iconjesusEr is een groot verschil tussen spreken over het gebed en tijd nemen om te bidden, tussen discussiëren over de Bijbel en de Bijbel daadwerkelijk lezen, tussen zeggen dat we de bergrede weer moeten naleven en de bergrede nu naleven, tussen zeggen dat Jezus al onze aanbidding waard is en Jezus echt bewonderen, tussen pleiten voor een nieuw monnikendom en de essenties van het monnikendom nu zelf in de praktijk brengen.

Het gesprek dat over het nieuwe monnikendom (new monasticism, neo-monastiek) gaande is op verschillende weblogs (kijk onder meer hier, hier, hier en hier) is boeiend, maar roept ook vragen op. Die vragen hangen steeds weer samen met de spanning tussen enerzijds het contemplatieve leven (naar binnen gekeerd, spiritueel) en het actieve leven (naar buiten gericht, diakonaal). Interessant daarbij is dat er naar mijn indruk gemakkelijker wordt gewaarschuwd voor een te grote aandacht voor spiritueel leven dan voor een te grote aandacht voor er in de dagelijkse praktijk voor mensen in nood zijn. Navelstaarderigheid lijkt ernstiger te zijn dan activisme. Nu denk ik niet dat we deze spanning al werkelijk kunnen overwinnen, want dat is al vele eeuwen lang niet gelukt. Wel geloof ik dat je een middelpunt zou kunnen aanwijzen van waaruit het beter mogelijk is om de spanning uit te houden of zelfs tot enige balans te komen.

In dit verband voel ik me erg thuis bij wat Daniël de Wolf heeft geschreven in zijn post Nog 1 keer ‘new monasticism’:

De waarden die ik hierboven genoemd heb (rust, ritme, gastvrijheid, zorg, behulpzaamheid, ontmoeting, onderwijs, toegewijd zijn aan elkaar, sobere levensstijl, liturgie, etc.) zouden van toepassing moeten zijn op alle individuele gelovigen en gelovige gezinnen – het ‘normale christelijke leven’. Dat noem ik discipelschap, levensheiliging, gemeente-zijn. Wanneer daar kloosters als ondersteuning aan toegevoegd worden, prima. Maar als we de nadruk op die kloosters gaan leggen, i.p.v. op toerusting van de ‘gewone’ gelovige en gemeente-zijn, een radicaal volk/netwerk van Jezusmensen dwars door de samenleving heen, vind ik dat te eenzijdig.

Wat ik zo boeiend vind aan Daniëls positie is dat hij bij de kern blijft en stelt dat het in elke context of vorm (gevestigde kerk, klooster, emerging church, persoonlijk netwerk, Thugz Church of waar dan ook maar) gaat om het blijven bij deze kern: discipelschap, levensheiliging, gemeente-zijn! En als ik dat even in eigen woorden zeg, dan zeg ik het zo: ‘Het gaat niet om nieuwe manieren, maar om nieuwe mensen.’ Dat was mijn stelling tijdens het symposium Pionieren voor het koninkrijk en een aantal weken bloggen en blogs lezen verder, brengt me weer bij deze eenvoudige waarheid terug.

Nu geloof ik wel dat de vraag hoe mensen veranderen (hoe christenen leren om als leerling van Jezus te leven) vanuit die beide perspectieven van het contemplatieve en het actieve leven – die soms zo op gespannen voeten met elkar lijken te staan – moet worden beantwoord. Oftewel: leerling van Jezus zijn en steeds meer worden (het is een levenslang proces) gaat langs de weg van contemplatie (gebed, Bijbel, meditatie, memorisatie, luisteren, stil zijn, inkeer, alleen zijn etc.) én actie (dienen, helpen, gastvrij zijn, je ding doen in het alledaagse leven, tussen de mensen zijn). Actie zonder contemplatie is leeg. Contemplatie zonder actie is blind.

Nu is het ontegenzeggelijk waar dat de ene christen zich meer tot contemplatie voelt aangetrokken (à la Maria aan Jezus’ voeten) en dat de andere christen zich meer tot actie voelt uitgedaagd (à la de dienende Marta). Overigens is het dan wel heel spannend als we op ons in laten werken dat Jezus een duidelijke voorkeur uitspreekt voor Maria: zij heeft het beste deel gekozen (Lucas 10:38-42). Ook is het spannend om tot ons door te laten dringen dat naar mijn indruk verreweg de meeste christenen in kerken zich gemakkelijker met Marta dan met Maria identificeren. Ligt de nood van de kerken momenteel niet veel meer op het gebied van de spiritualiteit?  Ik ben geneigd om die vraag met ja te beantwoorden, maar zeg er meteen bij – in de lijn van Daniël – dat we waarlijk niet per se kloosters nodig hebben om aan deze nood tegemoet te komen, helemaal niet als deze kloosters de vervanging zouden zijn van het inmiddels dode parochiale model van kerk zijn (de visie van Johan ter Beek).

Want op de vraag welke context het geschikst is om te leren leven als leerling van Jezus is maar één helder antwoord: élke context. Leerling van Jezus zijn is namelijk een keuze die volkomen onafhankelijk is van de plek waar je je nu bevindt of van het al dan niet gerealiseerd worden van je toekomstige emerging of wat voor initiatieven ook maar.

Je kunt je nu, op dit moment, terwijl je deze post zit te lezen, afvragen: ben ik een leerling van Jezus? wil ik dat echt? bewonder ik Jezus om zijn wijsheid en zijn goedheid en geloof ik dat de enige plaats waar hij me als mijn leraar kan zegenen de plaats is waar ik mij nu bevind? is de Geest bezig mijn verlangen om steeds meer op Jezus te lijken brandende te houden?

Omdat deze discussie vooral door mannen wordt gevoerd, durf ik op dit moment wel een oude kreet van stal te halen die in de periode tussen de beide Wereldoorlogen in Nederland werd gebruikt in de discussie over de vraag op grond waarvan je de kwaliteit van een literair werk moet beoordelen: vorm of vent. Je had de ‘ventisten’ en de ‘vorm-aanhangers’. Omdat ik me niet aan de indruk kan onttrekken dat heel de emerging discussie op zijn minst het gevaar loopt om onbedoeld toch in vormen te blijven steken, zou ik het wel enigszins op scherp willen zetten door er ook een ‘vorm of vent’ discussie van te maken. Als wij proberen ons een beeld te vormen van de kwaliteit van het Geestelijke werk waarin mensen tot leerling van Jezus worden getransformeerd, moeten we dan vooral letten op de vorm waarin dat gebeurt of op de vent in wie dat gebeurt? Voor mij is het antwoord wel helder.

Ook ik ben een ventist.