Een van de belangrijkste aspecten van bidden is: je niet beter voordoen dan je bent. Soms hebben we de neiging om te denken dat je pas voor God kunt verschijnen als je eerst een beetje de rommel hebt opgeruimd: de ruzie die je net had moet eerst zijn opgelost, je gevoel van frustratie moet eerst zijn weggeëbd, je gevoel van geen zin hebben om te bidden moet eerst weer enigermate zijn veranderd in een verlangen om te bidden.

Maar juist als we deze weg volgen onstaat er een onwaarachtig gebedsleven, omdat je niet komt zoals je bent. Bidden is: bij God komen zoals je bent. Larry Crabb heeft daar in zijn boek ‘Ik zeg PAPA. Over vertrouwelijk en persoonlijk gebed.’ Hij legt daarin uit wat relationeel bidden is, waarin je niet allereerst iet van God vraagt maar waarin je naar God vraagt, hem zelf zoekt. In zijn uitleg over de eerste stap in dat gebed (‘Stel u zelf voor God zonder pretenties, wees in de relatie een echt mens. Vertel Hem alles wat er in u omgaat, voor zover u daar vat op hebt’) gebruikt hij het beeld van de rode stip. In mijn boekje ‘genade ervaren’ heb ik dat als volgt onder woorden gebracht:

 

Als je op een stadsplattegrond kijkt, bijvoorbeeld als je een straat zoekt in een stad waar je nog niet eerder bent geweest, dan zoek je eerst naar de plek waar staat: ‘Hier bevindt u zich’. Op stadsplattegronden in Nederland is die plek meestal aangeduid met een brede zwarte pijl. Op andere plaatsen in de wereld (in Amerika bijvoorbeeld, want ik ontleen dit beeld aan de Amerikaanse auteur Larry Crabb) wordt daarvoor de rode stip gebruikt. Die rode stip is dus de plek waar je je bevindt. En de boodschap is nu: ga staan op je rode stip!

Als we tot God bidden, is het noodzakelijk en genezend als we eerst onder woorden brengen waar we ons op dat moment bevinden. Vaak doen we ons beter voor dan we zijn als we gaan bidden: we gaan eerste netjes zitten, we leggen onze boosheid en ergernis even weg. En we voelen ons geremd om te gaan bidden als we net iets heel verkeerds hebben gedaan.

Maar God verlangt er hartstochtelijk naar dat we ons eerlijk aan hem voorstellen. Dat we tegen hem zeggen: ‘Heer, hier bevind ik mij!’ ‘Ik voel me angstig en onrustig, ik vraag me af waarom u me zoveel teleurstellingen te verwerken geeft, ik ben boos op die broeder uit de gemeente, ik zit niet lekker in mijn relatie met mijn partner, en nu ik aan het bidden ben voel ik als ik eerlijk ben verveling opkomen. Ik heb helemaal geen zin om te bidden. En ik ben niet geïnteresseerd in uw glorie, want ik kan me er eerlijk gezegd niets bij voorstellen. Waar ben ik eigenlijk mee bezig? Ik vertrouw u eigenlijk ook helemaal niet. Ik vertrouw liever op mezelf.’

Dat zijn gedachten die bij mij wel opkomen, en jij herkent ze misschien ook wel. Maar verwoorden we ze ook naar God toe? Als we dat niet doen, staat dat onze verbondenheid met hem in de weg, en dus ook het ervaren van zijn genade. Genade ervaar je alleen in de persoonlijke verbondenheid met God. We kennen dat wel uit ons eigen relaties: als je je naar voelt, angstig, bezorgd, verbitterd, of als je je terecht schuldig voelt over iets wat je hebt gedaan of gezegd, en je spreekt dat niet eerlijk uit naar de ander (je partner, je kind, je vader of wie dan ook maar), dan zit dat de relatie in de weg. Die wordt onwaarachtig,  oppervlakkig, vreugdeloos.