ManagementAls ik in mijn agenda kijk naar de vele vergaderingen die daarin staan genoteerd, dan kan ik me soms niet aan de indruk onttrekken dat ik het gevaar loop om een soort kerkelijk manager te zijn.

Nu hoor je mij geen kwaad woord over management zeggen. Wat is het ongelooflijk belangrijk dat dingen in de kerk goed lopen, goed georganiseerd zijn. Gemeenteleden die daar hun tijd en liefde aangeven zijn goud waard! En als je als predikant niet goed kunt managen (je tijd niet, je agenda niet) dan heb je ook een fors probleem.

Maar het punt dat ik nu wil maken is dit: de roeping om het predikant  te zijn is geen roeping om kerkelijk manager te worden. Maar dat gebeurt dus maar zo. Zonder dat je er erg in hebt. Ik probeer dat even uit te leggen aan de hand van twee begrippen die ontleend zijn aan de organisatiekunde: primaire processen en secundaire processen. Primaire processen zijn in een organisatie die zaken die tot de corebusiness horen. In een ziekenhuis bijvoorbeeld noem je dat: de handen aan het bed. Secundaire processen hebben als doel de primaire processen te ondersteunen en goed te laten verlopen: organiseren, beleid maken, administreren, vergaderen enzovoort. En je voelt het al aankomen: die laatste opsomming lijkt verdacht veel op wat er in veel kerken gebeurt en op waaraan predikanten heel veel van hun tijd besteden.

Ik denk dat een van de belangrijkste valkuilen voor het predikantschap vandaag is dat predikanten ten onder gaan in het managen van een enorme hoeveelheid taken en het voldoen aan de meest uiteenlopende verwachtingen. Dit heeft als groot gevaar dat de predikant steeds verder wordt weggetrokken van wat de kern van zijn bediening is. Ik vat deze problematiek samen in de vraag ‘manager of mysticus?’ En ik geef graag even het woord aan Henri Nouwen die in ‘in de naam van Jezus’ daar zeer waardevolle dingen over zegt (toegespitst op pastoraat, maar het geldt breder) in het hoofdstuk met de titel ‘Van belangrijk zijn naar bidden’ (‘Pastoraat en spiritualiteit’, blz. 327-333):

“Terwijl onze maatschappij haakt naar efficiency en bestuursmacht, is het hart van miljoenen mensen in onze op succes gerichte wereld vol eenzaamheid, isolement, gebroken verhoudingen, een hunkering naar vriendschap en intimiteit, verveling, gevoelens van leegte en neerslachtigheid en een sterk besef van nutteloosheid.

Om een leven te leiden dat niet beheerst wordt door het verlangen belangrijk te zijn maar integendeel veilig verankerd is in de wetenschap van Gods eerste liefde, moeten we mystici zijn. Een mysticus is iemand wiens identiteit diep geworteld is in de eerste liefde van God.

De kernvraag is: zijn de voorgangers van de toekomst werkelijk mannen en vrouwen van God, mensen met een brandend verlangen om in Gods tegenwoordigheid te verkeren, naar Gods stem te luisteren, Gods schoonheid te zien, Gods mensgeworden Woord aan te raken en ten volle Gods oneindige goedheid te proeven? (…) Voor de toekomst van het pastoraat is het van vitaal belang om de mystieke kant van de theologie te herontdekken zodat elk gesproken woord, elke raad die gegeven wordt en elke strategie die ontwikkeld wordt, voortkomt uit een hart dat innerlijk verbonden is is met God.

Het is niet voldoende dat pastores mensen zijn die een goed gefundeerde mening hebben over de brandende vragen van onze tijd. Hun werk moet geworteld zijn in de permanente, intieme relatie met het mensgeworden Woord, Jezus, en daar moet de bron gevonden worden voor hun woorden, raad en hulp. Via de weg van het contemplatieve gebed moeten pastores steeds weer opnieuw leren luisteren naar de stem van de liefde en daar de wijsheid en de moed vinden om alle problemen aan te pakken waar ze mee te maken krijgen.”

Manager of mysticus? Dat is een belangrijke vraag. Het antwoord is ook niet zo moeilijk. Maar hoe leer je om dat antwoord ook in de praktijk te gaan (of te blijven) geven?

Eerder schreef ik ook over deze thematiek: