Vandaag staat er in het Nederlands Dagblad een verslag van de wandeling van afgelopen woensdag over het pionierspad. Net op deze dag, waarop ik ook meeliep als tochtgenoot van Boele Ytsma, was er een ND-journalist mee om  de sfeer te proeven en iets van de tocht door te geven aan de lezers van het ND. Jammer genoeg is het artikel niet digitaal beschikbaar  – misschien een goede gelegenheid om eens een proefabonnement te nemen;-).

Na de tocht had ik zelf nog geen reflectie geschreven omdat ik dit verslag even afwachtte. Ik geef een paar passages weer en schrijf er dan wat van mijn bevindingen bij.

Zes mannen lopen zij aan zij over een breed pad midden in de Flevopolder. De droge, zojuist gemaaide grasstoppels krakken onder de wandelschoenen.
De zon brandt op de hoofden; rugzakken zorgen voor zweetplekken. Een van hen vist een zakbijbeltje uit de wijde zak van zijn korte broek en leest al lopend een paar verzen van Psalm 63 voor uit de NBG’51-vertaling.
,,O God, Gij zijt mijn God, U zoek ik, mijn ziel dorst naar U, mijn vlees smacht naar U, in een dor en dorstig land, zonder water.’’ Het blijft stil, even.

We waren inmiddels is een stevig gesprek beland naar aanleiding van Boeles nieuwe boek ‘Authentiek. De zoeker en het verlangen’. In de vorige blog heb ik al geschreven dat ik Boele wilde vragen waarom er in de rugtas die hij (volgens opmerkingen in hoofdstuk 10 ‘Lichter reizen’) alleen wilde vullen met de vrucht van de Geest niet ook een zakbijbeltje paste. Al pratend zei Boele zelf op een gegeven moment: ‘Het mooiste is eigenlijk om gewoon de bijbel open te doen en te zien wat er dan gebeurt.’ Dat vatte ik op als uitnodiging om Psalm 63 gedeeltelijk voor te lezen. Er viel daarna een stilte. Even. Inderdaad, het was te kort – ik verbrak de stilte omdat ik haast had (ik zou immers maar een uurtje meelopen, en er moest nog veel gezegd worden, vond ik). Terecht waarschuwt Boele in zijn boek voor de valkuil van de haast: ‘Zoeken verdraagt geen haast’ (Authentiek, blz. 115-119).

Het verslag gaat verder:

Tot nog toe hebben de wandelaars elke dag een goede klik met elkaar, vertelt de joviale Ytsma. ,,Ze zijn snel op elkaar betrokken en gesprekken gaan echt ergens over.’’ (…) Jos Douma, schrijver, blogger en vrijgemaakt predikant, loopt maar een uur mee. Dat is niet vanwege de brief van een bezorgde vrijgemaakte die hij vooraf kreeg met de waarschuwing om toch niet met een geloofstwijfelaar op stap te gaan, maar vanwege een blessure uit zijn jeugdjaren. Douma realiseert zich dat een uur snel voorbij is, dus hij gaat er al snel vol in. Het blijkt de stevigste discussie van de dag te worden, waaraan alle wandelaars hun bijdrage leveren.

Dat was dus inderdaad wel een beetje zo: ik ging er vol in, omdat ik vond dat onze wandeltijd kostbaar was, te kostbaar om alleen maar te wandelen en niet het gesprek aan te gaan waarnaar Boele op zoek is. We mogen immers van mening verschillen en elkaar bevragen – dat is ook wat Boele voorstaat. Als we maar – en dat is een heel belangrijk punt – allemaal in die rugtas meenemen op onze tocht:

Liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Dat is de lichtgewicht uitrusting die ons van pas komt. (blz 251)

En ik denk dat het gesprek ook in die geestelijke sfeer verlopen is. We zochten elkaar, we wilden onze vooroordelen bevragen op hun houdbaarheid, en we konden samen komen op de plek waar we de bijbel openden om ons te laten inspireren. Boele had trouwens inmiddels mijn vraag beantwoord. Daarover schrijft hij in zijn eigen verslag van die dag:

Blogger en predikant Jos Douma heeft een zakbijbeltje meegenomen om mij de vraag te stellen: past dat kleine reisbijbeltje nog in de bagage van de zoeker als hij lichter wil reizen? Hij blijkt in hoge mate te begrijpen wat ik niet meer mee wil nemen, maar, zo is zijn vraag: wat gaat nog wel mee? Ik zeg hem dat het zakbijbeltje zeker meegaat.

Ook in het ND-verslag wordt daar woorden aan gegeven:

Douma – die Authentiek al deels heeft doorgenomen en met paginanummers erbij nauwkeurig weet te citeren – constateert dat Ytsma regelmatig de Bijbel citeert, ,,maar als illustratie en niet als beginpunt’’. En waar Ytsma opsomt wat hij meeneemt op reis, komt de Bijbel niet voor. Vandaar dat Douma als symbool een zakbijbel bij zich heeft gestoken.
,,Mooi’’, mompelt Ytsma, die ietwat verlegen lijkt met de ,,hoop vragen’’. Hij valt stil en Douma gaat door. Dan maakt Ytsma duidelijk dat de zakbijbel zeker mee moet op reis. Maar over de Bijbel wil hij niet vooraf van alles zeggen.
Dat doet hij liever achteraf, als hij geraakt en ontroerd is. ,,Ik heb niet theologisch beredeneerd geschreven, maar uit de ervaring van de zoeker.’’

Wordt vervolgd…