voor het koninkrijk. De koning, de leeuw en het lam dat ik afgelopen donderdag hield tijdens het symposium ‘Pionieren voor het koninkrijk’.

Boele vindt dat ik een vruchteloos dilemma heb geponeerd tussen enerzijds de gevestigde kerk en anderzijds de emerging churches. En ik ben het met hem eens: voor het voortgaande gesprek is het niet zinvol om te denken vanuit een tegenstelling. Tegelijk denk ik dat Boele te weinig verdisconteerd heeft dat ik geprobeerd heb om a) enigszins prikkelend en op de rand van het karikaturale af de positie van ‘de gevestigde kerk’ te vertegenwoordigen en om b) samen met de emergers aan zelfkritiek te doen.

Dat er geen tegenstelling zou moeten zijn tussen gevestigd en emerging zal iedereen die deelneemt aan de discussie delen. Dat de emerging beweging zich daadwerkelijk én binnen én buiten de kerk ontwikkelt (en zich wil en zal ontwikkelen) is ook wel helder. Ook in mijn verhaal trouwens: ik heb wel een tegenstelling neergezet maar ben al vrij snel aan de gang gegaan om het een met het ander te verbinden.

Toch denk ik dat we ook niet te snel moeten zeggen dat er geen tegenstelling ís. Want ik denk niet dat ik overdrijf als ik zeg: de emerging beweging bestaat alleen maar bij de gratie van de kritiek op de gevestigde kerk.

En dat is ook prima. Er mag gerust kritiek en ook zware kritiek op de gevestigde kerk geoefend worden. Maar dan moeten emergers (die overigens lang niet allemaal zo heftig zijn in hun kritiek – ik heb dat zo bijvoorbeeld op geen enkele manier geproefd bij Daniël de Wolf en Matthijs Vlaardingerbroek) wel aanvoelen dat die kritiek niet altijd even gemakkelijk gehoord kan worden en ook niet altijd even goed valt. Ik deel veel van de kritiek, maar ik begin innerlijke afhaakverschijnselen te vertonen als mij vanaf de weblog van Remmelt Meijer wordt toegeroepen:

Ik krijg de indruk dat voor kerkelijken onder ons het nog niet doordringt waar het om gaat. Niet om nieuwe maniertjes, maar om het feit dat de oude manier het niet meer doet.
De kerk is stervende, zie dat eens onder ogen en steek de hand in eigen boezem. De pijn van pioniers en zoekers is niet die van lastige onruststokers, maar van Godzoekers die het niet vonden waar het wel gepreekt werd.
Jongeren, midlifers (…) kunnen het amper vinden in de huidige kerken. De maniertjes zijn uitgewerkt blijkbaar, misschien omdat het teveel gaat om manieren en te weinig om mensen?

‘De oude manier doet het niet meer.’ ‘De maniertjes zijn uitgewerkt blijkbaar.’ Gaat het dan toch om manieren (voorbije weliswaar) en is de gevestigde kerk alleen maar een manier die het niet meer doet?

Van harte onderschrijf ik de stelling dat de gevestigde kerk inderdaad voor tallozen (wat mij betreft: de meesten) in onze samenleving niet de manier is en kan zijn. Maar ik heb de indruk dat ik niet ten onrechte enige verontwaardiging voel als ik deze woorden hoor: ‘De kerk: uitgewerkte maniertjes.’ Door dergelijke terminologie worden de deuren van het gezamenlijke gesprek niet geopend maar gesloten.

Mijn weblog heeft als titel ‘over LEVEN in de kerk’. Op 14 februari 2009 schreef ik daarover op mijn oude weblog:

‘Over LEVEN in de kerk’. Daar zitten twee boodschappen in: 1) het is niet altijd gemakkelijk om te functioneren binnen een ’traditionele’ kerk, 2) er is ook in ’traditionele’ kerken waarlijk nog wel LEVEN te vinden! De discussies rond ‘emerging church’ en gemeentestichting ademen wel eens iets van: ‘We hebben de hoop voor de traditionele kerken opgegeven, we moeten iets nieuws beginnen’. Tegelijk wordt de laatste tijd ook steeds meer duidelijk dat het niet om alternatieven gaat maar om de vraag: hoe kunnen ’traditionele’ kerken en ‘nieuwe’ geloofsgemeenschappen samen zich richten op het zichtbaar en ervaarbaar maken van het koninkrijk van God?

En op 2 september 2008 schreef ik, ook naar aanleiding van de titel ‘over LEVEN in de kerk’:

Ik hou van de kerk, en ik zie tot mijn vreugde veel leven in de kerk. Tegelijk voel ik me ook erg aangetrokken tot het gesprek dat gaande is rond de emerging church: over een nieuwe theologie en nieuwe vormen van kerk-zijn voor de 21e eeuw. Dan doet zich ook de vraag voor, en die klinkt ook een beetje door in de formulering ‘over LEVEN in de kerk’: kun je wel overleven in de (traditionele) kerk? Vooralsnog wil ik die vraag graag positief beantwoorden. Ik geloof dat er een gesprek op gang moet komen en ook al op gang gekomen is waarin de traditionele kerken en nieuwe kerkvormen verbondenheid zoeken. De solid church in gesprek met de liquid church. De ‘mixed economy’.

Ik voel me zeer met de emerging bloggers verwant. De meeste van hen worstelen met de kerk in de traditionele vormen of hebben daarvan afscheid genomen om andere gemeentevormen in de praktijk te brengen. Anderen worstelen in de kerk. Ik hoop dat ik met mijn blog een eigen bijdrage kan leveren, meer vanuit de ‘solid church’, aan het gesprek dat meer dan nodig is, en dat gewoon ook uitermate boeiend is.

Heeft de kerk een toekomst? Heeft de toekomst een kerk? Het is ook maar wat je bedoelt met ‘kerk’. Mijn definitie: een liefdevolle gemeenschap, met Jezus in het midden. Overal waar dat gebeurt, gebeurt kerk.

Hoe mijn woorden van afgelopen donderdag ook gevallen mogen zijn, ik heb een pleidooi willen voeren voor in ieder geval deze twee zaken:

– Laten we samen erover nadenken hoe we binnen en buiten de context van de gevestigde kerken bezig kunnen zijn met ‘leerlingen maken’ (Matteüs 28:18-20) of in termen waar ik zelf van houd: hoe we concreet bezig kunnen zijn met ‘spirituele vorming in Christus’. Als dat de focus is, zijn de manieren niet interessant. Of anders gezegd: dan zal blijken dat er veel verschillende manieren zijn waarop er leerlingen worden gemaakt en mensen nieuw worden.
– Laten we er allemaal open voor blijven staan dat er – ondanks veel negatieve en bittere ervaringen, die ik niet wil ontkennen – ook in de gevestigde kerken nog heel veel goede en mooie dingen gebeuren die het verdienen te worden aangeduid als: LEVEN in het koninkrijk.

Verder zou ik nu nog twee andere vragen willen stellen:
– Leidt (een deel van) de emerging beweging niet ook aan een vorm van hyperreflectie? Die vraag is in de blogosphere volgens mij al wel vaker gesteld. Onze eindeloze bespiegelingen (en daarbij sluit ik mezelf ook in) hebben een zeker recht, maar ze kunnen ook een eigen leven gaan leiden, los van de werkelijkheid waarin het koninkrijk van Jezus gestalte wil krijgen in helpende handen, in gewoon doén, in daadwerkelijk er zijn voor de ander.
– Zou de emerging beweging niet ook wat meer aan zelfkritiek en aan zelfrelativering mogen doen? Ik mis in de bijdragen van Boele en Remmelt een beetje de humor: dat je ook nog om jezelf kunt lachen. Het is allemaal zo ongelooflijk serieus en ernstig.

Het lijkt me in dit verband ook zinvol om deze opmerkingen van Peter Tuin ter harte te nemen:

Postmodern en intellectueel als de meeste emergers zijn verliezen ze zich snel in eindeloze theologisch-filosofische beschouwingen en dapper als ze zijn zetten ze overal vraagtekens bij.
Maar vraagtekens geven geen richting aan en beschouwingen hebben de neiging nogal in het luchtledige te blijven hangen…

Oh nee, we beweren niet dat we de waarheid in pacht hebben, natuurlijk niet, dat is niet postmodern. We zijn op zoek, op reis, we weten niet precies waar we naar op weg zijn, maar we weten wel precies hoe het niet (meer) moet. En zo zijn we druk bezig met deconstrueren, herformuleren en debatteren.

Als het gaat om het koninkrijk van Jezus, laten er dan vooral ook veel woorden en daden zijn die binnen en buiten de kerken concreet betekenis geven aan deze funderende uitspraak van Jezus:

De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws (Marcus 1:15).