Vandaag, zaterdag 14 november, schreef dr. Ad de Bruijne in het Nederlands Dagblad een columnachtige opiniebijdrage onder de titel Religie is gevaarlijk. Remmelt Meijer reageerde inmiddels met verbazing op zijn weblog: Liever oud Atheïsme dan nieuwe Spiritualiteit?
Ook mijn primaire reactie was er een van verbazing. Gooit de hoogleraar Spiritualiteit aan de Theologische Universiteit in Kampen (Broederweg) hier niet zijn eigen glazen in? Hoezo is spiritualiteit gevaarlijk? Wat heeft het voor zin om spiritualiteit zo te demoniseren als de Bruijne doet? Is het niet erg reactief om zo negatief te doen over de oplevende aandacht voor religie en spiritualiteit?
Maar ik kon me niet zo goed voorstellen dat de Bruijne dit allemaal werkelijk bedoelde. Daarom heb ik het artikel nog eens gelezen. Bij nadere lezing viel me op dat de Bruijne het woord ‘spiritualiteit’ op één keer na tussen hoge komma’s zet. Die ene keer als hij het woord zonder hoge komma’s schrijft, heeft hij het over echte spiritualiteit. Waar ik bij eerst lezing dacht dat de Bruijne alles wat spiritualiteit heet afserveerde, bleek me nu dat hij – zij het nogal impliciet en heel onuitgewerkt – wel degelijk weet wil hebben van echte spiritualiteit. En daarmee bedoelt hij dan neem ik aan wat hij in zijn artikel ook noemt: ‘De religie van de levende God’ (ook het woord ‘religie’ kan blijkbaar positief gebruikt worden) of het leven in de navolging van Jezus, in de stijl van zijn koninkrijk.
Zo heb ik voor mezelf wat meer ruimte gecreëerd voor het punt dat de Bruijne wil maken. Ik vind wel dat hij dat op een misverstandwekkende manier doet (het columnkarakter van zijn bijdrage is daar debet aan) en ook dat hij onnodig eenzijdig is. Waarom ‘spiritualiteit’ zo neerzetten als hij doet: ‘een prullenbak van frustraties’, ‘bijna allemaal reactieverschijnselen’? ‘Spiritualiteit’ is al zo oud als de wereld en de vormen waarin ze zich vandaag de dag voordoet zijn wellicht ook een heel terechte en zelfs noodzakelijke reactie c.q. correctie op een cultuur die door-en-door rationeel is/was, zo rationeel (door de Verlichting heengegaan) dat een reactie niet uit kon en mocht blijven.
Tegelijk ben ik het hartelijk eens met de Bruijne dat er rond ‘spiritualiteit’ en religie-in-het-algemeen zoveel vragen gesteld moeten worden, dat een naïeve omarming ervan gevaarlijk is. Dat religie weer mag betekent inderdaad ook dat we zomaar gaan denken dat het niet meer zo heel belangrijk is welke religie dat dan is. Ook (orthodoxe) christenen ontbreekt het naar mijn inschatting vaak aan voldoende geestelijk onderscheidingsvermogen: het gemak waarmee zij een magazine als Happinez tot hun lijfblad maken of waarmee ze yoga-achtige trainingen volgen is zorgwekkend.
Maar er is wel een verschil tussen ‘enthousiast reclame maken voor religie-in-het-algemeen’ en in de huidige religieuze opleving en aandacht voor ‘spiritualiteit’ een aanknopingspunt zien voor kerken en christenen om de echte spiritualiteit te herontdekken (want er moet ook binnen de kerken nog heel wat gezocht worden) en deze zichtbaar en ervaarbaar te maken voor hen die Jezus niet kennen.
Toch blijf ik een aantal zaken niet goed begrijpen.
1. Waarom zijn ‘spiritualiteit’ en religie nu per se gevaarlijker dan atheïsme? Beide kunnen voor christenen hun eigen aantrekkingskracht hebben. Atheïsme kan zeer aantrekkelijk zijn voor de (gewezen) gelovige die puur rationeel wil denken en leven. Religie en ‘spiritualiteit’ zijn heel aantrekkelijk voor wie graag vooral gevoelsmatig wil leven en geloven.
2. Waarom spreekt de Bruijne zo nadrukkelijk over demonen? Remmelt Meijer wijst er niet helemaal ten onrechte op dat de gereformeerde de Bruijne hier opeens op een bepaalde evangelikale tour gaat. Misschien dat dat geen kwaad kan, maar dan ook graag spreken over de demonen die binnen de kerken hun duizenden verslaan: de demon van het rationalisme, de demon van het wetticisme, de demon van de macht, de demon van het machtsmisbruik, de demon van de polemiek, de demon van de tradities, de demon van de zaaksgerechtigheid en de demon van de onverzoenlijkheid, om er maar een paar te noemen. Liever zou ik pleiten voor een uiterste terughoudendheid in het spreken over demonen, helemaal in opiniërende bijdragen in het Nederlands Dagblad (hoe columnachtig ze ook mogen zijn). Liever niet demoniseren maar argumenteren.
3. Waarom niet toch (ook) een wat minder negatieve benadering van religie en ‘spiritualiteit’? Zijn allerlei vormen van ‘spiritualiteit’ niet ook te zien als (volkomen) mislukte manieren om het verlangen naar eenheid met de enige ware levende God, de Vader van Jezus Christus, gestalte te geven?
4. Waarom kiest de Bruijne zo nadrukkelijk voor de aanval, en dat in een taalveld dat niet erg uitnodigend is (en dat ik ook nogal vind lijken op het taalveld van de een-in-waarheid-mannenbroeders op de rechterflank van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt waartegen hij graag ten strijde trekt, getuige menig artikel in De Reformatie)? Ik begrijp het polemische, het ongenuanceerde ervan niet zo goed. Of misschien begrijp ik het wel, maar vind ik het gewoon buitengewoon jammer.
5. Waarom legt de Bruijne weinig gevoel aan de dag voor het gegeven dat een dergelijke bijdrage het klimaat rond het thema spiritualiteit, dat in de orthodoxe kerken toch al niet zo heel ontvankelijk is, niet direct verbetert? Integendeel: wie deze bijdrage leest, kan zich gemakkelijk bevestigd voelen in de gedachte dat je met spiritualiteit toch wel heel erg voorzichtig moet zijn. Ook met die echte spiritualiteit.
Hoe dan ook: de Bruijne prikkelt. Hij stemt tot nadenken. Ik zal in ieder geval wat minder naïef optimistisch aankijken tegen een opleving van religie en ‘spiritualiteit’ en me des te meer focussen op de echte spiritualiteit: dat God ons in Christus hemels omhelst en dat wij als antwoord hem door geloof omhelzen.
Geef een reactie