[Het onderstaande heb ik vandaag geschreven als bijdrage aan een bezinningsdag ergens in februari 2010 over de vraag ‘Waarom zullen in 2050 mensen (nog of weer) naar de kerk gaan?’]

Kerk zijn heeft met ‘naar de kerk gaan’ niet zo heel veel te maken. Daarom wil ik liever niet direct een antwoord geven op de gestelde vraag (aan het eind van deze bijdrage kom ik er op terug). Eerst moet een andere vraag gesteld worden: Wat is de kern van kerk zijn? Zelf breng ik dat graag zo onder woorden: kerk (ik heb het bij voorkeur niet over ‘de’ kerk) – kerk is liefdevolle gemeenschap, met Jezus in het midden. Kerk gebeurt waar leerlingen van Jezus zich met elkaar verbinden om de krachtige genade en de genadige kracht van de Heer te ontvangen, met elkaar te delen en anderen erin laten delen.

Ik geloof dat daarin de kern van kerk zijn ligt en dat daarmee ook is aangewezen wat de meest relevante bijdrage van kerk zijn aan de samenleving is. In een onverbonden maatschappij, waarin vervreemding en gebrek aan bezieling de boventoon voeren, heeft de liefdevolle gemeenschap waar Jezus in het midden is iets unieks te bieden: de kracht van verbondenheid, de genade van een relationele God die ons in Jezus dicht op de huid komt.

Het ziet er naar uit dat processen van vervreemding tussen mensen, zowel binnen de huidige kerken als binnen de samenleving waarin die kerken staan, door zullen gaan. Ten diepste wordt dat veroorzaakt door onze vervreemding van God, waardoor de mensheid in het ongeluk is gestort. Maar waar mensen, gedreven door de Geest, kiezen voor verbinding, voor de kracht van genade, voor liefdevolle gemeenschap rondom Jezus – daar wordt iets zichtbaar en ervaarbaar van het in vervulling gaan van deze woorden van de Heer uit Openbaring 21 vers 5: Alles maak ik nieuw.

Wat houdt het in 2050 in om kerk te zijn? Hoe gebeurt kerk in de toekomst? Wat zouden zoekers er moeten kunnen vinden? Ik denk dat het dan om de volgende dingen gaat.

1. Het gaat om ontmoeting. Kerk gebeurt waar mensen elkaar in Jezus’ naam ontmoeten. Het gaat om relaties, niet om programma’s en acties. Ontmoeting houdt in dat mensen elkaar werkelijk zien, elkaar werkelijk leren kennen en elkaar een blik gunnen in hun levens en in hun harten. Ont-moeting houdt ook in: er moet niets. In de samenleving moet van alles: we moeten presteren, we moeten vooruitkomen, we moeten gelukkig zijn, we moeten onszelf zijn. Kerk zijn betekent dat we leren om te ont-moeten, want we leven, veelal als gewonde mensen die het niet maken of gemaakt hebben, van die vreemde genade die we hebben leren kennen door te kijken en te luisteren naar Jezus.

2. Het gaat om spiritualiteit. Kerk gebeurt waar mensen zich laten inspireren door het verhaal van God en waar mensen zich realiseren dat de God van de Bijbel zichzelf laat aankijken in de ogen van Jezus. Spiritualiteit als leven in de Geest van Jezus is het waar de identiteit van kerk zijn van afhangt. Daarin gaat het niet om een spiritueel zelfhulpprogramma maar om de eindeloos genadige werkelijkheid van een relationele God – Vader, Zoon, heilige Geest – die ons omhelst, gewoon omdat hij mateloos van ons houdt. Kerk zijn houdt in dat we elkaar helpen om ons geestelijk te oefenen in het leren kennen en ervaren van deze hemelse omhelzing. Waar kerk gebeurt en waar een inspirerende spiritualiteit wordt gezocht en gevonden, daar ontwikkelt zich ook een meer dan relevant aanbod op de 21e eeuwse religieuze markt.

3. Het gaat om ziel-zorg. Kerk gebeurt waar mensen elkaar deze vraag durven stellen: ‘Hoe gaat het met je ziel?’ Deze vraag wordt nauwelijks gesteld. We vragen elkaar wel ‘Hoe gaat het met je?’ En we antwoorden: ‘Goed’. Of we zeggen: ‘Druk, druk, druk, weet je wel.’ Misschien dat de vraag aan ons gesteld wordt (maar dan waarschijnlijk met anderen woorden) als we regelmatig een psycholoog of een psychotherapeut bezoeken. Maar het is juist de liefdevolle gemeenschap met Jezus in het midden waar deze vraag gesteld mag worden en waar we leren om er een antwoord op te geven. Kerk gebeurt waar we in de veilige nabijheid van Jezus leren om contact te krijgen met onze kwetsbare binnenruimte die we ziel noemen, met die ruimte in ons waar Gods Geest ons leven aanraakt zodat het meer kan gaan lijken op het leven van Jezus.

4. Het gaat om presentie. Kerk gebeurt waar mensen, geraakt door Jezus en gedreven door zijn Geest, een hartelijk verlangen ontwikkelen en in de praktijk brengen om verschil te maken in deze wereld. Want God is bezig zijn koninkrijk op aarde te realiseren totdat Jezus komt. Het gaat erom dat mensen, die in de omgeving zijn van liefdevolle gemeenschap met Jezus in het midden, iets gaan merken van de barmhartigheid en de gerechtigheid die zo kenmerkend zijn voor de God die we leren kennen in Jezus. Er daadwerkelijk zijn, aandachtig en liefdevol en dienstbaar in christelijke presentie – dat is de onmis(ken)bare vrucht van kerk zijn.

Vier momenten dus: ontmoeting, spiritualiteit, ziel-zorg en presentie. Ik geloof dat mensen (christen of niet) hiernaar op zoek zijn en zullen blijven, ook in de toekomst. Dat brengt me terug bij de oorspronkelijke vraag: ‘Waarom zullen in 2050 mensen (nog of weer) naar de kerk gaan?’ Als ‘naar de kerk gaan’ betekent dat je participeert in een samenzijn van mensen die vanuit het evangelie van Jezus toegerust en geïnspireerd willen worden met het oog op ontmoeting, spiritualiteit, ziel-zorg en presentie, dan zullen mensen (blijven) komen.

Dat kan overigens prima binnen de kaders van traditionele vormen van kerk zijn, als deze traditionele christelijke gemeenten maar bereid zijn om weg te groeien van een programma- en actiegericht kerkelijk leven vol verplichtingen en het bijbehorende genadeloze moralisme. Het kan ook (en wellicht beter) binnen nieuwe geloofsgemeenschappen en christelijke huisgroepen, waar deze woorden van Paulus uit Galaten 4 vers 19 in hun volle diepte worden beleefd en in de praktijk gebracht: Kinderen, zolang Christus geen gestalte in u krijgt, doorsta ik telkens weer barensweeën om u.