Ik ben aan het lezen in het recent verschenen vertaalde verzamelwerk ‘Pastoraat en spiritualiteit’ van Henri Nouwen. Het bevat een viertal boeken:

  • Nabij zijn (Intimacy)
  • Delen (Creative Ministry)
  • Helen (Wounded Healer)
  • In de naam van Jezus (In the Name of Jesus)

Ik kan me nog goed herinneren dat ik het boekje ‘Creative Ministry’ heb gelezen in de periode waarin ik werkte aan mijn proefschrift (1995-1998). En als ik nu lees hoe Jurjen Beumer dat boekje typeert, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat het blijkbaar dit boekje is dat het begin vormt van het spoor waarop ik nu nog steeds geconcentreerd ben. Beumer schrijft:

Ik zou Delen (dat is dus ‘Creative Ministry‘, jrd) willen omschrijven als een klein handboek praktische theologie waarin de kerkelijk-praktische ‘vakken’ worden uitgelegd en beschreven vanuit de spiritualiteit van de pastor. Nouwen beklemtoont heel sterk dat het ontbreken van deze spiritualiteit alle creativiteit doodt en uiteindelijk de geloofsgemeenschap kan schaden. Juist het benadrukken (en scholen!) van de pastor in deze eigen spiritualiteit brengt een ‘schöpferische Seelsorge’ (titel Duitse vertaling) en een dynamische geloofsgemeenschap tot stand. (Pastoraat en spiritualiteit, blz. 21)

Ziedaar heel in het kort de achtergrond van mijn aandacht voor een spirituele homiletiek en mijn verlangen om een school van spiritualiteit vorm te geven met een focus op het aanbieden van retraites voor predikanten.

Er wordt vandaag wel gesproken over een crisis van het ambt. Zelf vind ik het altijd nogal groot om het woord ‘crisis’ te gebruiken. Maar toen Henk Bakker hier enkele weken geleden aandacht voor vroeg, toen hij sprak over het roepingsbesef van voorgangers, deed hij toch wel een aantal zinvolle waarnemingen:

Het ambt van voorganger wordt volgens Bakker tegenwoordig vaak gezien ,,als niets meer dan een klus die moet worden geklaard en die bovendien in de ogen van mensen gebukt gaat onder een groot ‘dat kan ik ook’-gehalte. De aandacht is van de roeping verschoven naar de persoon. ,,Iedereen met een beetje gaven, talenten en persoonlijkheid kan preken, de zegen uitspreken, de tafel bedienen, beleid voor de gemeente ontwikkelen, enzovoorts.’

Ook bij predikanten zelf is het roepingsbesef tanende, meent hij. Onder andere doordat ze gauw vervallen ,,in een onbeweeglijk patroon van typische domineesdingen: je schrijft je preek, je bezoekt wat mensen, geeft catechisatie, gaat naar vergaderingen.”

Als ik het even in eigen woorden zeg, toegespitst op predikanten: ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat van predikanten vandaag de dag steeds meer vooral verwacht wordt dat ze visionaire leiders, succesvolle managers, professionele organisators en inspirerende coaches zijn, in plaats van mensen die als primaire roeping hebben om met Gods woord om te gaan, ernaar te luisteren, woorden van God door te geven in de verkondiging en geestelijke leiders te zijn voor het spirituele leven van christenen.

Nouwen brengt het zo onder woorden:

Het is pijnlijk te ervaren dat de meeste christelijke voorgangers slecht gevormd blijken te zijn als hun gevraagd wordt geestelijke leider te zijn in de ware zin van het woord. De meesten van hen zijn gewend te denken in termen van grootschalige organisatie: het bij elkaar brengen van mensen in kerken, scholen en ziekenhuizen en het runnen van een show als een circusdirecteur. Ze zijn niet meer vertrouwd met de diepe en richtinggevende wenken van de Geest en zijn daar zelfs een beetje bang voor. Ik ben bang dat, als we een paar decennia verder zijn, de Kerk ervan beschuldigd zal worden te hebben gefaald in haar fundamenteelste taak: de mensen creatieve wegen te wijzen om de verbinding te onderhouden met de bron van het menselijk bestaan. (Pastoraat en spiritualiteit, blz. 8.)

Misschien is de situatie nog wel ernstiger dan Henri Nouwen schrijft en wordt er helemaal geen beschuldiging meer geuit zoals door hem verwoord, eenvoudig omdat die ‘fundamenteelste taak’ uit het blikveld is verdwenen.