Vandaag kreeg ik van Boekencentrum een presentexemplaar toegestuurd van het nieuwe boek van Boele Ytsma: Authentiek. De zoeker en het verlangen. Daarmee heb ik mezelf verplicht om het boek te lezen en er op mijn weblog iets over te schrijven. Dat ga ik zeker doen! Sterker nog: daar ben ik nu dus al mee bezig. Bovendien bereikte me het verzoek om het boek te recenseren voor het Nederlands Dagblad. Ook dat ga ik doen, maar gelukkig wordt dat over de zomerweken heen getild: half augustus moet ik de recensie rond hebben. In de tussentijd kan ik hier op de weblog mooi alvast wat vingeroefeningen doen.

Sinds vandaag prijkt er op mijn website ook een banner met de tekst ‘Ik ben tochtgenoot’. Je ziet de banner ook in beeld bij deze blogpost. Maar wat zegt die uitspraak nu eigenlijk precies? Laat ik me wellicht niet ook teveel meeslepen in dit project van Boele? Bewaar ik wel voldoende afstand? Word ik misschien niet ook meegezogen in een denklijn die zich eigenlijk maar moeilijk laat verenigen met waar ik zelf voor wil staan? Ben ik wel op een zelfde manier zoeker als Boele dat is? Matchen zijn en mijn verlangen wel met elkaar? Wek ik niet de indruk dat ik het van harte eens ben met alles wat Boele doet en vindt en zegt?

Deze vragen kregen voor mij vandaag enige urgentie omdat een lezer van het Nederlands Dagblad vandaag een verontruste brief op mijn deurmat liet vallen. Hij (wie het was, doet er verder niet toe, ik beantwoord zijn brief ook persoonlijk) sprak uit dat hij pijnlijk getroffen was door het bericht in het Nederlands Dagblad van gisteren waarin vermeld stond dat ik samen met vele andere twijfelaars de ‘geloofstwijfelaar’ Boele Ytsma ging vergezellen op een voettocht. Het frappeerde hem dat hij me aantrof als ‘godzoeker’, terwijl ik ‘als dienaar van het goddelijke Woord tot taak heb vrijmoedig en met vast overtuiging de boodschap over Jezus Christus de gekruisigde uit te dragen’. Ook zag hij het gegeven dat ik me voelde aangesproken door het ‘oecumenische statement’  als ‘het zoveelste symptoom van de ontmanteling van de gereformeerde kerken waarbinnen u uw ja-woord als predikant hebt gegeven.’ De briefschrijver wenste me toe dat ik van koers zou veranderen zodat e weer sprake van herkenning coram Deo kon zijn.

Kijk, ik vind zo’n brief uiteraard niet aangenaam, mede omdat de voorstelling van zaken die gegeven wordt niet helemaal overeenkomt met mijn beleving van de werkelijkheid. Anderzijds biedt de geuite bezorgdheid (de schrijver nam toch maar de moeite om er een brief over te sturen en me persoonlijk aan te spreken) ook een goed aanknopingspunt om eens een aantal serieuze vragen onder de loep te nemen rond de wandeltocht met Boele Ytsma en rond zijn boek ‘Authentiek’.

Eerst maar even over de wandeltocht. Komende woensdag ga ik meelopen. Ik ga maar een kort stukje doen (Boele, als je meeleest, dan weet je dat alvast), maar dat heeft vooral een fysieke reden (voor wie erin geïnteresseerd is;-): op mijn veertiende heb ik eens een lelijke val gemaakt waarbij mijn linkerbeen uit de kom is geschoten. Dat was niet prettig. Dat been is in het ziekenhuis weer in de kom gezet (ik heb maar nooit gevraagd hoe ze dat precies voor elkaar hebben gekregen) en daarna heb ik een tijdlang met krukken gelopen. Alles is naar omstandigheden weer erg goed gekomen (de dokters zeiden dat ik van geluk mocht spreken) maar dat been is toch een zwakke plek gebleven: als ik wat langere afstanden loop (dan hebben we het over enkele kilometers) dan heb ik de dagen daarna weer last van mijn been. Dat is dus de reden dat ik een uurtje meeloop. Ik hoop om 10 uur bij Trekkersveld te zijn (als de files niet tegenzitten) en dan dus zo’n 5 kilometer af te leggen, Boele en anderen te ontmoeten en een kadootje aan Boele te geven dat ik namens een gemeentelid hier in Haarlem mocht aanbieden (ik weet ook niet wat er in zit).

Ik ben dus tochtgenoot. Maar wat betekent dat precies? Boele schreef in één van zijn 40 blogposts daar het volgende over:

We zijn, hoe verschillend ook, toch allemaal onderweg naar een nieuwe tijd. We zoeken naar woorden, beelden en verhalen waarin het Evangelie weer geloofwaardig kan klinken in een nieuwe tijd. Daarin zijn we het soms heel erg met elkaar oneens, maar we zijn, hoe dan ook, tochtgenoten. Deze wandeling maakt dat op een eenvoudige manier zichtbaar.

Kijk, daar zit dus in ieder geval de ruimte in die ik belangrijk vind en die de briefschrijver niet had gezien: ‘we zijn het soms erg met elkaar oneens.’ Waarover we het oneens zijn, moet dan nog blijken, maar dat komt later wel. Nu is vooral belangrijk wat ons verbindt: ‘we zijn onderweg naar een nieuwe tijd’. Inderdaad. Ik denk dat we ook al in die nieuwe tijd zijn aangekomen, de postmoderne tijd, de tijd van netwerken, de tijd waarin (of je dat leuk vindt of niet) waarachtigheid belangrijker wordt gevonden dan waarheid, de tijd waarin veel verhalen aan scherven zijn gevallen (wat mij betreft niet het verhaal van Jezus, want dat is onverwoestbaar, maar wel verhalen van bijvoorbeeld kerkelijke tradities die meenden – soms als enige – de waarheid in pacht te hebben), de tijd waarin binnen kerkgemeenschapen waarin vroeger grote eensgezindheid leek te zijn opeens alles op losse schroeven staat en waarin geprobeerd moet worden het ondanks alle meningsverschillen toch met elkaar te blijven doen, de tijd waarin we niet meer zoeken naar wat ons scheidt, maar wat ons verbindt.

En inderdaad: ‘We zoeken naar woorden, beelden en verhalen waarin het Evangelie weer geloofwaardig kan klinken in een nieuwe tijd.’ Dat betekent wat mij betreft niet dat er geen woorden, beelden en verhalen voorhanden zijn (de heilige Schriften staan er vol mee). Het betekent wel dat er een kerkelijke praktijk kan zijn ontstaan waarin die woorden, beelden en verhalen hun glans en hun oorspronkelijke creativiteit hebben verloren, niet omdat dat aan die woorden, beelden en verhalen ligt, maar omdat we ze in de kerken in schema’s hebben geperst.

Het is tijd voor een nieuwe taal die gesproken wordt in een nieuwe tijd. Een taal die bevrijdend is, relationeel, creatief, verrassend, een taal waarin je weer Thuis kunt komen, waarin het vaderhart van God klopt, een taal die ons de hemelse omhelezing doo de drieenige God laat ervaren. Ik moet dan altijd aan een bekend citaat van Dietrich Bonhoeffer denken:

“Wij zijn zelf weer helemaal op de aanvangen van het verstaan teruggeworpen. Wat verzoening en verlossing, wat wedergeboorte en heilige Geest, wat vijandsliefde, kruis en opstanding, wat leven in Christus en navolging van Christus betekent, dat is allemaal zo moeilijk en ver weg, dat we nauwelijks nog wagen om erover te spreken. (…) Het is niet aan ons de dag te voorspellen – maar die dag zal komen – dat er weer mensen geroepen worden om zó Gods woord te spreken dat de wereld er onder verandert en zich vernieuwt. Het zal een nieuwe taal zijn, volkomen a-religieus misschien maar bevrijdend en verlossend als de taal van Jezus.”

Wordt vervolgd…